-
Aantekeningen Johannes — Hoofdstuk 7Nieuwewereldvertaling van de Bijbel (studie-uitgave)
-
-
De Schrift zegt: Jezus citeert hier kennelijk geen specifiek vers maar zinspeelt op teksten als Jes 44:3; 58:11 en Za 14:8. Ruim twee jaar eerder, toen Jezus het met de Samaritaanse vrouw over levend water had, focuste hij op de voordelen van het ontvangen van dat water (Jo 4:10, 14). Maar in dit vers wijst Jezus erop dat dit ‘levende water’ uit zijn volgelingen die in hem geloofden zou stromen als ze hun geloof met anderen zouden delen (Jo 7:37-39). De Griekse Geschriften staan vol bewijzen dat Jezus’ volgelingen na het ontvangen van de heilige geest met Pinksteren 33 ertoe werden aangezet levengevend water te delen met iedereen die wilde luisteren (Han 5:28; Kol 1:23).
zullen rivieren van levend water stromen: Misschien heeft Jezus hier gezinspeeld op een gewoonte tijdens het Loofhuttenfeest. Volgens het gebruik werd met een gouden kruik water uit het bassin van Siloam gehaald en bij het morgenoffer op het altaar gegoten, samen met wijn. (Zie aantekening bij Jo 7:2, Woordenlijst ‘Loofhuttenfeest’ en App. B15.) Dit gebruik wordt niet in de Hebreeuwse Geschriften vermeld maar is later toegevoegd. Volgens de meeste geleerden werd dit op zeven dagen van het feest gedaan maar niet op de achtste dag, die een plechtige vergadering was. Op de openingsdag van het feest, een sabbat, goot de priester water uit dat de dag ervoor vanuit het bassin van Siloam naar de tempel was gebracht. Op de dagen daarna ging de priester steeds naar het bassin van Siloam om een gouden kruik met water te vullen. Hij zorgde ervoor dat hij precies bij de tempel terug was als de priesters klaar waren om de stukken van het slachtoffer op het altaar te leggen. Wanneer hij via de Waterpoort bij het voorhof van de priesters arriveerde, werd zijn komst aangekondigd met drie trompetstoten. Vervolgens werd het water in een bekken gegoten vanwaaruit het naar de voet van het altaar stroomde. Gelijktijdig werd de wijn in een ander bekken gegoten. Daarna klonk er tempelmuziek en werden er hallelpsalmen (Ps 113-118) gezongen terwijl de aanbidders met hun palmtakken in de richting van het altaar zwaaiden. Deze ceremonie deed de vreugdevolle feestvierders misschien denken aan Jesaja’s profetische woorden: ‘Met vreugde zullen jullie water putten uit de bronnen van redding’ (Jes 12:3).
-