HOOFDSTUK 15
Vechten voor vrijheid van aanbidding
1, 2. (a) Hoe kun je bewijzen dat je een burger van Gods Koninkrijk bent? (b) Waarom hebben Jehovah’s Getuigen soms moeten vechten voor godsdienstvrijheid?
BEN jij een burger van Gods Koninkrijk? Als Getuige van Jehovah ben je dat zeker! Hoe kun je dat bewijzen? Niet met een paspoort of een ander officieel document. Het bewijs zit hem in de manier waarop je Jehovah God aanbidt. Ware aanbidding gaat niet alleen om wat je gelooft, maar ook om wat je doet: de wetten van Gods Koninkrijk gehoorzamen. Voor ons allemaal geldt dat onze aanbidding elk aspect van ons leven beïnvloedt, ook de manier waarop we onze kinderen opvoeden en zelfs de manier waarop we met gezondheidskwesties omgaan.
2 Ons kostbare burgerschap en de vereisten ervan worden in deze wereld niet altijd gerespecteerd. Sommige regeringen hebben geprobeerd onze aanbidding te beperken of zelfs helemaal te verbieden. Soms hebben Christus’ onderdanen moeten vechten voor de vrijheid om naar de wetten van de Messiaanse Koning te leven. Is dat verrassend? Nee, want Jehovah’s volk heeft in Bijbelse tijden vaak moeten vechten voor de vrijheid om hem te aanbidden.
3. Waar moest Gods volk in de tijd van koningin Esther voor vechten?
3 Zo moest Gods volk in de tijd van koningin Esther zelfs vechten voor hun bestaan. De slechte eerste minister Haman had de Perzische koning Ahasveros namelijk ingefluisterd alle Joden in het rijk te doden omdat „hun wetten verschillen van die van elk ander volk” (Esth. 3:8, 9, 13). Liet Jehovah zijn aanbidders aan hun lot over? Nee, hij zegende de pogingen van Esther en Mordechai toen ze er bij de Perzische koning voor pleitten Gods volk te beschermen (Esth. 9:20-22).
4. Wat gaan we in dit hoofdstuk bespreken?
4 Hoe zit het in deze tijd? Zoals we in het vorige hoofdstuk zagen, hebben regeringen Jehovah’s Getuigen soms tegengewerkt. In dit hoofdstuk gaan we een paar manieren bespreken waarop ze hebben geprobeerd onze aanbidding te beperken. We richten ons op drie terreinen: (1) ons bestaansrecht als organisatie en het recht om God te aanbidden zoals we willen, (2) de vrijheid om medische zorg te kiezen die in overeenstemming is met Bijbelse principes en (3) het recht van ouders om hun kinderen naar Jehovah’s normen op te voeden. Op elk terrein zullen we zien hoe loyale burgers van het Messiaanse Koninkrijk dapper hebben gestreden om hun kostbare burgerschap te beschermen, en hoe hun inspanningen gezegend zijn.
De strijd voor wettelijke erkenning en fundamentele vrijheden
5. Wat is voor ware christenen het voordeel van wettelijke erkenning?
5 Hebben we wettelijke erkenning van regeringen nodig om Jehovah te aanbidden? Nee, maar het wordt dan wel makkelijker om bijvoorbeeld in vrijheid in onze eigen Koninkrijkszalen en congreshallen samen te komen, om Bijbelse lectuur te drukken en te importeren, en om het goede nieuws openlijk en zonder belemmering met anderen te delen. In veel landen zijn Jehovah’s Getuigen wettelijk erkend en hebben ze dezelfde vrijheden als aanhangers van andere wettelijk erkende religies. Maar wat hebben we gedaan als regeringen geen wettelijke erkenning wilden verlenen of probeerden onze fundamentele vrijheden te beperken?
6. Met welke uitdaging kregen Jehovah’s Getuigen in Australië begin jaren veertig te maken?
6 Australië. In het begin van de jaren veertig vond de gouverneur-generaal van Australië dat onze overtuigingen „nadelig” waren voor de oorlogsinspanningen. Er kwam een verbod. De Getuigen konden niet meer openlijk vergaderen of prediken, het werk op Bethel werd stilgelegd en Koninkrijkszalen werden in beslag genomen. Alleen al het bezitten van onze Bijbelse lectuur was verboden. Nadat onze broeders en zusters een paar jaar ondergronds hadden gewerkt, veranderde de situatie. Op 14 juni 1943 hief het Hooggerechtshof het verbod op.
