-
Aantekeningen Mattheüs — Hoofdstuk 10Nieuwewereldvertaling van de Bijbel (studie-uitgave)
-
-
de Kananeeër: Een aanduiding waarmee de apostel Simon wordt onderscheiden van de apostel Simon Petrus (Mr 3:18). De term betekent ‘zeloot’, ‘ijveraar’ en komt naar men denkt uit het Hebreeuws of het Aramees. Lukas noemde Simon ‘de ijverige’. Hij gebruikte het Griekse zelotes, dat ook ‘zeloot’, ‘ijveraar’ betekent (Lu 6:15; Han 1:13). Het is mogelijk dat Simon ooit lid was van de zeloten, een Joodse groepering die tegen de Romeinen was, maar het kan ook zijn dat hij deze aanduiding kreeg vanwege zijn ijver en enthousiasme.
Iskariot: Betekent mogelijk ‘man uit Kerioth’. Judas’ vader, Simon, wordt ook ‘Iskariot’ genoemd (Jo 6:71). Er wordt algemeen aangenomen dat dit betekent dat Simon en Judas uit de Judese stad Kerioth-Hezron kwamen (Joz 15:25). Als dat zo is, was Judas de enige Judeeër van de 12 apostelen. De rest kwam uit Galilea.
-