Masoretische tekst
Met deze term wordt gedoeld op de tekst van de Hebreeuwse Geschriften (het Oude Testament) in een aantal Hebreeuwse manuscripten die zijn vervaardigd door Joodse geleerden en schrijvers. Deze mannen bewaarden de traditie om de Hebreeuwse tekst nauwkeurig over te schrijven en kwamen bekend te staan als de masoreten. (Het Hebreeuwse woord masōrah betekent ‘traditie’.) Deze handschriften werden vanaf de zesde eeuw vervaardigd. De masoretische tekst vormt de basis van veel moderne Bijbelvertalingen van de Hebreeuwse Geschriften.
De masoreten probeerden de Hebreeuwse tekst nauwkeurig over te brengen. Ze telden bijvoorbeeld het aantal woorden en zelfs het aantal letters om te voorkomen dat er fouten in de tekst kwamen. De oorspronkelijke Hebreeuwse tekst was alleen met medeklinkers geschreven, en de masoreten ontwikkelden een systeem van klinkertekens en accenten om de traditionele uitspraak te behouden. Ze maakten ook aantekeningen in de kantlijn en aan het eind van de manuscripten over bepaalde variaties die ze in de tekst tegenkwamen. Die aantekeningen zijn heel nuttig voor geleerden die onderzoeken hoe de Hebreeuwse tekst in de loop van de eeuwen is overgeleverd.
Van de ruim 6000 beschikbare handschriften van de Hebreeuwse Geschriften bevatten de meeste de masoretische tekst. Enkele van de oudste en meest gezaghebbende masoretische teksten zijn de Codex Cairensis (oorspronkelijk gedateerd op 895 n.Chr., maar recenter hebben onderzoekers de 11de eeuw als datering geopperd), de Codex van Aleppo (c. 930 n.Chr.) en de Codex Leningradensis (1008/1009 n.Chr.). (Zie CODEX VAN ALEPPO; CODEX LENINGRADENSIS.)
Wetenschappers hebben de masoretische tekst vergeleken met delen van de Dode Zeerollen die Bijbelpassages bevatten. Die boekrollen zijn zo’n duizend jaar ouder dan de masoretische tekst. Maar de wetenschappers hebben ontdekt dat de Hebreeuwse Geschriften door de eeuwen heen met opvallende nauwkeurigheid zijn overgeleverd. (Zie App. A3.)