De lankmoedigheid van God een eeuwige zegen voor de mensheid
„De liefde is lankmoedig.” — 1 Kor. 13:4.
1. (a) Hoe wordt Jehovah in de Schrift afgebeeld? (b) Waarom is Jehovah lankmoedig?
IN DE gehele Heilige Schrift leren wij over de lankmoedigheid van God. In de bijbel wordt Jehovah afgebeeld als een God die zacht van aard is, Iemand die eerder zou zegenen dan straffen. Zijn verdraagzaamheid doet hem zelfs de verdiende slag opschorten, wanneer een bedreven zonde om wraak roept. Jehovah’s lankmoedigheid houdt stand onder herhaaldelijk getart van mensen en engelen. De psalmist noemt hem een God die „langzaam tot toorn” is (Ps. 103:8, NW). Jehovah is lankmoedig omdat hij God is en omdat hij liefde is, want „God is liefde”. — 1 Joh. 4:16.
2. (a) Geef een definitie van lankmoedigheid. (b) Hoe wordt lankmoedig in vele passages van de Hebreeuwse Geschriften vertaald?
2 Lankmoedigheid is het verdragen van onheuse bejegeningen zonder geïrriteerd te worden of op wraak te zinnen. Het betekent, een geestesgesteldheid te bezitten die verdraagzaam is jegens hen wier gedrag of spraak ergernis verwekt en aanleiding geeft tot toorn of verontwaardiging. De letterlijke betekenis van het Griekse woord dat met „lankmoedig” is vertaald, is „lang aangebonden”, het tegenovergestelde van onze bekende uitdrukking „kort aangebonden”. In drie passages van de Hebreeuwse Geschriften (Ex. 34:6; Num. 14:18; Ps. 86:15) gebruikt de New World Translation „langzaam tot toorn”, een letterlijker vertaling van de Hebreeuwse zinsnede „lengte van gezicht of neusgaten, waar toorn opflikkert”, voor de in de Authorized Version gebruikte uitdrukking „lankmoedig”. Maar in vele passages, zoals in Nehemia 9:17, Psalm 103:8, 145:8, Jeremia 15:15, Joël 2:13, Jona 4:2 en Nahum 1:3 zijn de twee vertalingen verwisselbaar. De twee uitdrukkingen „lankmoedig” en „langzaam tot toorn” blijken dus synoniem te zijn of dezelfde betekenis in te houden. In de Nieuwe Vertaling van het Nederlandsch Bijbelgenootschap wordt op al deze plaatsen de uitdrukking „lankmoedig” of „lankmoedigheid” gebezigd.
3. Waaruit is het Nederlandse woord „lankmoedig”, samengesteld, en hoe komt dit overeen met de schriftuurlijke definitie van het woord?
3 Het Nederlandse woord „lankmoedig” is samengesteld uit „lank” ofte wel „lang” en „moedig”. De oorspronkelijke betekenis van „moedig” is „opwinding van den geest” (Franck’s Etymologisch Woordenboek der Nederlandsche Taal, tweede druk, blz. 435). De schriftuurlijke betekenis komt hiermee overeen. De uitdrukking houdt dus feitelijk in, langzaam zijn in het tot uitdrukking brengen van toorn, verdraagzaam, geneigd uit te stellen, dat wil zeggen, toe te laten dat de goddeloze zijn eigen weg volgt totdat Gods bestemde tijd om te handelen is gekomen.
4. Wat betekent lankmoedigheid niet, en waarom antwoordt u aldus?
4 Lankmoedigheid betekent niet een verlagen van de maatstaven van gerechtigheid met betrekking tot goed en kwaad. Hiervan worden wij door de profeet Mozes verzekerd, die betreffende Jehovah schreef: „De Rots, volmaakt is zijn activiteit, want al zijn wegen zijn gerechtigheid. Een God van getrouwheid bij wie geen onrecht is; rechtvaardig en oprecht is hij” (Deut. 32:4, NW). Zij die Gods verdraagzaamheid verachten, zijn onbekend met het doel waarvoor ze aan de dag wordt gelegd. Zij die lankmoedigheid ten onrechte voor zwakheid houden, of voor onrechtvaardigheid of onverschilligheid, zijn eenvoudig moreel blind.
