„Het schrijven van juiste woorden van waarheid”
„De bijeenbrengen zocht de verrukkelijke woorden te vinden en het schrijven van juiste woorden van waarheid.” — Pred. 12:10.
1. Wanneer is een verhaal nuttig en heeft het werkelijk waarde voor ons?
WIE hoort of leest niet graag een goed verhaal? Als de woorden waarin het verhaal wordt gebracht bekwaam zijn gekozen en met een schoonheid van betekenis worden geuit, draagt dit bij tot het genoegen dat men ondervindt naarmate het verhaal zich ontvouwt. Als het een waar verhaal is, wordt het werkelijk nuttig voor ons wanneer het wordt verteld zonder de dingen te verdraaien of zonder enige overdrijving, maar met „woorden van waarheid” en op een juiste en onpartijdige wijze. Daardoor leren wij de waarheid die van blijvende duur zal zijn en zal zegevieren en die werkelijke waarde voor ons zal hebben.
2. In het gebruik waarvan schept de verteller zelf behagen en wat dient het geval te zijn als wij een geschreven boodschap brengen die voor de ontvangers eeuwig leven betekent?
2 Wat de verteller zelf betreft, ook hij schept er behagen in het verhaal te brengen met woorden die hem genoegen schenken als hij ze gebruikt. Omdat hij de waarheid liefheeft en degenen die door zijn verhaal geboeid worden, wil opbouwen, tracht hij gewetensvol het op juiste wijze met „woorden van waarheid” te vertellen. Zulke „woorden van waarheid” zijn de juiste dingen die hij moet vertellen. Aangezien dit reeds met een verhaal zo is, hoeveel te meer dient het dan zo te zijn als wij, in geschrifte, een boodschap brengen die eeuwig leven betekent voor hen die de boodschap ontvangen!
3. Waarom kan Salomo zo’n oprechte verteller worden genoemd?
3 De wijste koning uit de oudheid, Salomo van Jeruzalem, was nu zo’n oprechte verteller en boodschapper. Hebt u ooit zijn tientallen spreuken gelezen, zoals die in het bijbelboek Spreuken zijn vervat? Of zijn prachtige liefdesgeschiedenis die in het bijbelboek Het Hooglied wordt verhaald? Of zijn wijsheid die in het bijbelboek Prediker tot uitdrukking wordt gebracht, dat voor mensen geschreven is die het doel willen weten van het leven, dat in de meeste gevallen zo ijdel en frustrerend schijnt te zijn? Als u deze bijbelboeken hebt gelezen, kunt u de uitmuntende woordkeuze waarderen die Salomo heeft gebruikt voor het tot uitdrukking brengen van uitmuntende gedachten. Hoe schitterend of uit het leven gegrepen zijn zijn spreuken! Hoe goed is zijn raad!
4. Wat moest Salomo, ondanks het feit dat hij werd geïnspireerd, zijn en doen, en waar verwijst hij hiernaar?
4 Zeker, hij werd door Gods geest geïnspireerd toen hij zijn deel van de bijbel schreef. En toch moest hij liefde voor de waarheid bezitten en moest hij zichzelf, zijn geest, inspannen om de waarheid op een innemende wijze met woorden die de juiste betekenis hebben, tot uitdrukking te brengen. De dingen kwamen hem niet automatisch, vanzelf, aanwaaien. Hij moest de waarheidsgetrouwe dingen die hij moest spreken of schrijven, trachten te vinden en ook de juiste taal zoeken waarin hij ze onder woorden moest brengen. Tegen het eind van zijn geïnspireerde boek Prediker schrijft hij over de persoonlijke krachtsinspanningen die er van zijn zijde werden vereist. Hij zegt met betrekking tot zichzelf: „De bijeenbrengen zocht de verrukkelijke woorden te vinden en het schrijven van juiste woorden van waarheid.” — Pred. 12:10.
5. (a) Hoe noemde Salomo zichzelf, en welke verantwoordelijkheid legde dit hem op? (b) In welk opzicht was hij een voorbeeld voor ons?
