-
Aantekeningen Johannes — Hoofdstuk 12Nieuwewereldvertaling van de Bijbel (studie-uitgave)
-
-
Jehovah: In dit citaat uit Jes 53:1 komt Gods naam maar één keer voor in de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst, in de uitdrukking ‘de arm van Jehovah’. Maar Johannes citeert Jesaja’s profetie kennelijk uit de Septuaginta-vertaling, waar de Griekse tekst begint met de aanspreekvorm van het woord Kurios (Heer). (Zie Ro 10:16, waar Jes 53:1 ook wordt geciteerd.) Misschien hebben de vertalers Gods naam de eerste keer dat die voorkomt ingevoegd om de lezer duidelijk te maken dat de vragen van de profeet tot God gericht zijn. Zoals al eerder is gezegd, wordt Kurios in latere exemplaren van de Septuaginta vaak gebruikt als vervanging van het Tetragrammaton in de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst (zoals het geval is met het tweede Kurios in het citaat). Daarom wordt hier in de hoofdtekst Gods naam gebruikt. Een aantal vertalingen van de Griekse Geschriften in het Hebreeuws (in App. C4 J12-14, 16-18, 22, 23 genoemd) gebruikt Gods naam voor het eerste Kurios in Jo 12:38.
arm van Jehovah: In dit citaat uit Jes 53:1 komt Gods naam (weergegeven met vier Hebreeuwse medeklinkers, getranslitereerd als JHWH) één keer voor in de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst. (Zie aantekening bij het eerste Jehovah in dit vers en App. A5 en C.) Zowel het Hebreeuwse als het Griekse woord voor arm wordt in de Bijbel vaak figuurlijk gebruikt voor het vermogen om kracht of macht uit te oefenen. Via de tekenen en wonderen die Jezus deed, openbaarde Jehovah zijn ‘arm’ — zijn kracht en zijn vermogen om macht uit te oefenen.
-