-
Zijn alle ’christenen’ ook echt christenen?De Wachttoren 2012 | 1 maart
-
-
Zijn alle ’christenen’ ook echt christenen?
HOEVEEL christenen zijn er? Volgens de Atlas of Global Christianity waren het er in 2010 over de hele wereld bijna 2,3 miljard. Maar er staat ook dat die christenen verbonden zijn met meer dan 41.000 kerkgenootschappen, die allemaal hun eigen leerstellingen en gedragsregels hebben. Het is logisch dat dit enorme aantal ’christelijke’ religies voor sommigen verwarrend of zelfs teleurstellend is. Ze vragen zich misschien af: is iedereen die beweert christen te zijn wel een echte christen?
Laten we het eens vanuit een ander perspectief bekijken. Als een toerist bij de douane komt, is het niet voldoende dat hij alleen maar zegt uit welk land hij komt. Hij moet zich kunnen identificeren met bijvoorbeeld een paspoort. Zo moet ook een echte christen meer doen dan gewoon zeggen dat hij in Christus gelooft. Hij moet zich duidelijk kunnen identificeren als christen. Hoe doet hij dat?
De uitdrukking christen raakte in gebruik na het jaar 44. De Bijbelse geschiedschrijver Lukas vertelt: „Het was voor het eerst in Antiochië dat de discipelen door goddelijke voorzienigheid christenen werden genoemd” (Handelingen 11:26). Degenen die christenen werden genoemd, waren dus discipelen van Christus. Wanneer is iemand een discipel van Jezus Christus? Een theologisch woordenboek legt uit: „Jezus als discipel volgen betekent dat iemand [zijn] hele leven onvoorwaardelijk opoffert (...), en dat voor de rest van zijn leven” (The New International Dictionary of New Testament Theology). Een echte christen is dus iemand die helemaal en onvoorwaardelijk leeft naar de leerstellingen en instructies van Jezus, de Stichter van het christendom.
Zijn er zulke mensen te vinden onder de velen die zeggen christen te zijn? Waaraan zouden Jezus’ echte volgelingen volgens hem te herkennen zijn? In de volgende artikelen kunt u lezen hoe de Bijbel die vragen beantwoordt. Er zullen vijf uitspraken van Jezus aan bod komen die een hulp zijn om zijn ware volgelingen te identificeren. Hoe voldeden de eerste christenen daaraan? En wie van de vele mensen in deze tijd die beweren christen te zijn passen in het plaatje?
-
-
„Indien gij in mijn woord blijft . . .”De Wachttoren 2012 | 1 maart
-
-
„Indien gij in mijn woord blijft . . .”
„Indien gij in mijn woord blijft, zijt gij werkelijk mijn discipelen, en gij zult de waarheid kennen en de waarheid zal u vrijmaken.” — JOHANNES 8:31, 32.
Wat het betekent: Jezus’ „woord” slaat op de dingen die hij onderwees; die kwamen van een hogere bron want Jezus zei: „De Vader, die mij heeft gezonden, heeft mij zelf een gebod gegeven met betrekking tot wat ik zeggen en wat ik spreken moet” (Johannes 12:49). In een gebed tot zijn hemelse Vader, Jehovah God, zei hij: „Uw woord is waarheid.” Hij haalde vaak Gods Woord aan ter ondersteuning van wat hij onderwees (Johannes 17:17; Mattheüs 4:4, 7, 10). Ware christenen blijven dus in zijn woord, dat wil zeggen: ze aanvaarden Gods Woord, de Bijbel, als waarheid en als de hoogste autoriteit voor wat ze geloven en doen.
Hoe de eerste christenen dat deden: De apostel Paulus had net als Jezus respect voor Gods Woord. Hij schreef: „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig” (2 Timotheüs 3:16). Mannen die de taak kregen andere christenen te onderwijzen, moesten ’stevig vasthouden aan het getrouwe woord’ (Titus 1:7, 9). De eerste christenen kregen de raad zich niet te laten misleiden door „de filosofie en door ijdel bedrog overeenkomstig de overlevering van mensen, overeenkomstig de elementaire dingen van de wereld en niet overeenkomstig Christus” (Kolossenzen 2:8).
Wie passen nu in het plaatje? In de Dogmatische constitutie over de goddelijke openbaring, aangenomen in 1965 en geciteerd in de Katechismus van de katholieke kerk, staat: „De heilige Overlevering en de heilige Schrift zijn dus nauw met elkaar verbonden. (...) Bijgevolg is de heilige Schrift niet de enige bron, waaruit de [katholieke] Kerk haar zekerheid put omtrent al het geopenbaarde. Derhalve moet men beide met eenzelfde liefde [en] eenzelfde eerbied aanvaarden en vereren.” In een artikel in het tijdschrift Maclean’s werd een geestelijke uit Toronto (Canada) geciteerd: „Waarom hebben we een ’revolutionaire’ stem van tweeduizend jaar geleden nodig om ons te leiden? We hebben zelf geweldige ideeën, die constant worden afgezwakt omdat we ze moeten onderbouwen met wat Jezus en de Bijbel zeggen.”