5. Waarom is lankmoedigheid geen pacifisme?
5 De lankmoedigheid van God is ook geen pacifisme. Ze kan vergezeld gaan, ja, gaat in feite ook vergezeld van oorlog op leven en dood tegen het kwaad of kwaaddoen. In het geïnspireerde boek der Spreuken wordt ons gezegd: „Wees niet afgunstig op een man van geweld en verkies geen enkele van zijn wegen, want de HERE verafschuwt den verkeerde, maar met de oprechten gaat Hij vertrouwelijk om. De vloek des HEREN is in het huis des goddelozen, maar de woning der rechtvaardigen zegent Hij” (Spr. 3:31-33; Ex. 20:5, 6). Jehovah gaat geen compromis met de goddelozen aan, maar hij is geduldig met hen, „omdat hij niet wenst dat er iemand vernietigd wordt maar wenst dat allen tot berouw geraken” en leven. — 2 Petr. 3:9; 1 Tim. 2:4; Ezech. 3:17-21.
6. In welk opzicht houdt lankmoedigheid meer in dan geduld, en hoe wordt dit bewezen in het geval van Israël?
6 Lankmoedigheid houdt derhalve meer in dan geduld. Het woord duidt niet slechts op geduldige verdraagzaamheid wanneer er sprake is van uittarting, maar houdt ook in, de hoop op verbetering in de verbroken verhouding niet op te geven. Dit aspect van lankmoedigheid komt tot uiting in de woorden die Jehovah bij monde van de profeet Jesaja tot het Israël uit de oudheid sprak: „Den gansen dag breidde Ik mijn armen uit naar een opstandig volk, dat volgens eigen overleggingen wandelde op een weg, die niet goed is; een volk, dat Mij bestendig openlijk krenkt.” Toch verstoot of verdelgt God hen niet. Waarom niet? De profeet vervolgt: „Zo zegt de HERE: Zoals men, wanneer er nog sap in een druiventros gevonden wordt, zegt: Verderf hem niet, want er ligt een zegen in — zo zal Ik doen ter wille van mijn knechten, dat Ik niet alles verderve. En Ik zal uit Jakob nakomelingschap doen voortkomen en uit Juda een erfgenaam voor mijn bergen; mijn uitverkorenen zullen ze bezitten en mijn knechten zullen daar wonen. . . . Maar gij die den HERE verlaat, die mijn heiligen berg vergeet, . . . Ik zal u voor het zwaard bestemmen en gij zult allen moeten neerknielen om geslacht te worden, omdat gij niet geantwoord hebt, toen Ik riep, en niet gehoord hebt, toen Ik sprak, maar gedaan hebt wat kwaad is in mijn ogen en verkozen hebt wat Mij mishaagt” (Jes. 65:2-12). Jehovah oefende dus een speciaal soort van lankmoedigheid ten behoeve van hen die getrouw jegens hem zouden blijken te zijn. Hen belooft hij te zegenen met kostbare bezittingen, terwijl hij de goddelozen ten slotte aan de vernietiging zal prijsgeven.
LANKMOEDIGHEID JEGENS DE MENSHEID
7. Waarom is het goed voor de mensheid dat Jehovah lankmoedig is, en welk doel wordt door Jehovah’s lankmoedigheid beoogd?
7 Het is gelukkig voor de mensheid dat Jehovah lankmoedig is, dat hij een God is die langzaam tot toorn is. Want waar zou ook maar iemand van ons zijn indien hij enkel en alleen op grond van onze verdiensten met ons handelde? Indien Jehovah ten aanzien van het eerste mensenpaar strikt vanuit het standpunt van zijn gerechtigheid had gehandeld nadat zij hem ongehoorzaam waren geweest, zou er destijds en op die plaats een eind zijn gekomen aan het menselijk geslacht (Gen. 2:17). Het was slechts Gods liefde en de vrucht ervan, „lankmoedigheid”, die hem ervan weerhielden een totale catastrofe in dat uur te veroorzaken. De lankmoedigheid van God had tot doel, zijn heerlijkheid te vergroten door bemiddeling van het Zaad van zijn belofte. — Gen. 3:15; Joh. 3:16; Gal. 5:22.
8. (a) Op welke wijze en waarom moest Jehovah vóór de Vloed zijn lankmoedigheid tonen? (b) Welk zeer belangrijke doel diende zijn lankmoedigheid?