5 Merk op dat Salomo zichzelf „de bijeenbrenger” noemt en niet slechts een „prediker”. Van wie was Salomo een „bijeenbrenger”? Van Gods eigen gemeente, de gemeente van Salomo’s eigen volk, Gods uitverkoren natie uit de oudheid. Dit maakte de verantwoordelijkheid van Salomo des te groter, want deze gemeente in het bijzonder verdiende het de waarheid te horen, zowel door middel van het gesproken als het geschreven woord. In overeenstemming met de naam die hij zichzelf gaf, Koheleth in het Hebreeuws of „bijeenbrenger” in het Nederlands, trachtte hij zijn volk tot een eenheid bijeen te brengen; als koning moest hij zodanig spreken, schrijven en onderwijzen dat zij verenigd bleven als aanbidders van de ene levende en waarachtige God, die Salomo Jehovah noemde. Salomo kende de belangrijkheid van woorden en wist welk een kracht er in woorden schuilt. Daarom trachtte hij ten behoeve van wat hij sprak, schreef en onderwees, de „verrukkelijke woorden”, de „juiste woorden”, te bedenken. Salomo slaagde hier voortreffelijk in en was wat dit aangaat een voorbeeld voor ons.
6, 7. (a) Hoe belangrijk zijn woorden voor het denken, en waar heeft de mens het denkvermogen vandaan gekregen? (b) Welk geschreven verslag hebben wij in de bijbel waaruit blijkt dat dit feit niet slechts een traditie is die aan de verbeelding is ontsproten?
6 Zou u zelfs maar kunnen denken zonder woorden? Neen! De lagere schepselen — viervoetige dieren, vogels, vissen en insekten — denken niet; ze handelen volgens instinct en gaan af op geluiden en op wat ze zien en voelen. Denken moet in taal worden gedaan. Taal moet tot uitdrukking worden gebracht in woorden die grammaticaal verbonden worden om een gedachte, een denkbeeld, te vormen. Menselijke schepselen kunnen denken. Waar hebben zij dit denkvermogen vandaan gekregen? Niet van de een of andere hersenloze, verstandeloze, chemisch geschapen levende cel, die zichzelf heeft ontwikkeld en de levensladder heeft beklommen om een man of vrouw te worden. Menselijke schepselen moeten dit van buiten hebben gekregen. Het moet afkomstig zijn van een denker, iemand die bekend is met denken, die weet hoe dit proces werkt, die een brein heeft geschapen. Het denkvermogen moet van buiten zijn gekomen het is een gave! Van wat of van wie? Alleen van de Schepper, van God. Dit feit is niet slechts een menselijke traditie die aan de verbeelding is ontsproten. Er is een verslag van in geschreven woorden die, vertaald in modern Nederlands, als volgt luiden:
7 „Verder zei God: ’Laten wij de mens maken naar ons beeld, overeenkomstig onze gelijkenis, en laten zij de vissen der zee en de vliegende schepselen van de hemel en de huisdieren en de gehele aarde en al het zich bewegende gedierte dat zich op de aarde beweegt, in onderworpenheid hebben.’ En God ging ertoe over de mens te scheppen naar zijn beeld, naar Gods beeld schiep hij hem; als man en als vrouw schiep hij hen. Voorts zegende God hen en God zei tot hen: ’Weest vruchtbaar en wordt tot velen en vult de aarde en onderwerpt haar, en hebt de vissen der zee en de vliegende schepselen van de hemel en elk levend schepsel dat zich op de aarde beweegt, in onderworpenheid.’” — Gen. 1:26-28.
8. (a) Hoe weten wij of God, toen hij die verklaring betreffende ’s mensen schepping deed, wel of niet tot zichzelf sprak? (b) Op welke wijze toonde God aldus dat hij de schepper van de spraak, de taal en de grammatica was?
8 Dit verslag laat God zien als een Denker, als een Spreker, en als de Schepper van menselijke schepselen met hersenen in hun schedel. Voordat God sprak en zei: „Laten wij de mens maken naar ons beeld, overeenkomstig onze gelijkenis”, dàcht God. Ten einde te denken, liet hij woorden die gedachten bevatten in zijn geest opkomen. Voordat hij enig met verstand begaafd schepsel maakte, dacht hij, en hij had geen gezelschap van een andere levende persoon nodig. Hij sprak niet tot zichzelf ook al dacht hij met woorden die gedachten inhielden. Toen hij, volgens Genesis 1:26, zei: „Laten wij . . . maken”, sprak hij niet tot zichzelf als een uiting van zijn persoonlijke beslissing. Hij sprak op zijn minst tot iemand anders. Volgens de rest van de bijbel was deze andere persoon zijn eerste schepping, een hemelse schepping, zijn eerste geestenzoon, die zonder enige tussenkomst rechtstreeks door God was gemaakt. Het lag in Gods bedoeling met die Zoon te spreken. Daarom schiep God hem met een denkvermogen en met datgene waar dit terecht mee gepaard gaat, het vermogen om te spreken. Terstond kon die Zoon spreken, kon hij woorden vormen en ze op grammaticale wijze met elkaar verbinden. God schiep derhalve de spraak, de taal en — aangezien er voor taal grammatica nodig is — de grammatica.
