VRAAG 4
Stamt al het leven af van één gemeenschappelijke voorouder?
Darwin dacht dat al het leven op één gemeenschappelijke voorouder terug te voeren was. Hij had het idee dat de geschiedenis van het leven op aarde te vergelijken was met een grote boom. Later waren er anderen die geloofden dat de stam van deze ‘levensboom’ begon met de eerste eenvoudige cellen. Vanuit de stam ontstonden nieuwe soorten die zich vertakten in families van planten en dieren, en zich vervolgens weer vertakten in alle soorten binnen de families van planten en dieren die nu leven. Is dat echt zo gegaan?
Wat zeggen veel wetenschappers? Vaak wekken wetenschappers de indruk dat de gevonden fossielen de theorie van één gemeenschappelijke oorsprong ondersteunen. En omdat alle levende wezens dezelfde ‘computertaal’ (DNA) gebruiken, zeggen wetenschappers dat al het leven uit één gemeenschappelijke voorouder moet zijn geëvolueerd.
Wat zegt de Bijbel? In het Bijbelboek Genesis staat dat planten, zeedieren, landdieren en vogels ‘naar hun soort’ werden gemaakt (Genesis 1:11, 12, 20-25). Deze omschrijving laat ruimte voor variatie binnen een ‘soort’, maar geeft aan dat er tussen die soorten afgebakende grenzen zijn. Door het scheppingsverhaal in de Bijbel zouden we verwachten dat er in het fossielenarchief plotseling volledig gevormde nieuwe levensvormen zouden verschijnen.
Wat zeggen de bewijzen? Ondersteunen de bewijzen de beschrijving die de Bijbel van de gebeurtenissen geeft of had Darwin gelijk? Wat blijkt uit de ontdekkingen van de afgelopen 150 jaar?
DARWINS BOOM OMGEHAKT
De afgelopen jaren hebben wetenschappers de genetische codes van tientallen eencellige organismen en van planten en dieren met elkaar kunnen vergelijken. Ze gingen ervan uit dat dit onderzoek de vertakkingen in Darwins ‘levensboom’ zou bevestigen. Maar dat bleek niet zo te zijn.
Wat heeft het onderzoek laten zien? In 1999 schreef de bioloog Malcolm Gordon: ‘Het leven lijkt veel oorsprongen te hebben. De basis van de universele levensboom schijnt niet een enkele wortel te zijn geweest.’ Zijn er bewijzen dat de belangrijkste soorten levensvormen allemaal tot één boomstam zijn terug te voeren, zoals Darwin geloofde? Gordon vervolgt: ‘De traditionele versie van de theorie van een gemeenschappelijke afstamming is blijkbaar niet van toepassing op de rijken zoals die momenteel erkend worden. Waarschijnlijk is die niet van toepassing op veel, zo niet alle, stammen en mogelijk ook niet op veel klassen binnen de stammen.’29a
Ook recenter onderzoek spreekt Darwins theorie van een gemeenschappelijke voorouder tegen. In 2009 werd in het tijdschrift New Scientist een uitspraak van de evolutiewetenschapper Eric Bapteste aangehaald: ‘We hebben totaal geen bewijs dat de levensboom reëel is.’30 In hetzelfde artikel werd ook de evolutiebioloog Michael Rose geciteerd: ‘We weten allemaal dat de levensboom op een elegante manier afgedankt wordt. Wat minder wordt geaccepteerd, is dat onze fundamentele kijk op de biologie compleet moet veranderen.’31b
HOE ZIT HET MET DE FOSSIELEN?
Veel wetenschappers wijzen op de gevonden fossielen om het idee te ondersteunen dat het leven een gemeenschappelijke oorsprong heeft. Ze voeren bijvoorbeeld aan dat fossielen het idee bevestigen dat vissen in amfibieën zijn veranderd en reptielen in zoogdieren. Maar wat laten de fossielen echt zien?
David Raup, een evolutionair paleontoloog, zegt: ‘Er wordt geen geleidelijke ontwikkeling van het leven aangetroffen, maar de geologen uit Darwins tijd en van nu vinden juist een heel ongelijk of onregelmatig archief; soorten verschijnen heel plotseling in de reeks, geven tijdens hun bestaan weinig of geen verandering te zien en verdwijnen dan abrupt uit het archief.’32
De realiteit is dat de overgrote meerderheid van de fossielen laat zien dat levensvormen in de loop van zeer lange periodes gelijk zijn gebleven. De bewijzen laten niet zien dat ze van de ene levensvorm in de andere veranderen. Unieke lichaamstypen verschijnen plotseling. Nieuwe kenmerken verschijnen plotseling. Vleermuizen bijvoorbeeld die gebruikmaken van sonar en echolocatie verschijnen zonder duidelijke link met een primitievere voorloper.
