Voetnoot
a Leviticus 27:1-7 handelt over het loskopen van personen die (door middel van een gelofte) aan de tempel werden ’aangeboden’ om daar werkzaam te zijn. De losprijs varieerde naar gelang van de leeftijd. Die prijs daalde scherp bij zestig jaar, klaarblijkelijk omdat men vond dat iemand die zo oud was vast niet meer zo hard kon werken als iemand die jonger was. Voorts zegt The Encyclopædia Judaica: „Volgens de talmoed begint . . . de ouderdom bij zestig.”