8 Kort nadat de mens uit Eden werd verdreven, moest Jehovah ermee voortgaan zijn verdraagzaamheid ten opzichte van de mensheid te tonen. In de dagen van Enos begon men op een smadelijke wijze „de naam van Jehovah aan te roepen” (Gen. 4:26, NW). De goddeloosheid nam toe naarmate de bevolking talrijker werd. Mensen en engelen tartten God. Het punt werd bereikt dat „al wat de overleggingen van [’s mensen] hart voortbrachten te allen tijde slechts boos was”. Het goddelijk bericht zegt: „De aarde nu was verdorven voor Gods aangezicht, en de aarde was vol geweldenarij. En God zag de aarde aan, en zie, zij was verdorven, want al wat leeft had zijn weg op de aarde verdorven” (Gen. 6:5-12). Ter wille van de aarde en enkele fatsoenlijke zielen daarop (slechts acht in het geheel), riep God de goddeloosheid een halt toe door de goddelozen in de Vloed te verdelgen (1 Petr. 3:20; Gen. 7:17-23). Zijn geduld was ten einde geraakt. Niettemin diende zijn lankmoedigheid een zeer belangrijk doel. Ze rechtvaardigde het besluit de aarde schoon te vegen. Niet één van de overlevenden van de Vloed betwijfelde ook maar voor een ogenblik de wijsheid van Jehovah’s machtige daad. De lankmoedigheid van God liet geen ruimte over voor twijfel ten aanzien van de juistheid ervan.
9. Hoe was Jehovah’s lankmoedigheid na de Vloed een zegen voor de mensheid, en hoe werd ze beschouwd?
9 De verdraagzaamheid van Jehovah verschafte de mensheid een fris en nieuw begin op de aarde. Ze maakte het mogelijk dat het menselijk geslacht bleef voortbestaan. De Vloed had een onuitwisbare indruk op de geest van de mensen moeten achterlaten en hen met vrees en eerbied voor Jehovah, hun Redder, moeten vervullen, maar dit was niet het geval. De nakomelingen van de overlevenden van de Vloed hielden de lankmoedigheid van God al gauw ten onrechte voor onverschilligheid. Om de woorden van de psalmist aan te halen, zeiden zij in hun hart: „God heeft het vergeten. Hij heeft zijn aangezicht verborgen. Hij zal het stellig nooit zien. Waarom heeft de goddeloze God geminacht? Hij heeft in zijn hart gezegd: ’Gij zult geen rekenschap vragen’” (Ps. 10:11, 13, NW; Pred. 8:11-13). De goddeloosheid bereikte een tweede hoogtepunt in Abrahams tijd.
10, 11. (a) Hoe werd Jehovah’s lankmoedigheid ten toon gespreid in verband met de steden Sodom en Gomorra? (b) Welk waarschuwende voorbeeld ligt hierin voor ons opgesloten?
10 Te Mamre pleitte Abraham, de getrouwe dienstknecht van Jehovah, bij God om Sodom en Gomorra niet te verdelgen. Maar Jehovah voerde aan dat deze steden totaal verdorven waren geworden. „Het geroep over Sodom en Gomorra is voorwaar groot, en haar zonde is voorwaar zeer zwaar”, zei Jehovah tot Abraham (Gen. 18:20). Niettemin smeekte Abraham om het behoud van deze steden. Het schijnt dat hij niet kon geloven dat ze zo volkomen verdorven waren, dat redding uitgesloten was. Daarom pleitte hij met de woorden: „Zult Gij dan den rechtvaardige met den goddeloze verdelgen?” (Gen. 18:23) Volgens Abraham waren er nog wel enkele goede mensen in Sodom overgebleven, en hij dacht dat het onbillijk tegenover de rechtvaardigen daar zou zijn om de stad te verdelgen. Daarom smeekte hij God: „Misschien zullen er vijftig rechtvaardigen in de stad zijn; zult Gij haar dan verdelgen, en aan de plaats geen vergiffenis schenken ter wille van de vijftig rechtvaardigen, die in haar zijn? Het zij verre van U, aldus te handelen, den rechtvaardige te doden met den goddeloze, zodat de rechtvaardige zou zijn gelijk de goddeloze; verre zij het van U; zou de Rechter der ganse aarde geen recht doen?” — Gen. 18:24, 25.
