2 “Ik ken je daden en je harde werk en volharding. Ik weet dat je slechte mensen niet tolereert en dat je hen die beweren dat ze apostelen zijn+ maar het niet zijn, op de proef hebt gesteld en hebt ontdekt dat ze leugenaars zijn.
2 ’Ik ken uw daden,+ en uw moeizame arbeid en volharding, en [ik weet] dat gij slechte mensen niet kunt verdragen, en dat gij hen die zeggen dat zij apostelen zijn+ maar het niet zijn, op de proef stelt+ en hen leugenaars hebt bevonden.