7, 8. Beschrijf hoe onze broeders in Rusland door de jaren heen voor vrijheid van aanbidding hebben gevochten.
7 Rusland. Jarenlang hebben Jehovah’s Getuigen onder het communistische verbod geleefd, tot ze uiteindelijk in 1991 geregistreerd werden. Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie kregen we in 1992 wettelijke erkenning in de Russische Federatie. Maar sommige tegenstanders, vooral mensen die verbonden waren met de Russisch-orthodoxe kerk, waren niet bepaald blij met onze snelle toename. Tussen 1995 en 1998 werd er vijf keer een strafrechtelijke aanklacht tegen Jehovah’s Getuigen ingediend. Elke keer vond de aanklager geen bewijzen voor strafbare feiten. Maar de tegenstanders hielden vol en brachten in 1998 een civiele procedure op gang. In eerste instantie wonnen de Getuigen, maar de tegenstanders gingen tegen de uitspraak in beroep. In mei 2001 verloren de Getuigen die zaak. In oktober van dat jaar begon een nieuw proces, en dat leidde in 2004 tot de ontbinding van de rechtspersoon van de Getuigen in Moskou en tot een verbod op de activiteiten ervan.
8 Dit leidde tot een golf van vervolging. (Lees 2 Timotheüs 3:12.) De Getuigen werden getreiterd en aangevallen. Onze lectuur werd in beslag genomen en er kwamen strikte beperkingen voor het huren of bouwen van plaatsen van aanbidding. Stel je eens voor hoe onze broeders en zusters zich gevoeld moeten hebben! In 2001 hadden de Getuigen een beroep gedaan op het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en in 2004 leverden ze aanvullende informatie aan. In 2010 kwam het EHRM tot een uitspraak. Het Hof zag duidelijk dat religieuze onverdraagzaamheid de reden was voor het Russische verbod op de Getuigen en bepaalde dat er geen reden was om de uitspraken van de lagere rechters te handhaven, omdat de beschuldigingen tegen de Getuigen ongegrond waren. Het Hof merkte verder op dat het verbod bedoeld was om de Getuigen hun wettelijke rechten te ontnemen. De uitspraak erkende het recht van de Getuigen op vrijheid van religie. Hoewel verschillende Russische autoriteiten zich niet aan de uitspraak van het EHRM houden, heeft Gods volk in Rusland veel moed geput uit zulke overwinningen.
9-11. Hoe heeft Jehovah’s volk in Griekenland gestreden voor de vrijheid om voor aanbidding samen te komen, en wat zijn de resultaten geweest?
9 Griekenland. In 1983 huurde Titos Manoussakis een kamer in Herákleion (Kreta) om er met een kleine groep Getuigen voor aanbidding samen te komen (Hebr. 10:24, 25). Maar al gauw diende een orthodoxe priester een klacht in bij de politie. Hij had er bezwaar tegen dat de Getuigen de kamer voor aanbidding gebruikten. Waarom? Alleen maar omdat de overtuigingen van de Getuigen anders zijn dan die van de orthodoxe kerk! De autoriteiten begonnen een strafrechtelijke procedure tegen Titos Manoussakis en drie andere plaatselijke Getuigen. Ze kregen een boete en twee maanden gevangenisstraf. Als loyale burgers van Gods Koninkrijk bezagen de Getuigen het vonnis als een schending van hun vrijheid van aanbidding. Daarom gingen ze bij de Griekse rechtbanken in hoger beroep tot ze uiteindelijk bij het EHRM kwamen.
10 Uiteindelijk bracht het EHRM de vijanden van ware aanbidding in 1996 een zware slag toe. Het Hof merkte op dat „Jehovah’s Getuigen voldoen aan de definitie van ’bekende religie’ in de Griekse wet” en dat de uitspraken van de lagere rechtbanken „rechtstreeks van invloed waren op de godsdienstvrijheid van de gedaagden”. Verder vond het Hof dat het niet aan de Griekse regering was „om te bepalen of godsdienstige overtuigingen of de middelen die gebruikt worden om die overtuigingen te belijden, wettig zijn”. De vonnissen tegen de Getuigen werden vernietigd en hun vrijheid van aanbidding werd bekrachtigd!