11 Toen antwoordde Jehovah Abraham: „Indien Ik te Sodom vijftig rechtvaardigen in de stad vind, zal Ik de gehele plaats vergiffenis schenken om hunnentwil.” Maar Abraham drong verder aan: Stel dat u er vijfenveertig, of slechts veertig, of dertig, of alleen maar twintig, of misschien tien vindt, wat dan? Ja, indien er nog geen tien fatsoenlijke mensen in Sodom waren overgebleven, was Abraham er klaarblijkelijk van overtuigd dat de stad het niet verdiende te blijven bestaan. Maar er waren geen tien rechtvaardige personen te vinden, slechts vier. Volgens de mening van vele mensen in deze tijd is de wereld op moreel en geestelijk gebied niet zo slecht als Jehovah’s getuigen wel zeggen. Zij spreken in hoopvolle zin over de wereld. Niettemin vergelijkt de bijbel deze wereld met Sodom en Gomorra, welke steden op de dag van hun oordeel niet in staat waren tien rechtvaardige zielen voort te brengen. Deze steden gingen in vuur en zwavel op, hetgeen door Jezus Christus en de archeologie wordt bevestigd. Deze wereld zal volgens Gods Woord eveneens een einde hebben. — Gen. 18:26-33; 19:1-29; Luk. 17:29, 30; 2 Petr. 3:7.
12. Welk goede doel diende Jehovah’s lankmoedigheid in verband met deze steden?
12 Abraham klaagde niet tegenover God toen Sodom en Gomorra in vlammen opgingen. Hij betreurde het verlies van bezit niet, noch gevoelde hij medelijden omdat er levens verloren gingen. De goddelozen ontvingen hun verdiende loon. Het feit dat God lankmoedigheid betracht, verplicht, ja, dwingt de dienstknecht van God ertoe, volkomen tevreden te zijn over de gerechtigheid van God wanneer die ten uitvoer wordt gelegd. Het laat in hun geest geen twijfel bestaan dat er op een rechtvaardige wijze met de goddelozen werd afgerekend, en dat Jehovah als God inderdaad langzaam tot toorn en vol van liefderijke goedheid en waarheid is. Het helpt hen voorts in te zien dat de „redding der rechtvaardigen . . . van Jehovah [is]; hij is hun vesting in tijd van nood. En Jehovah zal hen helpen en hun ontkoming verschaffen. Hij zal hun ontkoming verschaffen van de goddelozen en hen redden, omdat zij hun toevlucht tot hem hebben genomen”. — Ps. 37:39, 40, NW.
GODS LANKMOEDIGHEID EN ISRAËL
13. Hoe toonde Jehovah zijn lankmoedigheid ten opzichte van het Israël uit de oudheid, maar hoe werd ze beschouwd?
13 Nergens in de bijbel treedt de lankmoedigheid van God zo duidelijk aan het licht als in zijn bemoeienissen met de natie Israël uit de oudheid. Het betrof hier een volk dat Jehovah uit Egyptische slavernij had bevrijd en tot een machtige natie had gemaakt. Hij begunstigde en onderscheidde hen boven alle andere volken. Gedurende een periode van vele eeuwen stortte hij zowel materiële als geestelijke zegeningen op hen uit. Ten slotte zond hij zelfs zijn eniggeboren Zoon onder hen. Hoewel zij zijn Zoon ter dood brachten aan de martelpaal, had Jehovah in oneindige barmhartigheid het bevel gegeven om zijn goede nieuws het eerst aan hen aan te bieden. Hij smeekte hen via zijn profeten, apostelen en dienaren, zijn redding door bemiddeling van zijn Zoon Jezus Christus te aanvaarden. Toch wilde de grote meerderheid er niets van weten. Hoe vreemd het ook was, zij vergisten zich in het doel van Gods goedheid. Ze had hen tot berouw moeten brengen, zoals dit met een overblijfsel het geval was, maar in plaats daarvan namen verreweg de meesten aanstoot aan de goedheid van God en gaven op minderwaardige wijze blijk van hun ondankbaarheid. Zij werden er op de een of andere wijze toe gebracht, te concluderen dat Gods overvloedige barmhartigheid en lankmoedigheid jegens hen betekende dat hij hen altijd zou begunstigen, hoe ondankbaar zij ook zouden zijn door tegen hem in opstand te komen. De geschiedenis bewijst dat hun gevolgtrekking zeer onjuist was. — Zie Nehemia 9:4-35 en Handelingen 2:14-47; 7:51-53.
