Voetnoot „Jozadak.” Hebr.: Jōza·dhaqʹ. In 1Kr 6:14, 15; Hag 1:1, 12, 14; Hag 2:2, 4; Za 6:11 wordt hij in M Jehō·za·dhaqʹ genoemd, dat eveneens vertaald is met „Jozadak”.