„Jehovah.” Hebr.: Jehwahʹ; LXXP. Oxy. VII.1007. Dit velijnblad uit de 3de eeuw G.T. gaf de goddelijke naam, „Jehovah”, in vs. 8 en 18 weer door de eerste letter, jōdh, die als een „Z” werd geschreven, te verdubbelen, met een horizontale lijn midden door beide letters getrokken. Zie App. 1C (6).