De New Catholic Encyclopedia zegt over Jehovah’s Getuigen: „Ze bezien de Bijbel als de enige basis voor wat ze geloven en voor hun gedragsregels.” Kort geleden onderbrak een man in Canada een Getuige van Jehovah toen ze zich wilde voorstellen. Hij wees naar haar bijbel en zei: „Ik weet wie u bent. Ik zie het aan uw handelsmerk.”
-
-
„Geen deel van de wereld”De Wachttoren 2012 | 1 maart
-
-
„Geen deel van de wereld”
„De wereld heeft hen gehaat, omdat zij geen deel van de wereld zijn.” — JOHANNES 17:14.
Wat het betekent: Jezus hoorde niet bij de wereld: hij was neutraal in de maatschappelijke en politieke conflicten van die tijd. Hij legde uit: „Indien mijn koninkrijk een deel van deze wereld was, zouden mijn dienaren hebben gestreden, opdat ik niet aan de joden overgeleverd zou worden. Maar mijn koninkrijk is nu eenmaal niet uit deze bron” (Johannes 18:36). Hij gaf zijn volgelingen ook de raad om gedrag, spraak en opvattingen die in Gods Woord worden afgekeurd te vermijden (Mattheüs 20:25-27).
Hoe de eerste christenen dat deden: In een essay over religie schreef Jonathan Dymond dat de eerste christenen „weigerden aan [oorlogen] deel te nemen; ongeacht wat de consequenties waren: hetzij smaad, gevangenzetting of de dood”. Ze wilden nog liever lijden dan van hun neutrale standpunt af te stappen. Ook door hun normen en waarden waren ze anders. Tegen christenen werd gezegd: „Zij vinden het vreemd dat u niet langer meedoet aan hun liederlijke uitspattingen en ze spreken daarom kwaad over u” (1 Petrus 4:4, De Nieuwe Bijbelvertaling). De historicus Will Durant schreef dat christenen „de pleziermakende heidense wereld stoorden met hun vroomheid en fatsoen”.
Wie passen nu in het plaatje? De New Catholic Encyclopedia zegt over christelijke neutraliteit: „Dienstweigering op grond van gewetensbezwaren is moreel niet te verdedigen.” Een rapport van de mensenrechtenorganisatie African Rights over de genocide in Rwanda in 1994 toonde aan dat alle kerken eraan deelgenomen hadden, „behalve Jehovah’s Getuigen” (Reformierte Presse).
Een leraar op een middelbare school klaagde dat tijdens de Holocaust „geen enkele groep of organisatie van gewone burgers zich uitsprak tegen het grote aantal leugens, wreedheden en uiteindelijke gruweldaden”. Nadat hij informatie had gekregen van het U.S. Holocaust Memorial Museum, schreef hij: „Nu heb ik mijn antwoord.” Hij was te weten gekomen dat Jehovah’s Getuigen vasthielden aan wat ze geloofden ondanks dat ze wreed behandeld werden.
Hoe zit het met normen en waarden? „De meerderheid van de jonge katholieke volwassenen is het tegenwoordig niet eens met de opvattingen van de kerk over dingen als samenwonen [en] seks voor het huwelijk”, zegt het tijdschrift U.S. Catholic. Daarin wordt ook een diaken geciteerd, die zei: „Een groot percentage bij ons — ik denk ruim 50 procent — woont al samen als ze gaan trouwen.” The New Encyclopædia Britannica zegt dat Jehovah’s Getuigen „in hun gedrag aan hoge normen en waarden vasthouden”.
-
-
„Liefde onder elkaar”De Wachttoren 2012 | 1 maart
-
-
„Liefde onder elkaar”
„Ik geef u een nieuw gebod, dat gij elkaar liefhebt; net zoals ik u heb liefgehad, dat ook gij elkaar liefhebt. Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt.” — JOHANNES 13:34, 35.
Wat het betekent: Jezus zei tegen zijn volgelingen dat ze net zoveel van elkaar moesten houden als hij van hen hield. Hoe toonde Jezus dat hij van ze hield? In zijn tijd waren er allerlei vooroordelen tegen buitenlanders en tegen vrouwen. Zijn liefde overwon die vooroordelen (Johannes 4:7-10). Liefde motiveerde hem om zijn tijd, energie en comfort op te offeren om anderen te helpen (Markus 6:30-34). En hij toonde zijn liefde op een manier die niet te overtreffen was. „Ik ben de voortreffelijke herder”, zei hij. „De voortreffelijke herder doet afstand van zijn ziel ten behoeve van de schapen” (Johannes 10:11).
