Voetnoot
b De „afgrond” (Grieks: a·busʹsos; Hebreeuws: tehōmʹ) duidt zinnebeeldig op een plaats van inactiviteit. (Zie Openbaring 9:2.) In een letterlijke betekenis kan het echter ook betrekking hebben op de uitgestrekte zee. Het Hebreeuwse woord wordt vaak weergegeven met „waterdiepte” (Psalm 71:20; 106:9; Jona 2:5). „Het wilde beest dat uit de afgrond opstijgt”, kan derhalve vereenzelvigd worden met het ’wilde beest dat uit de zee opstijgt’. — Openbaring 11:7; 13:1.