Hoofdstuk 4
Hoe komt het dat de mens oud wordt en sterft?
HOEWEL ouderdom en de dood over het algemeen als iets normaals worden beschouwd, blijft de mens beide een raadsel vinden. Dit blijkt wel uit het feit dat er eeuwenlang legenden zijn overgeleverd waarin men trachtte te verklaren waarom mensen oud worden en sterven.
Eén versie van een oude Griekse mythe vertelt over de vrouw Pandora, die een doos opende die zij gesloten had moeten laten. Hierdoor werden, zo zegt men, „Ouderdom”, „Ziekte”, „Krankzinnigheid” en andere „Boosheden” die de mensheid tot nu toe hebben gekweld, vrijgelaten.
In Australië geloven verscheidene inheemse stammen dat de mensen oorspronkelijk eeuwig zouden leven. Maar zij moesten uit de buurt van een bepaalde holle boom blijven. Toen wilde bijen deze boom tot hun tehuis maakten, wilden de vrouwen heel graag hun honing hebben. Tegen de waarschuwing van de mannen in, zette een vrouw haar bijl in de boom. Daarop, zo luidt de legende, vloog er een grote vleermuis naar buiten. De vleermuis was de „Dood”. Nadat ze uit de boom was vrijgelaten, werden allen die door haar vleugels werden aangeraakt, door de dood opgeëist.
Het is veelbetekenend dat legenden van andere, ver uit elkaar wonende volken de dood insgelijks aan ongehoorzaamheid toeschrijven, terwijl er aanvankelijk dikwijls een vrouw bij betrokken is.
WAAROM DE OVEREENKOMSTEN?
Sommige mensen zijn bij het lezen van zulke mythen misschien geneigd de bijbelse verklaring omtrent de oorzaak van ouderdom en de dood in dezelfde categorie onder te brengen. Zij wijzen er misschien zelfs op dat de mythen in sommige opzichten met het bijbelse verslag schijnen overeen te komen. Maar waarom bestaan deze overeenkomsten? Is het mogelijk dat aan deze legenden historische feiten ten grondslag liggen die eenvoudig verdraaid zijn?
De bijbel zelf werpt licht op het antwoord op deze vragen. Daarin wordt op het oude Babel in Chaldéa gewezen als de plaats vanwaar mensen die tegen God in opstand kwamen door zijn gebod uit te dagen, werden verstrooid (Genesis 11:2-9). Bijbelse geslachtstafels laten zien dat dit plaatsvond in een tijd dat er sommige mensen leefden die, als getrouwe dienstknechten van God, de waarheid omtrent het leven en de oorzaak van de dood kenden (Genesis 6:7, 8; 8:20, 21; 9:28; 10:1-9; 11:10-18; 1 Kronieken 1:19). Aangezien de meeste mensen echter zelf blijk gaven van minachting voor de waarheid inzake Gods voornemen met betrekking tot de mens, zou er nauwelijks verwacht kunnen worden dat zij de waarheid over de vraag hoe het komt dat de mens sterft, nauwkeurig zouden overleveren. Naarmate zij zich verspreidden en met het verstrijken van de tijd werden de feiten verdraaid en gekleurd; er ontstonden mythen. In deze mythen wordt de oorzaak van het oud-worden en de dood heel verschillend verklaard, maar toch is er een gemeenschappelijke basis te ontdekken die eraan ten grondslag ligt.
Dit is niet slechts een veronderstelling. Er zijn bewijzen voorhanden waardoor duidelijk wordt aangetoond dat religieuze mythen, met inbegrip van die omtrent de dood, een gemeenschappelijke oorsprong hebben. Kolonel J. Garnier merkt in zijn boek The Worship of the Dead (De dodencultus) op:
„Niet slechts Egyptenaren, Chaldeeën, Feniciërs, Grieken en Romeinen, maar ook de hindoes, de boeddhisten van China en van Tibet, de Gothen, Angelsaksen, Druïden, Mexicanen en Peruvianen, de inboorlingen van Australië en zelfs de wilden van de eilanden in de Stille Zuidzee moeten hun religieuze ideeën allen uit een gemeenschappelijke bron en een gemeenschappelijk brandpunt hebben verkregen. Overal treffen wij de meest frappante overeenkomsten aan in riten, ceremoniën, gewoonten, tradities en namen van goden en godinnen en de betrekkingen waarin zij tot elkaar staan.”