9. Hoe gebruikte God deze Zoon vervolgens, waardoor hij nog verder aantoonde dat Hij de schepper van de taal en de grootste Grammaticus is?
9 Wat voor taal God met deze eerste zoon van Hem sprak, weten wij niet (Openb. 3:14; Kol. 1:15-18). Vervolgens schiep God door tussenkomst van deze Zoon andere geestelijke schepselen, cherubs, serafs en engelen. God formeerde hun oorspronkelijke taal voor hen, naar het vermogen van deze sprekende schepselen. Hij schiep hun spraakvermogen, opdat zij hun taal volgens de juiste grammaticale stijl konden spreken. Hij vond hun grammatica voor hen uit. God is de grootste Grammaticus. Deze geestelijke schepselen begrepen God als hij tot hen sprak, en zij konden hem op een begrijpelijke wijze antwoorden. — Ps. 103:20.
10. (a) Welke taal wordt niet door de Academie van Taal en Letteren vermeld, en waarom niet? (b) Indien de apostel Paulus die talen had kunnen spreken, wat zou hij dan nog meer hebben moeten bezitten om niet louter een voortbrenger van geluid te zijn?
10 De lijst van talen die door de moderne Academie van Taal en Letteren is samengesteld, bevat geen enkele engelentaal, want mensen hebben die nog nooit gehoord en weten niet hoe ze luidt. De Academie lacht hier misschien wel om. Maar in de eerste eeuw leefde er een man van veel geestelijke ondervinding, de christelijke apostel Paulus, die het over engelentaal heeft wanneer hij schrijft: „Al spreek ik de talen van mensen en van engelen, maar heb geen liefde, dan ben ik een klinkend stuk koper of een rinkelende cimbaal geworden” (1 Kor. 13:1). Paulus kon een aantal talen spreken, op zijn minst het Hebreeuws en Grieks van de eerste eeuw van onze gewone tijdrekening. Hij sprak geen enkele engelentaal en kon dit ongetwijfeld ook niet omdat engelen een spraakvermogen hebben dat buiten het bereik van de mens ligt. Maar ook al had Paulus de taal van engelen kunnen spreken en bezat hij toch geen goddelijke liefde als motief voor het spreken en doen, dan zou hij als een galmend stuk koper of een rinkelende cimbaal zijn, net als Satan de Duivel en zijn geestendemonen, die de taal van engelen spreken, maar in plaats van liefde een moorddadige haat hebben.
11. (a) In welke taal sprak Gods engel tot Abraham en welke belofte deed hij nadat Abraham had gepoogd Isaäk te offeren? (b) In welke talen werd de bijbel geschreven en door wiens nageslacht?
11 Toen God bijgevolg zijn engelen uitzond om met mensen te spreken, spraken zij in de menselijke taal van degene of degenen tot wie zij spraken en niet in de taal die engelen onder elkaar in de hemel spreken. Wij hebben berichten waaruit blijkt dat zij met mensen spraken aan wie zij in een gematerialiseerd lichaam of in visioenen verschenen, en wel in het Hebreeuws, het Aramees en het eerste-eeuwse Grieks, de talen waarin de bijbel werd geschreven. Vlak nadat de Hebreeër Abraham getoond had dat hij bereid was zijn zoon Isaäk als een religieus slachtoffer te offeren, zei God bijvoorbeeld bij monde van zijn engel tot hem: „Ik [zal] u voorzeker . . . zegenen en uw zaad voorzeker . . . vermenigvuldigen als de sterren . . . En door bemiddeling van uw zaad zullen alle natiën der aarde zich stellig zegenen, ten gevolge van het feit dat gij naar mijn stem hebt geluisterd” (Gen. 22:17, 18). Abraham begreep wat er vanuit de hemel werd gezegd en hij verheugde zich in de hoop dat eens alle natiën der aarde door bemiddeling van zijn nageslacht gezegend zouden worden. Het is interessant om op te merken dat alle boeken van de bijbel door leden van Abrahams nageslacht werden geschreven, opdat mensen uit alle natiën ze tot hun blijvende welzijn zouden kunnen lezen en begrijpen.