11 Waren na die overwinning de problemen in Griekenland voorbij? Jammer genoeg niet. In 2012 kwam er in een vergelijkbare zaak in Kassandria een eind aan een juridische strijd van bijna twaalf jaar. In dit geval was de tegenstand van een orthodoxe bisschop afkomstig. De Raad van State, de hoogste bestuursrechter van Griekenland, oordeelde in het voordeel van Gods volk. De uitspraak citeerde het Griekse grondwettelijke recht op vrijheid van godsdienst en weerlegde de vaak herhaalde aanklacht dat Jehovah’s Getuigen geen bekende religie zijn. Het Hof merkte op: „De leringen van ’Jehovah’s Getuigen’ zijn niet verborgen, en dus belijden ze een bekende religie.” De leden van de kleine gemeente in Kassandria zijn blij dat ze nu in hun eigen Koninkrijkszaal vergaderingen kunnen houden.
12, 13. Hoe hebben tegenstanders in Frankrijk geprobeerd om „op gezag der verordening” problemen te veroorzaken, en wat is het resultaat geweest?
12 Frankrijk. Sommige tegenstanders van Gods volk hebben de tactiek gebruikt om „op gezag der verordening” problemen te veroorzaken. (Lees Psalm 94:20.) Zo begon de belastingdienst in Frankrijk in het midden van de jaren negentig met een controle van de Association Les Témoins de Jéhovah (ATJ), een van de rechtspersonen van Jehovah’s Getuigen in Frankrijk. Het eigenlijke doel van de controle kwam aan het licht toen de minister van begroting zei: „De controle kan leiden tot liquidatie of strafvervolging (...) wat waarschijnlijk het werk van de vereniging zal destabiliseren of hen zal dwingen te stoppen met hun activiteiten in ons gebied.” Hoewel de controle geen ongeregeldheden aan het licht bracht, legde de belastingdienst ATJ een enorme belasting op. Deze tactiek zou de broeders geen andere keus laten dan het bijkantoor te sluiten en de gebouwen te verkopen om de belasting te kunnen betalen. Het was een zware slag, maar Gods volk gaf het niet op. De Getuigen gingen meteen in beroep tegen deze onrechtvaardige behandeling, en in 2005 brachten ze hun zaak uiteindelijk voor het EHRM.
13 Op 30 juni 2011 kwam het Hof met een uitspraak. Het redeneerde dat het recht op godsdienstvrijheid moet voorkomen dat de staat, behalve als het om extreme gevallen gaat, de legitimiteit gaat beoordelen van godsdienstige overtuigingen en de manier waarop ze beleden worden. Daarnaast zei het Hof: „De heffing (...) had tot gevolg dat de essentiële middelen van de vereniging werden afgesneden, waardoor die niet meer in staat was de aanhangers de vrije uitoefening van hun aanbidding in haar praktische aspecten te garanderen.” Het Hof oordeelde unaniem ten gunste van Jehovah’s Getuigen. Wat was Jehovah’s volk blij toen de Franse regering uiteindelijk de geheven belasting met rente teruggaf en in overeenstemming met het bevel van het Hof het pandrecht op het bijkantoor ophief!
Bid geregeld voor je geestelijke broers en zussen die op dit moment wettelijk onrecht moeten doorstaan
14. Hoe kun je meewerken aan de strijd voor vrijheid van aanbidding?
14 Net als Esther en Mordechai vecht Jehovah’s volk in deze tijd voor de vrijheid om hem te aanbidden op de manier die hij geboden heeft (Esth. 4:13-16). Kun jij daaraan meewerken? Ja, want je kunt geregeld bidden voor je geestelijke broers en zussen die op dit moment wettelijk onrecht moeten doorstaan. Zulke gebeden kunnen een enorme hulp zijn voor broeders en zusters die veel moeten verduren en vervolgd worden. (Lees Jakobus 5:16.) Uit onze juridische overwinningen blijkt dat Jehovah zulke gebeden verhoort (Hebr. 13:18, 19).