Hoe de eerste christenen dat deden: In de eerste eeuw noemden christenen elkaar „broeder” en „zuster” (Filemon 1, 2). In de christelijke gemeente waren mensen uit alle volken welkom, want christenen geloofden dat er „geen onderscheid [is] tussen jood en Griek, want over allen is een en dezelfde Heer” (Romeinen 10:11, 12). Na Pinksteren in het jaar 33 verkochten de discipelen in Jeruzalem „hun goederen en bezittingen en deelden de opbrengst aan allen uit, naar ieders behoefte”. Waarom deden ze dat? Zodat de christenen die net gedoopt waren in Jeruzalem konden blijven en zich konden „toeleggen op het onderwijs van de apostelen” (Handelingen 2:41-45). Wat was de motivatie voor die hulpactie? Nog geen tweehonderd jaar na de dood van de apostelen vertelde Tertullianus wat anderen over christenen zeiden: „’Zie’, zeggen zij, ’hoe zij elkaar liefhebben (...) en hoe zij bereid zijn, voor elkander te sterven.’”
Wie passen nu in het plaatje? Het boek Verval en ondergang van het Romeinse Rijk zegt dat degenen die beweren christenen te zijn elkaar door de eeuwen heen „veel meedogenlozer hebben behandeld dan wat ze als gevolg van het fanatisme van ongelovigen hebben moeten verduren”. Uit een recent onderzoek in de VS bleek dat er een sterk verband was tussen godsdienstige mensen — van wie de meesten zich christenen noemden — en rassenvooroordeel. Kerkgangers in het ene land voelen zich vaak niet verbonden met personen van dezelfde kerk in het andere land en kunnen of willen geloofsgenoten dan ook niet helpen als dat nodig is.
In 2004 werd Florida in twee maanden tijd getroffen door vier orkanen. De voorzitter van een van Florida’s hulpdiensten controleerde of hun hulpgoederen wel goed gebruikt werden. Hij zei dat geen enkele groep zo goed georganiseerd was als Jehovah’s Getuigen, en hij bood aan ze alle goederen te geven die ze nodig hadden. In 1997 reisde een hulpverleningsteam van Jehovah’s Getuigen met medicijnen, voedsel en kleding naar Congo (Kinshasa) om hun geloofsgenoten en anderen te helpen. Getuigen in Europa hadden meer dan 700.000 euro aan goederen geschonken.
-
-
„Ik heb hun uw naam bekendgemaakt”De Wachttoren 2012 | 1 maart
-
-
„Ik heb hun uw naam bekendgemaakt”
„Ik heb uw naam openbaar gemaakt aan de mensen die gij mij uit de wereld hebt gegeven. (...) Ik heb hun uw naam bekendgemaakt en zal hem bekendmaken.” — JOHANNES 17:6, 26.
Wat het betekent: Jezus maakte Gods naam bekend door die in zijn prediking te gebruiken. Als hij voorlas uit de Schriften, en dat deed hij vaak, zal hij Gods persoonlijke naam hebben uitgesproken (Lukas 4:16-21). Hij leerde zijn volgelingen bidden: „Vader, uw naam worde geheiligd” (Lukas 11:2).
Hoe de eerste christenen dat deden: De apostel Petrus zei tegen de oudere mannen in Jeruzalem dat God uit de niet-Joden „een volk voor zijn naam” had gevormd (Handelingen 15:14). De apostelen en anderen predikten: „Een ieder die de naam van Jehovah aanroept, zal gered worden” (Handelingen 2:21; Romeinen 10:13). Ze gebruikten Gods naam ook in hun eigen geschriften. De Tosefta, een verzameling Joodse wetten die rond 300 n.Chr. voltooid was, zegt over christelijke geschriften die door tegenstanders verbrand werden: „De boeken van de Evangelisten en de boeken van de minim [waarschijnlijk Joodse christenen] redden ze niet uit een vuur. Maar ze laten die gewoon verbranden, (...) samen met de vermeldingen van Gods Naam die erin staan.”
Wie passen nu in het plaatje? De Revised Standard Version, een Bijbel uitgegeven in opdracht van de Nationale Raad van Kerken van Christus in de VS, zegt in het voorwoord: „Het gebruik van een eigennaam voor de ene ware God, alsof er andere goden waren van wie hij onderscheiden moest worden, had in het judaïsme vóór het christelijke tijdperk opgehouden te bestaan en is totaal misplaatst voor het universele geloof van de christelijke kerk.” Gods naam werd dus vervangen door een titel, „HEER”. Later gaf het Vaticaan de volgende instructie aan bisschoppen: „In liederen en gebeden mag de naam van God in de vorm van het tetragrammaton JHWHa niet gebruikt of uitgesproken worden.”