12. In welke taal sprak een engel tot Daniël, en wat zei hij ter verklaring van een Koninkrijksvisioen?
12 Eeuwen later omvatte Abrahams ten zeerste toegenomen nageslacht de profeet Daniël. In de stad Babylon aan de rivier de Eufraat verscheen een engel aan Daniël in ’nachtvisioenen’ en sprak tot hem in het Aramees. Ter verklaring van de visioenen die aan Daniël werden gegeven, zei de Aramees sprekende engel: „En het koninkrijk en de heerschappij en de grootheid van de koninkrijken onder de ganse hemel werden aan het volk der heiligen van het Opperwezen gegeven. Hun koninkrijk is een koninklijk van onbepaalde duur, en alle heerschappijen zullen hén dienen en gehoorzamen” (Dan. 7:1-4, 23, 27). Daniël schreef deze visioenen in het Aramees op.
13. Welke Koninkrijksbekendmaking, en in welke taal, hoorde Johannes luide stemmen in de hemel doen?
13 In het boek dat als laatste op de lijst van bijbelboeken staat, in de openbaring die omstreeks het jaar 96 G.T. aan de christelijke apostel Johannes werd gegeven, hoorde hij luide stemmen in de hemel, die zeiden: „Het koninkrijk der wereld is het koninkrijk van onze Heer en van zijn Christus geworden, en hij zal als koning regeren tot in alle eeuwigheid” (Openb. 11:15). Johannes tekende dit op in het algemene Grieks van de eerste eeuw.
UITVINDING VAN VELE MENSELIJKE TALEN
14, 15. (a) Welke vraag rijst er thans, aangezien wij allen de nakomelingen zijn van degenen die de ene oorspronkelijke taal spraken? (b) Welke boodschap van vrede, en in welke taal, gaf Gods engel aan de overlevenden van de Vloed?
14 Tegenwoordig zijn er veel meer talen dan het Hebreeuws, Aramees en algemene Grieks waarin Gods Woord, de bijbel, werd geschreven. Een van de belangrijke factoren die bijdraagt tot de redenen waarom wij thans geen wereldomvattende vrede hebben is, dat wij zoveel talen hebben, zodat wij elkaar niet rechtstreeks kunnen verstaan. Hoe komt het dat wij, daar wij toch allemaal nakomelingen zijn van de eerste man en vrouw die God in de Hof van Eden schiep, thans niet allen dezelfde taal spreken als die eerste twee mensen? De profeet Noach en zijn zeven medepassagiers, die de wereldomvattende vloed van drieënveertig eeuwen geleden overleefden, hebben in de ark waarin zij werden gespaard, allen dezelfde taal gesproken. Het was dezelfde taal als die van het eerste mensenpaar, alleen was ze in de loop van de 1656 jaar sinds de schepping van de eerste mens tot aan de Vloed uitgebreid. Na die Vloed en toen Noach en zijn mede-overlevenden de ark op de berg Ararat in zuidwest-Azië hadden verlaten, sprak God tot hen door bemiddeling van zijn engel. Hij liet een symbool van vrede, de regenboog, verschijnen en gaf hun een boodschap van vrede. In hun ene taal zei hij:
15 „Weest vruchtbaar en wordt tot velen en vult de aarde. . . . Mijn regenboog heb ik in de wolk geplaatst, en die moet dienen tot een teken van het verbond tussen mij en de aarde. En het moet geschieden dat wanneer ik een wolk over de aarde breng, de regenboog stellig in de wolk zal verschijnen. En ik zal stellig aan mijn verbond denken, dat tussen mij en u en elke levende ziel van alle vlees bestaat; en de wateren zullen niet meer tot een geweldige vloed worden om alle vlees te verderven.” — Gen. 9:1, 13-15.
16. Ongeveer hoelang bleef de mensheid één taal spreken, en door wie werd de beslissing genomen taalgroepen te hebben, en waarom?