De vrijheid om medische zorg te kiezen in overeenstemming met onze overtuiging
15. Welke factoren nemen Gods aanbidders in aanmerking als het om het gebruik van bloed gaat?
15 Zoals we in hoofdstuk 11 zagen, hebben burgers van Gods Koninkrijk de duidelijke Bijbelse richtlijn gekregen om bloed niet te misbruiken, wat in deze tijd vaak gebeurt (Gen. 9:5, 6; Lev. 17:11; lees Handelingen 15:28, 29). We accepteren daarom geen bloedtransfusies. Maar we willen wel de best mogelijke medische zorg voor onszelf en onze dierbaren, als een behandeling maar niet tegen Gods wetten ingaat. In veel landen hebben de hoogste rechters erkend dat mensen het recht hebben om op grond van hun geweten en religieuze overtuiging een medische behandeling te kiezen of te weigeren. Maar in sommige landen zijn Gods aanbidders op dit terrein met overweldigende uitdagingen geconfronteerd. Laten we eens naar een paar voorbeelden kijken.
16, 17. Wat maakte een zuster in Japan mee, en hoe werden haar gebeden verhoord?
16 Japan. Misae Takeda, een 63-jarige huisvrouw, moest een zware operatie ondergaan. Als loyale burger van Gods Koninkrijk maakte ze haar arts duidelijk dat ze een bloedvrije behandeling wilde. Het was voor haar een grote schok toen ze er maanden later achter kwam dat ze tijdens de operatie bloedtransfusie had gekregen. Ze voelde zich aangerand en bedrogen, en ze spande in juni 1993 een rechtszaak aan tegen de artsen en het ziekenhuis. Deze bescheiden, timide vrouw had een onwankelbaar geloof. Ze gaf moedig getuigenis in een volle rechtszaal en zat ondanks haar afnemende krachten meer dan een uur in de getuigenbank. De laatste keer dat ze voor de rechter verscheen, was maar een maand voordat ze overleed. Wat een moed en geloof! Zuster Takeda zei dat ze Jehovah constant vroeg haar strijd te zegenen. Ze was ervan overtuigd dat haar gebeden verhoord zouden worden. Gebeurde dat ook?
17 Drie jaar na het overlijden van zuster Takeda besliste het Hooggerechtshof van Japan in haar voordeel. Het bevestigde dat het verkeerd was om haar tegen haar uitdrukkelijke wens bloedtransfusie te geven. In de uitspraak van 29 februari 2000 werd gezegd dat „het recht om te beslissen” in zulke gevallen „als een persoonlijk recht gerespecteerd moet worden”. Zuster Takeda had vastbesloten gevochten voor haar vrijheid om een medische behandeling te kiezen in overeenstemming met haar door de Bijbel gevormde geweten. Hierdoor hoeven Getuigen in Japan niet meer bang te zijn dat ze tijdens een medische behandeling tegen hun wil een bloedtransfusie krijgen.
18-20. (a) Hoe werd in Argentinië het recht erkend om bloedtransfusie te weigeren via een medisch document? (b) Hoe kunnen we laten zien dat we onderworpen zijn aan Christus’ leiderschap?
18 Argentinië. Hoe kan een burger van het Koninkrijk zich voorbereiden op een situatie waarin een medische beslissing genomen moet worden terwijl hij buiten bewustzijn is? We kunnen een juridisch document bij ons dragen dat onze wensen duidelijk maakt. Dat is wat Pablo Albarracini deed. In mei 2012 liep hij tijdens een beroving meerdere schotwonden op. Hij werd buiten bewustzijn in het ziekenhuis opgenomen en kon dus niet zijn standpunt over bloedtransfusie uitleggen. Maar hij had een correct ingevuld medisch document bij zich dat hij ruim vier jaar eerder had ondertekend. Hoewel zijn toestand ernstig was en sommige artsen van mening waren dat bloedtransfusie zijn leven zou redden, was de medische staf bereid zijn wensen te respecteren. Maar Pablo’s vader, die geen Getuige was, verkreeg een gerechtelijk bevel waarmee de wensen van zijn zoon genegeerd mochten worden.
19 De advocaat van Pablo’s vrouw tekende direct beroep aan. Binnen een paar uur vernietigde de appèlrechter het bevel van de lagere rechtbank. Het oordeelde dat de wensen van de patiënt, zoals te kennen gegeven in het medische document, gerespecteerd moesten worden. De vader van Pablo ging in beroep bij het Argentijnse Hooggerechtshof. Maar het Hooggerechtshof kon in verband met Pablo’s medische document „geen redenen vinden om eraan te twijfelen dat hij het bij zijn volle verstand, weloverwogen en in vrijheid opgesteld had”. Het Hooggerechtshof zei: „Elke wilsbekwame volwassene kan een geneeskundige wilsverklaring opstellen en mag medische behandelingen aanvaarden of weigeren (...) Deze wilsverklaring moet door de behandelend arts geaccepteerd worden.”
