25 Ze mogen niet bij een dode in de buurt komen, anders worden ze onrein. Maar ze mogen zich wel verontreinigen voor hun vader, moeder, zoon, dochter, broer of ongetrouwde zus.+
25 En bij een dood* mens* dient hij niet te komen, zodat hij onrein zou worden, maar voor vader of voor moeder of voor zoon of voor dochter [of] voor broeder of voor een zuster die geen man* heeft toebehoord, mogen zij zich onrein maken.+