14, 15. (a) Werd Jehovah’s lankmoedigheid verspild? (b) Wat leren wij nog meer met betrekking tot de lankmoedigheid van God?
14 De lankmoedigheid van God werd niet verspild aan de joden. Ze diende haar doel. Een overblijfsel werd erdoor in de gelegenheid gesteld om tot berouw te komen. Toen zij Gods barmhartigheid gewaar werden, schonk dit hun de beweegreden en de aanmoediging om zich van hun goddeloze verleden af te keren en te doen wat juist was. Aldus ontvingen zij Gods gunst om zijn geestelijke zonen te worden in een hemels koninkrijk waar Christus aan het hoofd staat.
15 In feite waren de joden die de lankmoedigheid van God verwierpen, echter de verliezende partij. Hun verlies betekende gewin voor de heidenen, die wegens het ongeloof van de joden in de gelegenheid waren gesteld om leden van het hemelse koninkrijk te worden. Hun aanhoudende halsstarrigheid had tot gevolg dat zij Jehovah’s gunst verloren en derhalve zijn bescherming en zegen verloren, zoals duidelijk werd getoond in 70 G.T., toen de stad Jeruzalem door de Romeinse legioenen werd verwoest. Het strekt noch jood noch heiden tot voordeel, de lankmoedigheid van God licht op te vatten. — Romeinen, hoofdstuk elf.
WAT ACHTER GODS VERDRAAGZAAMHEID SCHUILT
16. Waarom is Jehovah lankmoedig, zoals door de apostel Paulus te kennen wordt gegeven?
16 Maar waarom is God eigenlijk lankmoedig? Is het louter om de redding van mensen, dat hij hun grievende bejegeningen heeft verdragen? Paulus, de apostel van Jezus Christus, antwoordt voor ons: „Indien God nu, ofschoon hij zijn gramschap wil tonen en zijn kracht wil bekendmaken, met veel lankmoedigheid de vaten der gramschap heeft verdragen, die voor de vernietiging geschikt waren gemaakt, opdat hij de rijkdom van zijn heerlijkheid zou kunnen bekendmaken over de vaten van barmhartigheid, die hij tevoren heeft bereid tot heerlijkheid, namelijk ons, die hij niet alleen uit de joden maar ook uit de natiën heeft geroepen, wat zou dat dan? Het is zoals hij ook in Hosea zegt: ’Ik zal hen die mijn volk niet waren, „mijn volk” noemen, en haar die niet geliefd was, „geliefd”; en op de plaats waar tot hen werd gezegd: „Gij zijt mijn volk niet”, daar zullen zij „zonen van de levende God” worden genoemd’” (Rom. 9:22-26). Met andere woorden: door middel van zijn lankmoedigheid zondert God een volk voor zijn naam af. En door bemiddeling van hen vergroot hij zich zelf op de gehele aarde. — 1 Kor. 3:9, 16, 17; 2 Kor. 6:16; Hand. 15:14.
17. Welke zegeningen heeft de mensheid ondervonden wegens de lankmoedigheid van God?
17 Deze personen worden Jehovah’s getuigen, geordineerd om alom de voortreffelijkheden van hun God Jehovah bekend te maken. Over hen schreef de apostel Petrus: „Gij zijt ’een uitverkoren geslacht, een koninklijke priesterschap, een heilige natie, een volk tot een speciaal bezit, opdat gij alom de voortreffelijkheden zoudt bekendmaken’ van degene die u uit de duisternis heeft geroepen tot zijn wonderbaarlijke licht. Want eens waart gij geen volk, maar nu zijt gij Gods volk; gij waart degenen jegens wie geen barmhartigheid was betoond, maar zijt nu degenen jegens wie barmhartigheid is betoond” (1 Petr. 2:9, 10). Gods barmhartigheid en lankmoedigheid hebben hen in staat gesteld zijn zonen, zijn kinderen, of volk, te worden. „Indien wij dan kinderen zijn,” schreef Paulus, „zijn wij ook erfgenamen, ja, erfgenamen van God, maar medeërfgenamen met Christus, mits wij te zamen lijden, opdat wij ook te zamen worden verheerlijkt. Daarom ben ik van oordeel dat het lijden van de tegenwoordige tijd niets te betekenen heeft in vergelijking met de heerlijkheid die in ons geopenbaard zal worden” (Rom. 8:3, 4, 14-18; 2 Kor. 5:17; Gal. 6:15). Wat een verheugend vooruitzicht, want zij vormen het hemelse koninkrijk met Christus! En zij zullen gedurende duizend jaar met hem de aarde regeren, terwijl zij de mensheid eeuwige zegeningen zullen schenken. Door bemiddeling van hen zal Jehovah, overeenkomstig zijn geschreven belofte, de plaats van zijn voeten heerlijk maken (Jes. 60:13). Achter de lankmoedigheid van God schuilt dus de rechtvaardiging van zijn naam en Woord door toedoen van Christus en zijn koninkrijk.