16 Gedurende meer dan twee generaties — of omstreeks honderd tachtig jaar — na de Vloed bleef de taal van Noach en zijn nakomelingen de ene taal. De „juiste woorden van waarheid”, zoals die in de geïnspireerde bijbel worden aangetroffen, luiden: „De gehele aarde nu had nog steeds één taal en één woordenschat” (Pred. 12:10; Gen. 11:1). Nu dan, besloten de mensen op dat tijdstip iets op academisch of universitair niveau te doen en begonnen zij in verschillende talen te spreken? Neen! Waarom zouden zij op het idee komen dit te doen? In plaats daarvan was het God die toen besloot nieuwe menselijke talen uit te vinden. Hij wist van tevoren dat een verwarring van talen onder de mensen een verdeeldheid brengende kracht zou zijn. Het dacht hem goed hen in taalgroepen te verdelen en het daardoor moeilijk voor hen te maken elkaar te verstaan en met elkaar op te schieten.
17. Aan welk bouwplan werkten de mensen in de vlakten van Sinear, en hoe sloeg God een flinke kink in de kabel?
17 De nakomelingen van Noach die in zuidelijke richting naar de vlakten van Sinear in Mesopotamië waren getrokken, waren toentertijd verenigd in een slecht werk, dat tegengesteld was aan Gods wil zoals hij die na de Vloed aan Noach en zijn zonen had bekendgemaakt. Terwijl zij de ene algemeen begrepen taal spraken, besloten deze opstandige mensen daar een stad als centrum van religieuze aanbidding te bouwen, met een toren die tot in de wolken zou reiken, en zich aldus een gevierde naam te maken. Ten einde een flinke kink in de kabel te slaan, besloot de Almachtige God hun eensgezinde werk te verbreken door verschillende talen uit te vinden en in hen te planten, waarbij alle herinnering aan hun vroegere algemene taal werd uitgewist. Plotseling, terwijl zij harmonieus aan hun tegen God gekante bouwplan werkten begonnen de verscheidene personen verschillende talen te spreken en ontstond er een verwarring onder hen waardoor zij genoodzaakt werden de betrekkingen met elkaar te verbreken en uiteen te gaan. Eén taalgroep bleef klaarblijkelijk bij de onvoltooide stad en haar religieuze toren, onder Nimrod.
18. (a) Waardoor wordt aangetoond dat dit beslist geen menselijke uitvinding maar een goddelijk wonder was? (b) Waarom was het talenwonder op de dag van het pinksterfeest onder Christus’ discipelen nog opmerkelijker?
18 Hoe kon zo iets ogenblikkelijk gebeuren als het niet het werk van God de Almachtige was? Hij gaf aan elke groep een verschillende taal met haar eigen grammatica en woordenschat, zodat zij de nieuwe taal onmiddellijk volmaakt begonnen te spreken. Het was geen menselijke uitvinding, en door deze wonderbaarlijke daad toonde God dat hij de Meestergrammaticus, de grootste Grammaticus tot op deze tijd, is. Dit was geen voorbode van de pinksterdag in het jaar 33 G.T., toen Gods heilige geest op de honderd twintig discipelen van Jezus Christus in Jeruzalem werd uitgestort en zij plotseling in vele talen begonnen te spreken die zij nooit hadden gestudeerd en geleerd. Door die gebeurtenis uit de oudheid op de vlakten van Sinear werd echter geïllustreerd of duidelijk gemaakt wat de Almachtige God later, op de dag van het pinksterfeest te Jeruzalem kon doen. En wat nog opmerkelijker was, die discipelen van Jezus Christus vergaten hun oorspronkelijke taal, het Hebreeuws, niet, ondanks het feit dat zij plotseling het vermogen ontvingen om nieuwe talen te spreken. Er ontstond dus geen verwarring onder hen en zij gingen niet uiteen. Gods ene geest die op hen rustte, hield hen verenigd in het prediken van Zijn koninkrijk. — Hand. 2:1-21.
19. (a) Wat is de betekenis van de naam die aan de stad werd gegeven, en wat werd, behalve nieuwe talen, uit deze stad meegenomen? (b) Wiens taal werd niet veranderd, en waarom niet?
