17 Hij kwam vlak bij de plek waar ik stond, maar ik schrok zo dat ik voorover op de grond viel. Hij zei tegen me: ‘Begrijp, mensenzoon, dat het visioen bestemd is voor de tijd van het einde.’+
17 Hij kwam daarom tot waar ik stond, maar toen hij kwam, werd ik zo door schrik bevangen dat ik op mijn aangezicht viel. Vervolgens zei hij tot mij: „Versta,+ o mensenzoon,*+ dat* het visioen voor de tijd van [het] einde is.”+