JEZUS CHRISTUS EEN VOORBEELD VAN LANKMOEDIGHEID
18. Wie diende als een voorbeeld van Jehovah’s lankmoedigheid, en op welke wijze?
18 Onder mensen op aarde diende het leven van Jezus Christus als een voorbeeld van Jehovah’s lankmoedigheid. De apostel Paulus schreef: „Wij [houden] oplettend het oog gericht . . . op de Voornaamste Bewerker en Volmaker van ons geloof, Jezus. Wegens de hem voorgestelde vreugde heeft hij een martelpaal verduurd, schande verachtend, en is hij aan de rechterhand van de troon van God gaan zitten” (Hebr. 12:2). Hoe lankmoedig was Jezus niet tegenover de zieken en de armen! Hoe lankmoedig was hij niet tegenover Pilatus en Herodes! Hoe lankmoedig was hij niet tegenover hen die hem aan de paal hingen, door te zeggen: „Vader, vergeef hun, want zij weten niet wat zij doen” (Luk. 23:34). Over Jezus Christus schreef de profeet Jesaja: „Hij werd mishandeld, maar hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open; als een lam dat ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed hij zijn mond niet open” (Jes. 53:7). Hij klaagde of morde niet, maar verheugde zich in lijden, want hij was zich bewust van de vreugde die hem voor ogen was gesteld.
19. In welk opzicht was de lankmoedigheid van Jezus Christus een voorbeeld voor ons?
19 Jezus leerde de mensen hoe zij op een juiste en waardige wijze lankmoedig moesten zijn. Door zijn voorbeeld toonde hij zijn volgelingen hoe zij de zwakheden van hun metgezellen moesten verdragen. Bedenk hoe Jezus Petrus, Thomas en de andere apostelen verdroeg, en hoe hij hen na zijn opstanding opbouwde (Joh. 20:24-29; 21:15-17). Hij toonde hoe zij de dwalingen en de zwakheden van dronkaards, melaatsen en prostituées moesten verdragen. Hij verdroeg de beschimping van onwetende vragenstellers, de haatdragendheid van boosaardige mannen, en hij deed dit zonder morren, zonder geïrriteerd te worden of op wraak te zinnen, waardoor hij ons een navolgenswaardig voorbeeld heeft gesteld.
20. Welke lering kan er worden getrokken uit lankmoedigheid?
20 Er kan lering worden getrokken uit lijden, en zelfs de volmaakte man Jezus kreeg deze les te leren. De Schrift zegt: „In de dagen van zijn vlees heeft Christus, met sterk geroep en tranen, smekingen en ook smeekbeden opgedragen aan degene die hem uit de dood kon redden, en hij werd gunstig verhoord wegens zijn godvruchtige vrees. Hoewel hij een Zoon was, heeft hij gehoorzaamheid geleerd uit de dingen die hij heeft geleden, en nadat hij tot volmaaktheid was gebracht, is hij voor allen die hem gehoorzamen, oorzaak geworden van eeuwige redding” (Hebr. 5:7-9). De les van gehoorzaamheid moet door allen worden geleerd die redding zullen verwerven. — 1 Sam. 15:22, 23.