19 Wegens de verwarring van talen die daar destijds op de vlakten van Sinear ontstond, werd de stad die zo’n vreselijke terugslag in haar bouwprogramma had ondervonden, Babel genoemd. Dit was heel passend want deze naam betekent „Verwarring”. De Grieks-sprekende mensen noemden haar Babylon (Gen. 11:2-9). Dit gebeurde in de dagen van Nimrod, de achterkleinzoon van Noach. Nimrod werd „een geweldig jager gekant tegen Jehovah” genoemd en Genesis 10:8-10 noemt deze geweldige jager de eerste koning van Babel, want „het begin van zijn koninkrijk werd Babel”. Vanuit deze stad namen de verscheidene taalgroepen die de bouw van de stad staakten, de valse Babylonische religie met zich mee naar de verscheidene delen van de aarde waarheen zij werden verstrooid. De menselijke familie was nu een polyglottisch of veeltalig geslacht geworden. De profeet Noach en zijn godvrezende zoon Sem hadden niet aan de bouw van de stad en de toren van Babel deelgenomen. Hun taal werd derhalve niet veranderd. Zij bleven dezelfde oorspronkelijke taal tot elkaar spreken. — Gen. 9:26-29.
20. (a) Welk nieuwe beroep ontstond er, en wie maakte er gedurende een hongersnood in het oude Egypte gebruik van? (b) In het geval van wie was er sprake van geïnspireerde vertaling of vertolking?
20 Wegens de verwarring van talen die God te Babel teweegbracht, ontstond er een nieuw beroep, dat van tolk of vertaler. Zo gebeurde het dat een nakomeling van Sem, namelijk Jozef, de achterkleinzoon van Abraham, bij een zekere gelegenheid een tolk gebruikte. Jaloerse broers van hem hadden hem als slaaf naar Egypte verkocht, maar dertien jaar later leidde God het zo dat Jozef de eerste minister en voedselbeheerder van Egypte werd omdat hij een wereldomvattende hongersnood had voorspeld. Toen tijdens de werkelijke hongersnood zijn broers naar Egypte kwamen om voedselvoorraden te kopen, herkenden zij Jozef niet. Jozef verborg zijn identiteit onder andere doordat hij hen niet in het Hebreeuws toesprak en daarom een Egyptisch-Hebreeuwse tolk gebruikte. In Genesis 42:23 staat dan ook: „Er was een tolk tussen hen.” Dat was in de achttiende eeuw vóór onze gewone tijdrekening. Sindsdien zijn de tolken toegenomen. Zulke tolken werden niet geïnspireerd. Alleen in het geval van de christelijke gemeente, waaraan in de dagen van Christus’ apostelen de wonderbare gave van het spreken in vreemde talen werd gegeven, werd ook de wonderbare gave van het vertolken van talen geschonken. — 1 Kor. 14:13-28.
DE VERTALING VAN DE BIJBEL
21. (a) Wat moet men voor een nauwkeurige vertaling kiezen, en wat is er voor een absoluut volmaakte vertaling nodig? (b) Wanneer werden de Hebreeuws-Aramese Geschriften vertaald, en hoe werd deze eerste vertaling genoemd?
21 Om tot een nauwkeurige vertaling te komen of een ware vertolking te geven, moet men juiste woorden in de ene taal gebruiken die overeenkomen met die welke worden gebezigd in de taal die wordt vertolkt of waaruit wordt vertaald. In de dagen van de christelijke apostelen moeten de vertolkingen die werden gegeven door de christenen die de wonderbare gave van vertolking of vertaling hadden ontvangen, volmaakt en absoluut juist zijn geweest, want de vertolking was geïnspireerd (1 Kor. 12:4-11, 27-30). De belangrijkste geschriften die vertolkt moeten worden, zijn de Heilige Geschriften, de bijbel. Tegen de vijfde eeuw vóór onze gewone tijdrekening werden de door God geïnspireerde geschriften in het Hebreeuws en Aramees voltooid in de vorm van negenendertig boeken, zoals ze nu worden geteld. Nadat in de volgende eeuw het algemene Grieks de internationale taal was geworden, begonnen Grieks-sprekende joden te Alexandrië, in Egypte, te werken aan een vertaling van die Heilige Geschriften uit het Hebreeuws in het Grieks. Ze kwam bekend te staan als de Griekse Septuaginta-vertaling of LXX, op grond van de overlevering dat er oorspronkelijk zo’n zeventig joodse vertalers bij betrokken waren. Septuaginta betekent „Zeventig”.
