„Als Jah.” BHSvtn.(Hebr.): ki Jah; M(Hebr.): beJahʹ, „bij Jah”. Jah is de eerste helft van het Tetragrammaton, JHWH. Het komt in M 49 maal voor met een punt (mappik) in de tweede letter en eenmaal, in Hgl 8:6, zonder mappik. TLXXSyVg: „Jehovah.” Zie Ex 15:2 vtn., „Jah”; App. 1A.