20 Broeder Albarracini is sindsdien volledig hersteld. Hij en zijn vrouw zijn blij dat hij een medisch document had opgesteld. Door die eenvoudige maar belangrijke stap heeft hij laten zien dat hij onderworpen is aan Christus, de Koning van Gods Koninkrijk. Hebben jij en je gezin die stappen ook gedaan?
21-24. (a) Hoe kwam het Hooggerechtshof van Canada tot een bijzondere beslissing over minderjarigen en het gebruik van bloed? (b) Waarom is deze zaak aanmoedigend voor jonge aanbidders van Jehovah?
21 Canada. Over het algemeen erkennen rechters het recht van ouders om de beste medische zorg voor hun kinderen te kiezen. Soms hebben ze zelfs geoordeeld dat mondige minderjarigen in medische beslissingen gekend moeten worden. Dat was ook zo in het geval van April Cadoreth. Toen April veertien was, werd ze in het ziekenhuis opgenomen met ernstige inwendige bloedingen. Een paar maanden eerder had ze een Vooraf opgestelde medische richtlijn ingevuld, waarop ze de instructie had geschreven dat haar zelfs in een noodgeval geen bloedtransfusie gegeven mocht worden. De behandelend arts negeerde haar uitdrukkelijke wens en verkreeg een gerechtelijk bevel om haar bloed te kunnen geven. Ze kreeg tegen haar wens drie eenheden concentraat van rode bloedcellen toegediend. April vergeleek de ervaring later met verkrachting.
22 April en haar ouders stapten naar de rechter. Na twee jaar kwam de zaak voor het Hooggerechtshof. Technisch gezien verloor April haar grondwettelijke zaak, maar het Hooggerechtshof bepaalde dat ze de proceskosten niet hoefde te betalen en deed uitspraak ten gunste van haar en andere mondige minderjarigen die hun recht willen uitoefenen om zelf te bepalen welke medische behandelingen ze krijgen. Het Hooggerechtshof merkte op: „In de context van medische zorg moeten jonge mensen van onder de zestien de mogelijkheid krijgen om te laten zien dat hun mening over een specifieke medische beslissing een toereikende mate van onafhankelijk denken en volwassenheid weerspiegelt.”
23 Deze zaak is belangrijk omdat het Hooggerechtshof zich uitsprak over de grondwettelijke rechten van mondige minderjarigen. Vóór de uitspraak kon een Canadese rechtbank toestemming geven voor een geneeskundige behandeling van een kind onder de zestien als de rechtbank oordeelde dat die behandeling in het belang van het kind was. Maar sinds deze uitspraak kan een rechter geen enkele behandeling goedkeuren die tegen de wil van de minderjarige ingaat als hij niet eerst de kans heeft gekregen te bewijzen dat hij volwassen genoeg is om zijn eigen beslissingen te nemen.
„Dat ik een steentje heb bijgedragen aan de inspanningen om Gods naam te verhogen en te bewijzen dat Satan een leugenaar is, maakt me echt gelukkig”
24 Was die strijd van drie jaar de moeite waard? Volgens April wel. Inmiddels pioniert ze en heeft ze een goede gezondheid. Ze vertelt: „Dat ik een steentje heb bijgedragen aan de inspanningen om Gods naam te verhogen en te bewijzen dat Satan een leugenaar is, maakt me echt gelukkig.” De ervaring van April laat zien dat onze jongeren een moedig standpunt kunnen innemen en zo kunnen bewijzen dat ze echte burgers van Gods Koninkrijk zijn (Matth. 21:16).
De vrijheid om kinderen op te voeden naar Jehovah’s normen
25, 26. Welke situatie ontstaat soms na een scheiding?
