Voetnoot
a Dat oudere personen hun denkvermogen actief kunnen houden, ondanks dat zij behoorlijk op leeftijd zijn gekomen, werd goed uiteengezet in het artikel „Het verstand komt met de jaren”, dat was samengevat uit The American Weekly en in The Reader’s Digest van januari 1959 (Het Beste van maart 1959) werd afgedrukt. Een groep van 127 personen die in 1919 als eerstejaars studenten een vergelijkende test hadden afgelegd met betrekking tot hun geestelijke vermogens, werd ruim dertig jaar later aan dezelfde test onderworpen. Het aantal behaalde punten in deze test was niet alleen hoger voor antwoorden op het gebied van algemene ontwikkeling en praktisch inzicht, maar ook voor die welke logisch en helder denken vereisten. Een andere groep personen was van kinds af aan betrokken geweest bij onderzoekingen naar wat er met begaafde kinderen gebeurt bij het ouder worden. Hun geestelijke vermogens waren tussen hun twintigste en vijftigste jaar steeds toegenomen, zonder enige tekenen dat deze vooruitgang met het toenemen der jaren zou afnemen. Personen met een middelmatige intelligentie bleven tot na hun zeventigste en tachtigste jaar steeds betere resultaten behalen. Een door de Michigan-universiteit ingesteld onderzoek wees uit dat het geheugen en het vermogen om te leren met het klimmen der jaren evenmin achteruitgaan als de algemene intelligentie. Er bestaat geen verschil in de mate waarin jonge en oude mensen of mensen van middelbare leeftijd zich bijzondere gebeurtenissen kunnen herinneren. En in een experiment waarbij men een uit losse woorden bestaande tekst moest lezen, waren de ouderen, hoewel ze meer tijd voor voorbereiding nodig hadden, accurater in het herinneren van de woorden. Een onderzoek aan het leraren-seminarie van de Columbia-universiteit wees uit dat mensen rond de zeventig even gemakkelijk Russisch en steno konden leren als hun jongere klasgenoten. De belangrijkste factor is dat men zijn denkvermogen in zijn jeugd moet oefenen en het bij het klimmen der jaren door gebruik actief moet houden. Deze aangelegenheid werd ook strikt fysiek door de jonge Deense arts Niels A. Lassen onderzocht, die door middel van proeven aantoonde dat er — in tegenstelling met andere fysieke functies die bij het ouder worden, achteruitgaan — bij de hersenen geen vermindering valt waar te nemen in de opname en het verbruik van zuurstof, en er met het toenemen der jaren derhalve geestelijke activiteit mogelijk is.