Het is zelfs zo dat meer dan de helft van alle diergroepen in een relatief korte periode lijkt te zijn verschenen. Omdat zo veel nieuwe en afzonderlijke levensvormen zo plotseling in het fossielenarchief verschijnen, noemen paleontologen deze periode ‘de cambrische explosie’. Wanneer was het cambrium?
Als we ervan uitgaan dat de schattingen van wetenschappers kloppen, zou je de geschiedenis van de aarde kunnen weergeven als een tijdbalk die zich over de lengte van een voetbalveld uitstrekt (1). Dan zou je ongeveer zeven achtste van het veld moeten afleggen voordat je bij de periode zou komen die door paleontologen het cambrium wordt genoemd (2). In een klein deel van die periode verschijnen de belangrijkste diergroepen in het fossielenarchief. Hoe plotseling verschijnen ze? Als je over het voetbalveld loopt, verschijnen al die verschillende dieren in een stukje dat kleiner is dan één stap!
Omdat al die verschillende levensvormen vrij plotseling verschenen zijn, hebben sommige evolutionaire onderzoekers vraagtekens gezet bij de traditionele versie van Darwins theorie. De evolutionair bioloog Stuart Newman zei in 2008 in een interview dat er een nieuwe evolutietheorie nodig was om de plotselinge verschijning van nieuwe levensvormen te verklaren. Hij zei: ‘Het darwinistische mechanisme dat gebruikt wordt om alle evolutionaire veranderingen te verklaren, zal naar mijn mening gedegradeerd worden tot slechts een van de vele methoden — en misschien niet eens de belangrijkste als het erom gaat macro-evolutie te begrijpen, de evolutie van belangrijke overgangen in lichaamstype.’33
PROBLEMEN MET DE ‘BEWIJZEN’
Maar hoe zit het met de fossielen die gebruikt worden om te laten zien dat vissen in amfibieën zijn veranderd en reptielen in zoogdieren? Zijn dat deugdelijke bewijzen voor het evolutieproces? Als de bewijzen goed onderzocht worden, blijken er meerdere problemen te zijn.
Ten eerste stellen sommige leerboeken de relatieve afmetingen van de levensvormen in de reeks van reptielen tot zoogdieren verkeerd voor. Sommige dieren in de reeks zijn niet van vergelijkbare grootte, maar zijn enorm groot, terwijl andere klein zijn.
Een tweede, groter probleem is dat er geen bewijzen zijn dat deze dieren op de een of andere manier verwant zijn. Tussen exemplaren die in de reeks worden geplaatst, zitten volgens onderzoekers vaak miljoenen jaren. De zoöloog Henry Gee zegt over de hoeveelheid tijd die tussen veel van deze fossielen zit: ‘De tijdsperiodes tussen de fossielen zijn zo enorm groot dat we niets concreets kunnen zeggen over hun mogelijke connectie qua voorouders en afstamming.’34c
De bioloog Gordon zei over de fossielen van vissen en amfibieën dat ze maar een klein, ‘mogelijk niet echt representatief voorbeeld [zijn] van de biodiversiteit die indertijd in deze groepen bestond’. Hij zei verder: ‘Het is niet te achterhalen in hoeverre deze specifieke organismen relevant waren voor latere ontwikkelingen, zo dit al het geval was, of wat hun onderlinge verwantschap geweest kan zijn.’35d
HOE GAAT DE ‘FILM’ ECHT?
Een artikel in de National Geographic van 2004 beschreef fossielen als ‘een film van de evolutie waarvan 999 van elke 1000 frames verloren zijn gegaan op de vloer van de montagekamer’.36 Wat houdt die vergelijking in?
Stel dat je honderd frames zou vinden van een speelfilm die oorspronkelijk uit honderdduizend frames had bestaan. Hoe zou je dan achter de plot van de film komen? Misschien heb je bij voorbaat al een idee. Maar wat nu als je niet meer dan vijf van de honderd gevonden frames in een volgorde kunt leggen die de plot ondersteunen die jij in gedachten hebt, terwijl de andere 95 frames een heel ander verhaal vertellen? Zou het dan redelijk zijn om te beweren dat het idee dat je vooraf over de film had, klopt vanwege die vijf frames? Heb je de vijf frames misschien in die volgorde gelegd omdat ze met jouw theorie kloppen? Zou het niet redelijker zijn om je mening te laten beïnvloeden door de andere 95 frames?