HUIDIGE NOODZAAK VOOR GODS LANKMOEDIGHEID
21. Hoe werd Jehovah’s lankmoedigheid in de tegenwoordige tijd ten toon gespreid?
21 Dat God in onze huidige tijd lankmoedigheid ten toon zou moeten spreiden, werd door Jezus Christus onder de aandacht gebracht, toen hij zei: „Zal God dan niet stellig recht doen wedervaren aan zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot hem roepen, ook al is hij lankmoedig jegens hen? Ik zeg u: Hij zal hen spoedig recht doen wedervaren. Maar wanneer de Zoon des mensen gekomen zal zijn, zal hij dan werkelijk het geloof op aarde vinden?” (Luk. 18:7, 8) Toen Jehovah God met zijn op de troon geplaatste Koning-Zoon tot zijn tempel kwam voor het oordeel, bemerkte hij dat er een grote noodzaak bestond om lankmoedig te zijn jegens degenen die het christendom beleden op aarde. Zij die zich aan hem hadden opgedragen, waren in Babylonische religie gedompeld. Hun klederen waren bevlekt met religieuze huichelarij en politieke compromissen. God was lankmoedig ten opzichte van hun zwakheden. Zij die een eerlijk hart bezaten, zagen na verloop van tijd de lankmoedigheid van God in en hadden berouw over hun zonden en brachten hun leven in het reine. Jehovah zegende hen vervolgens met het voorrecht, zijn getuigen te worden over de gehele aarde. Zij ontvingen de glorierijke schat van de dienst om het opgerichte koninkrijk van God aan te kondigen, alsmede het snelle naderbijkomen van de oorlog van de grote dag van God de Almachtige op de plaats genaamd Armageddon. — Matth. 24:14; Openb. 16:16.
22. In welk opzicht was Jehovah’s lankmoedigheid lonend voor de mensheid?
22 De lankmoedigheid van God is inderdaad lonend geweest. Ze heeft ertoe geleid dat God meer heerlijkheid heeft ontvangen. Voor de mensheid heeft het een Loskoper en een hernieuwde hoop op eeuwig leven betekend (Tit. 1:1, 2; 1 Joh. 2:25). Jehovah’s lankmoedigheid heeft een Koninkrijksregering mogelijk gemaakt, met vele geestelijke zonen, tot zegen van de mensheid. In deze laatste dagen heeft zijn lankmoedigheid het niet alleen mogelijk gemaakt dat het aantal lichaamsleden van het Koninkrijk voltallig is gemaakt, maar daardoor is ook de weg geopend dat een grote schare op Gods barmhartigheid kan reageren en zijn redding kan ontvangen. Bovendien heeft ze tot gevolg gehad dat de ware aanbidding op de aarde is hersteld en er een maatschappij bestaat van geestelijk reine mensen die volledig toegewijd zijn aan Gods voornemen. Dit is wonderbaarlijk in onze ogen, want zonder Jehovah’s lankmoedigheid zou er geen vlees zijn gered (Matth. 24:22). Maar nu zien wij de kostbare vrucht van Gods lankmoedigheid, doordat er ruim een miljoen mensen zijn die hem loven. Jehovah heeft door middel van zijn lankmoedigheid zijn heerlijkheid inderdaad vergroot!
23. (a) Welke waarschuwing wordt er gegeven in verband met de lankmoedigheid van God? (b) Wat dienen christenen altijd in gedachten te houden zodat zij het doel van Gods lankmoedigheid niet missen?
23 Bij dit goede nieuws komt echter een woord van waarschuwing, dat wij individueel en collectief het doel van Jehovah’s lankmoedigheid niet dienen te missen. De apostel Petrus waarschuwt ons wijselijk en onomwonden, door te zeggen: „Jehovah is niet traag ten aanzien van zijn belofte, zoals sommigen traagheid beschouwen, maar hij is geduldig met u omdat hij niet wenst dat er iemand vernietigd wordt maar wenst dat allen tot berouw geraken.” Dan voegt de apostel eraan toe: „Toch zal Jehovah’s dag komen als een dief.” De goddelozen zullen worden verdelgd. Wij willen steeds verzekerd en doordrongen zijn van die feiten — Jehovah’s dag zal komen — de goddelozen zullen worden verdelgd. „Beschouwt [daarom] het geduld van onze Heer als redding.” Trek er voordeel van. Voor hen die dit doen, wachten er eeuwige zegeningen in de nieuwe ordening van God onder Christus, zegeningen die voortvloeien uit de lankmoedigheid van God. — 2 Petr. 3:9-18; Gal. 6:9.