En welke plaats is deze gemeenschappelijke bron? Duidt het bewijsmateriaal op Chaldéa, zoals de bijbel te kennen geeft? Professor G. Rawlinson merkt op:
„De frappante overeenkomst van het Chaldeeuwse systeem met dat van de klassieke [hoofdzakelijk Griekse en Romeinse] mythologie schijnt speciale aandacht te verdienen. Deze overeenkomst is te algemeen en in sommige opzichten te sterk om te veronderstellen dat de overeenkomst door puur toeval is ontstaan. In de pantheons van Griekenland en Rome en in die van Chaldéa moet men dezelfde algemene groepering [van goden en godinnen] herkennen; niet zelden kan men dezelfde genealogische opvolging nagaan; en in sommige gevallen laten zelfs de bekende namen en titels van klassieke godheden zich nauwkeurig uit Chaldeeuwse bronnen verduidelijken en verklaren.”
Tot welke slotsom komt hij derhalve? Hij zegt:
„Wij kunnen nauwelijks betwijfelen of er is, op de een of andere manier, een uitwisseling van religieuze gedachten geweest — ongetwijfeld werden in zeer vroege tijden, van de kusten van de Perzische Golf [waar het oude Babel lag] naar de landen die door de Middellandse Zee worden omspoeld, mythologische begrippen en ideeën doorgegeven.”
Zo blijkt datgene wat de bijbel te kennen geeft omtrent de ontwikkeling van religieuze opvattingen, in overeenstemming te zijn met ander historisch bewijsmateriaal. Indien de bijbel werkelijk met nauwkeurigheid de waarheid heeft bewaard die later door religieuze mythen is verdraaid, dient het bijbelse verslag een beroep te doen op ons verstandelijke vermogen. Het verslag moet aannemelijk zijn. Is dit ook zo?
LEVEN VAN GEHOORZAAMHEID AFHANKELIJK
Wanneer in het eerste boek van de bijbel, Genesis, wordt besproken waarom de mens oud wordt en sterft, wordt dit niet gedaan tegen een achtergrond van „er was eens” in een „droomland”, maar wordt er een op feiten gebaseerd verslag gegeven. Het handelt over een werkelijke plaats, Eden. Waar Eden ongeveer gelegen heeft, kan men met behulp van bepaalde rivieren vaststellen. Twee van deze rivieren, de Eufraat en de Tigris (Hiddekel), zijn tot op vandaag nog bekend (Genesis 2:10-14; Nieuwe Vertaling van het Nederlandsch Bijbelgenootschap). De tijd kan volgens de bijbelse chronologie op het jaar 4026 v.G.T. of kort daarna worden gesteld. Bovendien is het feit dat de bijbel melding maakt van een eerste mensenpaar wetenschappelijk deugdelijk. In de publikatie The Races of Mankind (De mensenrassen) wordt in dit verband opgemerkt:
„In het bijbelse verhaal van Adam en Eva, de vader en moeder van het gehele menselijke geslacht, werd eeuwen geleden dezelfde waarheid verteld die de wetenschap thans heeft aangetoond: dat alle volken der aarde één familie vormen en een gemeenschappelijke oorsprong hebben.”
Na te hebben verteld op welke wijze de eerste mens tot leven kwam, laat het bijbelse verslag zien dat de Schepper, Jehovah God, de mensheid een begin gaf in een op een park gelijkend tehuis. Hij gaf de mens het vooruitzicht op eeuwig leven, waaraan hij echter tegelijkertijd een voorwaarde verbond. God zei tot de mens: „Van elke boom van de tuin moogt gij tot verzadiging eten. Maar wat de boom der kennis van goed en kwaad betreft, gij moogt daarvan niet eten, want op de dag dat gij daarvan eet, zult gij beslist sterven.” — Genesis 2:16, 17.
