Bestaat God werkelijk?
NAPOLEON vroeg eens aan de toonaangevende Franse astronoom van zijn tijd, Laplace, waarom hij in zijn pas uitgekomen boek Traité de Mécanique Céleste geen gewag had gemaakt van God. Zijn antwoord luidde: „Sire, ik had die hypothese niet nodig.”a Klaarblijkelijk was Laplace niet de eerste en ook niet de laatste die zo geringschattend aan God voorbijging.
In tegenstelling met zulke ongelovigen zijn er echter ook wetenschappelijke „reuzen” als Sir Isaac Newton, die eens opmerkte dat hij zijn werk Principia had geschreven met het oogmerk de nadruk te leggen op bewijzen voor Gods realiteit, Zijn bestaan. Thans blijken steeds meer astronomen het standpunt van Laplace vaarwel te zeggen en dat van Newton te gaan huldigen.
Robert Jastrow bijvoorbeeld, een van Amerika’s vooraanstaande astronomen, schreef over het onderwerp „Hebben astronomen God gevonden?” Hij verklaarde onder meer: „De theologen zijn opgetogen dat het astronomische bewijsmateriaal tot een bijbelse kijk op Genesis voert — maar merkwaardig genoeg zijn de astronomen erdoor van hun stuk gebracht.”
Het is interessant dat Jastrow drie bewijsgronden aanvoert voor het feit dat er zo’n 20 miljard jaar geleden een grote explosie plaatsvond met als resultaat dat melkwegstelsels met enorme snelheden uiteen werden gedreven, sommige zelfs met een snelheid van 160 miljoen kilometer per uur! Tevens heeft men vastgesteld dat hoe verder weg deze melkwegstelsels zich bevinden, des te sneller ze zich van elkaar blijven verwijderen. Hij vermeldt ook dat Einstein — en niet alleen Einstein — eerst zeer sceptisch stond tegenover deze „big bang”-theorie omtrent de oorsprong van het universum en opmerkingen maakte als: „Dergelijke mogelijkheden te aanvaarden, schijnt mij zinloos toe.” „Dit gegeven van een uitdijend heelal is irritant.”
Het strekt Einstein echter tot eer dat hij later wel erkende dat de theorie hem zinnig toescheen, wat nu ook geldt voor heel veel andere geleerden. Een dergelijke kijk op de oorsprong van het universum stemt, zoals Jastrow opmerkte, op zijn minst overeen met de bijbelse verklaring dat het stoffelijke universum een begin heeft gehad: „In het begin schiep God de hemel en de aarde.” — Gen. 1:1.
ANDERE BEWIJZEN DAT GOD WERKELIJK BESTAAT
Niet alleen het feit dat het universum een begin heeft gehad, pleit ervoor dat God, de Schepper, werkelijk bestaat, maar ook de harmonie en ordelijkheid die overal waarneembaar zijn. Sta bijvoorbeeld eens stil bij alle factoren die er gezamenlijk toe bijdragen dat op onze planeet, de Aarde, leven mogelijk is. De zon staat bijna 150 miljoen kilometer van de aarde af. Als de aarde zich slechts een paar miljoen kilometer dichter bij de zon bevond, zou er door de intense hitte geen leven mogelijk zijn. Zou de aarde daarentegen slechts een paar miljoen kilometer verder van de zon af staan dan nu het geval is, dan zou er op aarde geen leven mogelijk zijn wegens de kou.
Beschouw ook eens de lucht die wij inademen. Wij kunnen niet buiten zuurstof, en de atmosfeer bestaat voor 21 procent uit zuurstof. Zou er echter slechts half zoveel zuurstof of tweemaal zoveel zuurstof zijn als nu, dan zou het leven zoals wij het kennen niet op aarde kunnen gedijen. Dan is er de harmonie of het evenwicht tussen plantaardig en dierlijk leven. Planten absorberen koolzuur maar staan zuurstof af, terwijl alle ademende schepselen zuurstof opnemen en koolzuur afstaan. Hoe is een dergelijke harmonie en zo’n prachtig evenwicht tot stand gekomen? Vormt het geen bewijs dat God bestaat?
Een even krachtig bewijs dat God werkelijk bestaat, zien wij in de letterlijk miljoenen cellen waaruit een mensenlichaam bestaat. Wat zijn die nietig! Toch kan elk van deze miljoenen cellen worden vergeleken met een ommuurde stad waar chemicaliën, eiwitten en hormonen worden geproduceerd. Al deze activiteit wordt bestuurd door een kern, en de vervaardigde produkten worden via een netwerk van kanalen naar en van de cellen getransporteerd. Sommige van de deeltjes in deze cellen zijn zo klein dat ze zelfs wanneer ze 200.000 maal worden vergroot, niet te zien zijn! Geen wonder dat in een Amerikaans toonaangevend medisch tijdschrift werd verklaard dat minstens 80 procent van alle biologen direct zal toegeven dat biologie en leven door een hogere macht worden bestuurd.
Nog een bewijs dat God werkelijk bestaat, vinden wij in het instinct van dieren. Hoe komt het dat vogels feilloos vele duizenden kilometers naar hun uitgekozen bestemming kunnen vliegen, en dat ongeacht het weer? Wat een wijsheid wordt door insekten, zoals bijen en mieren, ten toon gespreid! Sta ook eens stil bij het wonder van de paling. Zowel de Europese als de Amerikaanse paling trekken naar de Sargasso Zee om kuit te schieten en daar sterven ze. Als hun eitjes uitkomen, gaan de babypalingen terug naar de plaats waar hun moeders vandaan gekomen zijn. Men zegt dat er nog nooit een Europese paling is gevonden in Amerikaanse wateren, noch een Amerikaanse paling in Europese wateren. Hoe is dat te verklaren?
De bewijzen zijn onloochenbaar: Er is een grote Eerste Oorzaak. God bestaat werkelijk. Hij heeft inderdaad talloze wonderen verricht. Sommige mensen zijn in naam der wetenschap geneigd wonderen af te wijzen. De Engelse dichter Cowper merkte echter eens op: „Alles wat wij aanschouwen, is een wonder, maar doordat wij het zo [geregeld] zien, doet het ons niets meer” — dit geldt echter niet voor hen die erkennen dat God werkelijk bestaat!
[Voetnoten]
a Let wel dat de door Laplace in zijn boek Traité de Mécanique Céleste gelanceerde theorie over de oorsprong van het zonnestelsel achterhaald is door andere theorieën die al evenmin overtuigend zijn.
[Illustratie op blz. 4]
De levende cel — een wonder van ontwerp
[Illustratie op blz. 4]
De feilloze vogeltrek