-
MattheüsIndex van Wachttoren-publikaties 1946-1985
-
-
16:16 w78 15/8 22; hs 104-5; sl 175; g71 22/1 23; w69 234, 371; g68 8/2 14; w66 502
-
-
Aantekeningen Mattheüs — Hoofdstuk 16Nieuwewereldvertaling van de Bijbel (studie-uitgave)
-
-
Simon Petrus: Zie aantekening bij Mt 10:2.
de Christus: Petrus noemt Jezus hier ‘de Christus’ (Grieks: ho Christos), een titel die overeenkomt met ‘de Messias’ (van het Hebreeuwse masjiach). Beide woorden betekenen ‘gezalfde’. In het Grieks wordt ‘Christus’ hier voorafgegaan door het bepaald lidwoord, blijkbaar om Jezus’ ambt als de Messias te beklemtonen. (Zie aantekeningen bij Mt 1:1 en 2:4.)
de levende God: Een uitdrukking die wordt gebruikt om te laten uitkomen dat Jehovah levend en actief is, in tegenstelling tot de levenloze goden van de heidenen (Han 14:15), zoals de goden die in de omgeving van Cesarea Filippi werden vereerd (Mt 16:13). Deze term komt ook voor in de Hebreeuwse Geschriften (De 5:26; Jer 10:10).
-