Wat is het verband tussen die vergelijking en de manier waarop evolutionisten tegen het fossielenarchief aankijken? Onderzoekers hebben jarenlang niet toegegeven dat de meeste fossielen (de 95 frames van de film) aantonen dat soorten in de loop van de tijd amper veranderen. Waarom wordt er niets gezegd over zulk belangrijk bewijsmateriaal? De schrijver Richard Morris zegt: ‘Blijkbaar hebben paleontologen het conventionele idee van geleidelijke evolutionaire verandering geaccepteerd en daaraan vastgehouden, zelfs toen ze bewijzen tegenkwamen die op het tegendeel duidden. Ze probeerden fossiele bewijzen zo te interpreteren dat die overeenkwamen met conventionele evolutionaire ideeën.’37
‘Een reeks fossielen nemen en beweren dat ze een afstammingslijn vertegenwoordigen, is geen wetenschappelijke hypothese die getoetst kan worden, maar een bewering die net zo veel waard is als een verhaaltje voor het slapengaan: grappig, en misschien zelfs leerzaam, maar niet wetenschappelijk’ (In Search of Deep Time — Beyond the Fossil Record to a New History of Life, Henry Gee, blz. 116, 117)
Hoe zit het met de evolutionisten van nu? Kan het zijn dat ze fossielen nog steeds in een bepaalde volgorde plaatsen, niet omdat zo’n volgorde ondersteund wordt door de meeste fossielen en de genetische bewijzen, maar omdat die overeenkomt met de evolutionaire ideeën die momenteel gebruikelijk zijn?e
Wat denk jij? Welke conclusie komt het meest overeen met de bewijzen? Denk nog eens na over de feiten die we besproken hebben.
De eerste levensvorm op aarde was niet ‘eenvoudig’.
De kans dat zelfs de onderdelen van een cel door toeval ontstaan zijn, is astronomisch klein.
DNA, het ‘computerprogramma’ of de code die de cel aanstuurt, is ongelofelijk ingewikkeld en zit zo ingenieus in elkaar dat alle programma’s en informatieopslagsystemen die door mensen zijn bedacht, er niet aan kunnen tippen.
Genetisch onderzoek laat zien dat het leven niet van één gemeenschappelijke voorouder afstamt. Bovendien verschijnen de hoofdgroepen van dieren plotseling in het fossielenarchief.
Vind je het nu niet redelijk om de conclusie te trekken dat de bewijzen overeenkomen met de uitleg die de Bijbel over het ontstaan van het leven geeft? Toch beweren veel mensen dat de wetenschap veel van wat de Bijbel over de schepping zegt, heeft weerlegd. Is dat waar? Wat zegt de Bijbel echt?
a De term ‘stam’ komt uit de biologie en verwijst naar een grote groep dieren met dezelfde uiterlijke kenmerken. Wetenschappers classificeren alle levensvormen vaak in een systeem met zeven niveaus, waarbij elk niveau specifieker is dan het vorige. Het hoogste niveau is het rijk, de breedste categorie. Dan komen de categorieën stam, klasse, orde, familie, geslacht (genus) en soort. Het paard wordt bijvoorbeeld als volgt geclassificeerd: rijk Animalia; stam Chordata; klasse Mammalia; orde Perissodactyla; familie Equidae; geslacht Equus; soort caballus.
b Het artikel in New Scientist en de wetenschappers Bapteste en Rose bedoelen niet dat de evolutietheorie niet klopt. Ze willen zeggen dat Darwins idee van de levensboom, een pijler van zijn theorie, niet door de bewijzen wordt ondersteund. Deze wetenschappers zoeken nog steeds naar andere verklaringen waarbij evolutie betrokken is.
c Gee wil hiermee niet zeggen dat de evolutietheorie niet klopt. Zijn commentaar maakt duidelijk welke beperkingen er zijn aan de informatie die uit de gevonden fossielen gehaald kan worden.
d Malcolm Gordon staat achter de evolutieleer.
e Zie bijvoorbeeld het kader ‘Hoe zit het met de evolutie van de mens?’
f Geen van de hier aangehaalde onderzoekers gelooft in het scheppingsverhaal van de Bijbel. Ze geloven allemaal in de evolutieleer.
g De term ‘hominide’ wordt door evolutionair onderzoekers gebruikt als aanduiding voor leden van de menselijke familie en voor prehistorische mensachtige soorten.