Dat was een eenvoudig gebod. Maar dienen wij dat ook niet te verwachten? De mens Adam was toentertijd alleen. Het leven was eenvoudig, ongecompliceerd. Het was voor hem geen probleem in zijn levensonderhoud te voorzien. Er werd geen druk uitgeoefend door een hebzuchtig commercieel stelsel. Er waren geen ingewikkelde wetten nodig om zondige neigingen in de eerste mens te beteugelen. Als volmaakt mens had Adam geen zondige neigingen.
Al was dit gebod dan eenvoudig, er waren morele strijdpunten bij betrokken die verstrekkende gevolgen hadden. Ongehoorzaamheid aan Gods gebod van de zijde van de eerste mensen zou opstand tegen Hem als Regeerder hebben betekend. Hoe dat zo?
Het was vanwege Gods verbod dat het eten van de vrucht van de „boom der kennis van goed en kwaad” verkeerd was. Die vrucht op zich was niet vergiftig. Ze was gezond, letterlijk ’goed tot voedsel’ (Genesis 3:6). Gods verbod betreffende de boom beklemtoonde dus eenvoudig dat de mens terecht van zijn Schepper als Regeerder afhankelijk was. Door gehoorzaamheid konden de eerste man en vrouw tonen dat zij Gods recht om hun kenbaar te maken wat „goed” of door God goedgekeurd was en wat „slecht” of door God veroordeeld was, respecteerden. Ongehoorzaamheid van hun zijde zou derhalve opstand tegen Gods soevereiniteit betekenen.
Jehovah God maakte bekend dat de straf op zulk een opstand de dood was. Was dat een te strenge straf? Welnu, beschouwen niet veel natiën van de wereld het als hun recht op bepaalde misdrijven de doodstraf te stellen? Toch kunnen deze natiën niemand het leven geven en ook niemand voor altijd in het leven houden. De Schepper kan dit echter wel. En het was vanwege zijn wil dat Adam en Eva tot bestaan kwamen (Openbaring 4:11). Had de Gever en Instandhouder van het leven dus niet het recht om op ongehoorzaamheid aan hem de doodstraf te stellen? Zeer zeker! Bovendien besefte alleen hij ten volle hoe ernstig de schadelijke gevolgen waren die uit ongehoorzaamheid aan zijn wet zouden voortspruiten.
Door het verbod te gehoorzamen, hadden Adam en Eva als het eerste mensenpaar blijk kunnen geven van hun waardering en dankbaarheid jegens God voor alles wat hij voor hen had gedaan. Juist gemotiveerde gehoorzaamheid zou hen ervoor hebben behoed zelfzuchtig te worden en hun Weldoener, God, te negeren.
De aard van het probleem was in overeenstemming met datgene wat wij van een God van liefde en gerechtigheid zouden verwachten. Het was geen onredelijk gebod. Hij onthield hun niet de noodzakelijke levensbehoeften. Er waren vele andere bomen waarvan zij konden eten om hun behoefte aan voedsel te bevredigen. Daarom hadden noch Adam noch Eva enige reden om te menen dat zij de vrucht van de „boom der kennis van goed en kwaad” nodig hadden.
Het verslag laat echter zien dat Eva op zekere dag, terwijl zij zich niet in het gezelschap van haar man bevond, aan bedrog ten prooi viel en van de verboden vrucht at.a Later slaagde zij erin haar man ertoe te overreden Gods wet eveneens te overtreden. — Genesis 3:1-6.
Nu zou er geredeneerd kunnen worden dat God een toegeeflijke houding ten aanzien van deze opstand van de eerste mensen aan de dag had kunnen leggen. Er zou geopperd kunnen worden dat hij zijn ogen voor hun kwaaddoen had kunnen sluiten en het ongestraft had kunnen laten. Maar zou dat de beste handelwijze zijn geweest? Is het niet zo dat nalatigheid in het handhaven van de wet onder de mensen in deze tijd tot minachting voor rechtvaardige wetten en het toenemen van misdaad en geweldpleging heeft geleid? Als God de overtreding van Adam en Eva ongestraft had gelaten, zou dit hebben betekend dat hij hen en hun nakomelingen ertoe had aangemoedigd nog verder wetteloosheid te bedrijven. Hierdoor zou God medeverantwoordelijk zijn geweest voor zulke daden.