22. (a) Was deze eerste vertaling geïnspireerd, en was zo’n vertaling in strijd met Gods wil en geest? (b) Hoe deden Christus’ discipelen, toen zij de geïnspireerde Griekse Geschriften schreven, aanhalingen uit de Hebreeuwse Geschriften, en waarom?
22 De Griekse Septuaginta-vertaling van de Hebreeuwse Geschriften werd niet door Gods geest geïnspireerd maar was ook niet in strijd met Gods geest. Het was Gods wil dat zijn geïnspireerde Woord in zoveel mogelijk talen van de wereld vertaald zou worden voordat zijn koninkrijk onder Jezus Christus de volledige heerschappij over de gehele aarde zou overnemen. Bij het schrijven van de geïnspireerde Griekse Geschriften, die zevenentwintig boeken omvatten, deden vier van Christus’ apostelen en vier van zijn andere discipelen honderden malen aanhalingen uit de geïnspireerde Hebreeuwse Geschriften. Soms deden zij rechtstreeks aanhalingen uit de Griekse Septuaginta-vertaling; andere keren maakten zij hun eigen rechtstreekse vertalingen uit de Hebreeuwse Geschriften. Dit werd gedaan om aan te tonen dat die Hebreeuwse Geschriften werkelijk Gods „woorden van waarheid” waren en dat ze in vervulling gingen in verband met de christelijke gemeente en het door haar verrichte werk dat bestond in het prediken van Gods koninkrijk.
23. (a) Hoe gaf Jezus Christus indirect te kennen dat de bijbel in vele talen vertaald moest worden? (b) Wanneer begrepen zijn discipelen de betekenis hiervan, en wat gingen zij in dit verband doen?
23 Toen Jezus Christus, de Zoon van God, na zijn opstanding uit de doden en enkele dagen vóór zijn hemelvaart tot zijn discipelen sprak, gaf hij te kennen dat de Heilige Geschriften, de bijbel, in vele talen vertaald zouden moeten worden. Hij zei: „Alle autoriteit in hemel en op aarde is mij gegeven. Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb” (Matth. 28:18-20). Eerder had hij eveneens geprofeteerd: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Matth. 24:14). Nadat op de dag van het pinksterfeest in 33 G.T. Gods heilige geest op Christus’ discipelen was uitgestort, begrepen zij de betekenis van die woorden en begonnen zij de Heilige Schrift te vertalen in de talen van de natiën waaronder zij Gods koninkrijk predikten en discipelen maakten. Naar verluidt heeft de apostel Matthéüs zijn evangelie eerst in het Hebreeuws geschreven en het daarna in het Grieks overgezet.
24. (a) Wat trachtten gewetensvolle vertalers, aangezien zij wisten dat de bijbel een litterair meesterwerk is, te doen? (b) Hoe heeft de vertaling van de bijbel voortgang gevonden, en welk genootschap behoort thans tot de toonaangevende genootschappen op het gebied van het drukken en uitgeven van bijbels?
24 Kort daarna werden er vertalingen van de Heilige Geschriften gemaakt in de oude talen die toen algemeen gesproken werden, zoals Latijn, Syrisch, Ethiopisch, Arabisch, Perzisch, enzovoort. De vertalers wisten dat de bijbel een litterair meesterwerk is en zij streefden er gewetensvol naar om hem door het gebruik van „verrukkelijke woorden” en „juiste woorden van waarheid”, die getrouw de gedachte van de geïnspireerde Geschriften overbrachten, in verschillende talen te vertolken. In weerwil van geweldige oppositie van de zijde van het overheersende religieuze lichaam der christenheid heeft de vertaling van de bijbel in de talen van het gewone volk tot nu toe voortgang gevonden. Er zijn thans vertalingen van de bijbel — hetzij van de bijbel in zijn geheel of van gedeelten ervan — verkrijgbaar in 1337 of meer talen. Er zijn genootschappen opgericht voor het drukken en verspreiden van de geïnspireerde Geschriften. Een van de toonaangevende genootschappen op het gebied van het drukken en uitgeven van bijbels is thans de Watch Tower Bible & Tract Society of Pennsylvania, die in vierennegentig landen en eilandgroepen bijkantoren heeft.
[Illustratie op blz. 109]
De arbeiders die met de bouw van de Toren van Babel God tartten, begonnen plotseling verschillende talen te spreken en geraakten in een verwarring die hen deed uiteengaan