Voetnoot
„Beëlzebub”, VgSyc,p,s; CDWSyhArm: „Beëlzeboul”; אB: „Beëzeboul”; betekent mogelijk „Heer der woning” of, indien het een woordspeling is op het niet-bijbelse Hebr. woord zeʹvel (mest; drek), „Heer van de mest (drek)”. Vgl. 2Kon 1:2 vtn., „Baäl-Zebub”.