Door toegeeflijk te zijn, zou bovendien de betrouwbaarheid van Gods woord in twijfel zijn getrokken. Hierdoor zou het hebben geleken alsof hij niet meent wat hij zegt en dat zijn wetten daarom ongestraft overtreden kunnen worden.
Het wordt derhalve duidelijk dat het enige juiste en rechtvaardige dat God te doen stond, was zijn wet hoog te houden en de eerste mensen de rechtmatige gevolgen van hun opzettelijke, moedwillige ongehoorzaamheid te laten dragen. Wat niet over het hoofd gezien mag worden, is dat er geen teken van enig berouw van hun zijde was. Zij gaven er geen blijk van een verandering van hart te hebben ondergaan.
DE GRONDOORZAAK — ZONDE
Door hun opstand tegen God sneden Adam en Eva zich van een goede verhouding tot hem af. Zij bezaten geen onvernietigbaar, onsterfelijk leven. De bijbel zegt dat God door zijn macht ’de zon, de maan en de sterren voor eeuwig, tot onbepaalde tijd, in stand houdt’ (Psalm 148:3-6). Zo was het ook met het eerste mensenpaar. Om in leven te kunnen blijven, waren zij van God afhankelijk.
Door te weigeren zich aan Gods wet te onderwerpen, ontvingen Adam en Eva niet langer zijn ondersteunende kracht. Bovendien waren zij, nu zij vervreemd waren van God, zonder zijn goddelijke leiding. Mettertijd had daarom de zonde, waardoor Adam en Eva van God vervreemd waren geraakt, hun dood tot gevolg.
Na hun overtreding tegen God beschikten zij in zich nog steeds over een geweldige mate van levenskracht. Dit blijkt uit het historische bericht, dat laat zien dat Adam 930 jaar oud is geworden (Genesis 5:5). Niettemin ging ten aanzien van Adam de waarschuwing in vervulling: „Op de dag dat gij daarvan [van de boom der kennis van goed en kwaad] eet, zult gij beslist sterven”, want God veroordeelde Adam op die dag ter dood. — Genesis 2:17.
Door zijn ongehoorzaamheid bracht Adam, als de stamvader van het menselijke geslacht, niet alleen de dood over zichzelf, maar ook over zijn nog niet geboren nageslacht. Daarom zegt de bijbel: „Door bemiddeling van één mens [is] de zonde de wereld binnengekomen en door middel van de zonde de dood, en aldus [heeft] de dood zich tot alle mensen . . . uitgebreid omdat zij allen gezondigd hadden.” — Romeinen 5:12.
Daar Adam volmaaktheid had verbeurd, kon hij geen volmaaktheid op zijn nageslacht overdragen. Zijn kinderen werden vanaf het begin met zwakheden geboren. De gevolgen van de zonde in zijn lichaam maakten het voor hem onmogelijk nageslacht voort te brengen dat niet aan beperkingen en zwakheden onderhevig was. Dit is in overeenstemming met de verklaring van de bijbel die in Job 14:4 staat opgetekend: „Wie kan een reine uit een onreine voortbrengen? Er is er niet één.” Het feit dat mensen thans oud worden en sterven, kan derhalve in de eerste plaats worden teruggevoerd tot de zonde die zij van Adam hebben geërfd. Als zijn nakomelingen ontvangen zij het loon dat de zonde betaalt — de dood. — Romeinen 6:23.
Wat betekent dat in werkelijkheid? Betekent de dood het einde van al iemands levensprocessen, of blijft er iets van de mens voortleven? Leven de gestorvenen na de dood voort, en hebben zij ook bewustzijn?
[Voetnoten]
a De details in verband met dit bedrog en de aanstichter ervan worden in hoofdstuk 10 besproken.
[Kaart op blz. 28]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
DE MYTHOLOGIE VAN VELE VOLKEN HAD HAAR OORSPRONG UIT BABEL
GRIEKENLAND
BABEL
AFRIKA
INDIA
Perzische Golf
[Illustratie op blz. 32]
Volgens de bijbel stelde God het eerste mensenpaar eeuwig leven in het vooruitzicht