25 Jehovah heeft ouders de verantwoordelijkheid gegeven om hun kinderen naar zijn normen op te voeden (Deut. 6:6-8; Ef. 6:4). Dat is geen makkelijke taak, maar soms wordt het nog veel moeilijker als ouders gaan scheiden. Ze hebben misschien verschillende meningen over de opvoeding. Een Getuigenouder vindt bijvoorbeeld dat een kind naar christelijke normen opgevoed moet worden, terwijl een niet-Getuige het daar misschien niet mee eens is. Natuurlijk moet de Getuigenouder respectvol erkennen dat een scheiding wel een eind maakt aan de huwelijksband maar niet aan het gedeelde ouderschap.
26 De ouder die geen Getuige is, stapt misschien naar de rechter om de kinderen toegewezen te krijgen zodat hij of zij de controle heeft over de religieuze opvoeding. Sommigen beweren dat het slecht is voor een kind om als een van Jehovah’s Getuigen te worden opgevoed. Ze voeren misschien aan dat de kinderen de feestdagen mislopen, geen verjaardagen vieren en in een medisch noodgeval geen ’levensreddende’ bloedtransfusie krijgen. Gelukkig kijken de meeste rechters naar wat in het belang is van het kind in plaats van te beoordelen of ze de religie van één ouder schadelijk vinden. Laten we eens een paar voorbeelden bekijken.
27, 28. Hoe reageerde het Hooggerechtshof van Ohio op de aanklacht dat het slecht is voor een kind om als Getuige opgevoed te worden?
27 Verenigde Staten. In 1992 behandelde het Hooggerechtshof van Ohio een zaak waarin een vader die geen Getuige was, beweerde dat het slecht zou zijn voor zijn zoontje, Bobby, om als een van Jehovah’s Getuigen opgevoed te worden. De lagere rechter was het daarmee eens en wees de jongen aan de vader toe. De moeder, Jennifer Pater, kreeg bezoekrecht maar mocht „het kind op geen enkele manier opvoeden in of blootstellen aan de leer van Jehovah’s Getuigen”. Dit ruim geformuleerde vonnis kon zo uitgelegd worden dat zuster Pater zelfs niet met Bobby over de Bijbel of de Bijbelse moraal mocht praten! Kun je je voorstellen hoe ze zich gevoeld moet hebben? Ze was er kapot van, maar ze vertelt dat ze leerde geduldig op Jehovah te wachten. Ze zegt: „Jehovah was er altijd voor me.” Haar advocaat, bijgestaan door Jehovah’s organisatie, tekende beroep aan bij het Hooggerechtshof.
28 Het Hooggerechtshof was het niet eens met de beslissing van de lagere rechter en zei dat „ouders het fundamentele recht hebben hun kinderen dingen bij te brengen, inclusief hun morele en godsdienstige waarden”. Het merkte op dat de rechter het ouderlijk gezag niet mocht beperken op basis van godsdienst, tenzij aangetoond kon worden dat de godsdienstige waarden van Jehovah’s Getuigen een nadelig effect hebben op het fysieke en mentale welzijn van het kind. Het Hooggerechtshof achtte het laatste niet bewezen.
29-31. Waarom verloor een zuster in Denemarken het ouderlijk gezag over haar dochter, en wat was de uitspraak van het Hooggerechtshof?
29 Denemarken. Anita Hansen kwam in een vergelijkbare situatie terecht toen haar ex naar de rechter ging om Amanda (7) toegewezen te krijgen. Hoewel de arrondissementsrechtbank Amanda in 2000 aan haar moeder toewees, ging haar vader in beroep. Het hof vernietigde het vonnis en gaf hem het ouderlijk gezag. Het redeneerde dat de ouders een tegenstrijdige levensopvatting hadden door hun geloofsovertuiging en dat de vader beter in staat zou zijn hiermee om te gaan. In feite verloor zuster Hansen dus het ouderlijk gezag omdat ze een van Jehovah’s Getuigen was!
30 In die zware tijd was zuster Hansen soms zo radeloos dat ze niet wist waar ze om moest bidden. „Maar”, zegt ze, „de gedachten uit Romeinen 8:26 en 27 waren een enorme troost. Ik heb altijd gevoeld dat Jehovah begreep wat ik bedoelde. Hij hield me in het oog en was er altijd voor me.” (Lees Psalm 32:8; Jesaja 41:10.)
