21 Wat de zuilen betreft, elke zuil was 18 el* hoog, en een meetlint van 12 el kon haar omspannen.+ De dikte van elke zuil was vier vingerbreedten* en ze was hol.
21 En wat de zuilen betreft, achttien el* was de hoogte van elke zuil,+ en een draad van twaalf el, die kon haar omspannen;+ en haar dikte was vier vingerbreedten,* ze was hol.