Wie gebruiken in deze tijd Gods naam en maken die bekend? Sergey had als tiener in Kirgizië een film gezien waarin Jehovah als de naam van God werd genoemd. Zo’n tien jaar lang hoorde hij niets meer van die naam. Later, nadat Sergey naar de VS was verhuisd, kwamen twee Getuigen van Jehovah bij hem langs en lieten hem Gods naam in de Bijbel zien. Sergey vond het geweldig dat hij mensen had gevonden die de naam Jehovah gebruikten. Het is interessant dat in een woordenboek onder het trefwoord „Jehovah God” staat: „Een oppermachtige godheid die wordt erkend en de enige godheid die wordt aanbeden door Jehovah’s Getuigen” (Webster’s Third New International Dictionary).
[Voetnoot]
a In het Nederlands wordt Gods naam vaak weergegeven met „Jehovah”.
-
-
„Dit goede nieuws van het koninkrijk zal (...) worden gepredikt”De Wachttoren 2012 | 1 maart
-
-
„Dit goede nieuws van het koninkrijk zal (...) worden gepredikt”
„Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen.” — MATTHEÜS 24:14.
Wat het betekent: De evangelieschrijver Lukas berichtte over Jezus: „Daarna trok hij van stad tot stad en van dorp tot dorp, terwijl hij het goede nieuws van het koninkrijk Gods predikte en bekendmaakte” (Lukas 8:1). Jezus zei zelf: „Ik moet (...) het goede nieuws van het koninkrijk Gods bekendmaken, want hiertoe werd ik uitgezonden” (Lukas 4:43). Hij stuurde zijn volgelingen eropuit om het goede nieuws in dorpen en steden te prediken en gaf later de opdracht: „Gij zult getuigen van mij zijn (...) tot de verst verwijderde streek der aarde” (Handelingen 1:8; Lukas 10:1).
Hoe de eerste christenen dat deden: Jezus’ volgelingen deden ijverig wat Jezus hun had gezegd. „Zij bleven zonder ophouden elke dag in de tempel en van huis tot huis onderwijzen en het goede nieuws over de Christus, Jezus, bekendmaken” (Handelingen 5:42). De prediking was niet alleen iets voor een elitegroepje. De historicus Neander zei: „Celsus, de eerste die tégen het christendom schreef, drijft er de spot mee dat wolbereiders, schoenmakers, leerlooiers, de ongeletterdste en simpelste mensen, ijverige predikers van het evangelie waren.” Jean Bernardi schreef: „[Christenen] moesten eropuit trekken en overal en met iedereen praten. Op de wegen en in de steden, op de pleinen en in de huizen. Of het nu gelegen of ongelegen kwam. (...) Tot de einden van de aarde” (Les Premiers Siècles de L’Église).
Wie passen nu in het plaatje? David Watson, een anglicaanse priester, schrijft: „Dat de kerk het prediken en onderwijzen niet serieus heeft genomen, is één reden voor de algehele spirituele malaise in deze tijd.” José Luis Pérez Guadalupe schreef over de activiteiten van evangelicalen, adventisten en anderen en merkte op dat „ze niet van huis tot huis gaan”. Over Jehovah’s Getuigen schreef hij: „Ze gaan systematisch van huis tot huis” (¿Por qué se van los Católicos?).
De volgende interessante opmerking werd gemaakt door Jonathan Turley: „Als je het over Jehovah’s Getuigen hebt, denken de meesten meteen aan personen die op ongelegen momenten bij ons aanbellen om hun geloof te verkondigen. Voor Jehovah’s Getuigen is huis aan huis bekeerlingen maken niet gewoon iets wat ze doen om hun geloof te verspreiden, maar een essentieel onderdeel van hun geloof” (Cato Supreme Court Review, 2001-2002).
[Kader op blz. 9]
Herkent u het ware christendom?
Als u de Bijbelse criteria in deze serie in gedachte houdt, wie laten volgens u dan zien dat ze echte christenen zijn? Er zijn tienduizenden groepen en kerkgenootschappen die christelijk beweren te zijn. Maar vergeet niet dat Jezus tegen zijn volgelingen zei: „Niet een ieder die tot mij zegt: ’Heer, Heer’, zal het koninkrijk der hemelen binnengaan, maar hij die de wil doet van mijn Vader, die in de hemelen is” (Mattheüs 7:21). Het is belangrijk degenen te herkennen die de wil van de Vader doen en zo laten zien dat ze echte christenen zijn. Als u met hen omgaat, kan dat tot eeuwige zegeningen onder Gods koninkrijk leiden. Vraag Jehovah’s Getuigen, die dit tijdschrift uitgeven, gerust om meer informatie over Gods koninkrijk en de zegeningen ervan (Lukas 4:43).
-