31 Zuster Hansen bracht de zaak voor het Hooggerechtshof. Het oordeelde: „Naar wie het ouderlijk gezag gaat, moet besloten worden op basis van een concrete beoordeling van wat in het belang van het kind is.” Verder vond het Hooggerechtshof dat een beslissing over het ouderlijk gezag gebaseerd moest zijn op de manier waarop elke ouder met conflicten omgaat, niet op de „leringen en opvattingen” van Jehovah’s Getuigen. Tot grote opluchting van zuster Hansen erkende het Hooggerechtshof haar geschiktheid als ouder en werd Amanda weer aan haar toegewezen.
32. Hoe heeft het EHRM Getuigenouders beschermd tegen discriminatie?
32 Verschillende landen in Europa. Soms gingen juridische vraagstukken over ouderlijk gezag verder dan de hoogste rechtbank van een land. Het EHRM heeft zich ook over deze kwestie gebogen. In twee gevallen erkende het EHRM dat lagere rechters alleen maar op basis van godsdienst Getuigenouders anders hadden behandeld dan niet-Getuigen. Het noemde dit discriminatie en vond „een onderscheid dat in essentie gebaseerd is op louter een verschil in religie niet acceptabel”. Een Getuigenmoeder voor wie de beslissing van het EHRM gunstig uitviel, was opgelucht en zei: „Het deed enorm veel pijn dat ik ervan beschuldigd werd mijn kinderen kwaad te hebben gedaan, terwijl ik ze alleen maar probeerde te geven wat volgens mij het beste voor ze was: een christelijke opvoeding.”
33. Hoe kunnen Getuigenouders het principe uit Filippenzen 4:5 toepassen?
33 Natuurlijk zullen Getuigenouders proberen redelijk te zijn als hun recht wordt aangevochten om hun kinderen Bijbelse normen bij te brengen. (Lees Filippenzen 4:5.) Net zoals ze zelf blij zijn met het recht hun kinderen op Gods manier op te voeden, zo erkennen ze dat de ouder die geen Getuige is ook deelt in het ouderschap, als hij of zij dat verkiest. Hoe serieus nemen Getuigenouders de verantwoordelijkheid om kinderen op te voeden?
34. Wat kunnen christelijke ouders leren van het voorbeeld van de Joden in Nehemia’s tijd?
34 We kunnen veel leren van een voorbeeld uit Nehemia’s tijd. De Joden hebben hard gewerkt om de muren van Jeruzalem te herstellen. Ze wisten dat ze daarmee zichzelf en hun gezinnen tegen de vijandige buurvolken beschermden. Daarom drong Nehemia er bij ze op aan: „Strijdt voor uw broeders, uw zonen en uw dochters, uw vrouwen en uw huizen” (Neh. 4:14). Die Joden hadden alles over voor dat gevecht. Hetzelfde geldt voor Getuigenouders in deze tijd. Ze werken hard om hun kinderen in de waarheid op te voeden. Ze weten dat hun kinderen op school en in de buurt overspoeld worden met slechte invloeden. Zulke invloeden kunnen via de media zelfs het huis binnensluipen. Ouders, vergeet nooit dat het alle moeite waard is om te vechten voor je kinderen en ze een veilige omgeving te bieden waarin het geestelijk goed met ze zal gaan.
Vertrouw erop dat Jehovah de ware aanbidding steunt
35, 36. Wat zijn de voordelen geweest van onze juridische gevechten, en wat is je vaste besluit?
35 Jehovah heeft de strijd van zijn organisatie voor vrijheid van aanbidding absoluut gezegend. Dankzij zulke juridische gevechten heeft Gods volk vaak een krachtig getuigenis kunnen geven in de rechtszaal en aan het grote publiek (Rom. 1:8). Een bijkomend voordeel van de vele juridische overwinningen is dat ze de burgerrechten van veel niet-Getuigen hebben bekrachtigd. Maar als aanbidders van God zijn we geen maatschappelijk hervormers; we zijn er ook niet op uit ons gelijk te halen. We hebben de gang naar de rechtszaal vooral gemaakt om de zuivere aanbidding te verdedigen en te bevorderen. (Lees Filippenzen 1:7.)
36 Houd altijd het voorbeeld van geloof voor ogen van degenen die hebben gevochten voor de vrijheid om Jehovah te aanbidden! Ook wij kunnen loyaal blijven, in het vertrouwen dat Jehovah ons werk steunt en ons de kracht blijft geven om zijn wil te doen (Jes. 54:17).