De getrouwe Schepper
„Een barmhartige en genadige God, langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid en waarheid.” — Ex. 34:6, NW.
1, 2. Wat zijn enkele moderne opvattingen over „God”?
DE WENS iemand of iets te aanbidden, is alle mensen eigen. Er bestaan echter vele verschillende opvattingen over „God”. Sommigen zeggen: „Ik kan ’God’ niet begrijpen”, en zij doen er ook geen moeite voor. Anderen zeggen: „Er is geen God.” Zij aanbidden echter zichzelf, sporthelden, filmsterren, enzovoorts. Dan zijn er nog anderen die zich „God” als een mystieke drieëenheid, als een met een stralenkrans bekroonde heilige, als boeddha of als zetelend in een kostbare, religieuze tempel voorstellen. Sommige goden zijn onschuldig-uitziende ’geluksgoden’. Andere zijn de in een schrijn bewaarde zielen van krijgers of de geesten van voorouders, waarvan men beweert dat ze op bepaalde feestdagen terugkeren om de overdadige hoeveelheden voedsel en drank die door hun nog levende familieleden zijn geofferd, in ontvangst te nemen.
2 In deze twintigste eeuw bestaan talrijke nieuwe goden of oude goden met nieuwe namen. Een groep van vijfentwintig katholieke en protestantse theologen in Amerika hebben onlangs enkele van deze goden opgesomd, namelijk „fysieke macht en comfort”, „financiële zekerheid”, „prestige”, „sekse”, „wetenschap”, „sociale status”, „atoomkracht”, „libido” en „oorlog”.a Zelfs de sowjets hebben hun goden, zoals Marx, de eenzame Lenin en ’de god der vestingen’. — Dan. 11:38.
3. Welke duidelijke verklaringen worden er in de bijbel over de getrouwe God geuit?
3 Wat is het, met het oog op de in de wereld heersende verwarring over „God”, niet een vreugde in de bijbel de duidelijke verklaringen betreffende de getrouwe God en Schepper, die „overvloedig in liefderijke goedheid en waarheid” is, te lezen! Hij brengt loyale liefde jegens de door hem geschapen mens tot uitdrukking, doordat hij hem op paden der gerechtigheid leidt en hem de waarheid betreffende Zijn eeuwige voornemen leert. Hij is niet alleen de ware God en Schepper der mensheid, maar tevens de betrouwbare Vriend van mannen des geloofs (Gen. 5:22-24; 6:9; Jak. 2:23). Zij die tot de vrienden van deze liefderijke God gaan behoren, verheugen zich erover zijn naam te horen en met zijn naam te worden genoemd, want die naam vertegenwoordigt alles op het gebied van liefderijke goedheid, getrouwheid en waarheid wat lofwaardig is.
4, 5. (a) Hoe heeft de Schepper zelf een verklaring betreffende zijn naam afgelegd? (b) Welke diepe betekenis heeft zijn naam voor degenen die hij tot zijn vrienden rekent?
4 Wie zou meer bevoegd zijn de glorierijke naam van God, de Schepper, bekend te maken dan de getrouwe Schepper zelf? Hij doet dit dan ook! Luister maar naar zijn eigen tot de profeet Mozes gerichte woorden: „Jehovah ging aan zijn gezicht voorbij en verklaarde: ’Jehovah, Jehovah, een barmhartige en genadige God, langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid en waarheid’” (Ex. 34:6, NW). Wat wordt er sterk de nadruk gelegd op het feit dat hij een naam bezit! Door deze naam wordt hij geïdentificeerd als de Grote God met een Voornemen, die zijn wil zonder enige twijfel succesvol ten uitvoer brengt. Jehovah! Jehovah! Het is de naam die boven alle andere namen is verheven — onveranderlijk, eeuwig, de luisterrijke persoonlijkheid van de getrouwe Schepper zelf tot uitdrukking brengend. — Jes. 55:8-11.
5 In de nieuwe wereld die Jehovah zich heeft voorgenomen te scheppen, zal zijn ongeëvenaarde naam boven alle hemelen verheven zijn. Ook de aarde zal een heiligdom zijn waar zijn lof wordt bezongen. Dan zal zijn heerlijke belofte in vervulling gaan: „Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn, en Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen” (Openb. 21:3, 4). Die gelukkige verhouding tussen God en de mens zal zo intiem zijn en in zo grote mate uitmunten door voortreffelijke, liefderijke goedheid, dat het leven in de nieuwe wereld van vreugde en verrukking zal overvloeien (Jes. 65:17, 18). God is inderdaad een getrouwe Vriend en Schepper! Een barmhartige en genadige God, die boven alle ’niet-goden’ van deze corrupte wereld uitsteekt door zijn unieke, onvergelijkelijke en grootse naam — JEHOVAH! — Ps. 115:1-4; Jes. 37:18-20.
DE HEERLIJKHEID VAN ZIJN SCHEPPING
6. (a) Waartoe dienen Jehovah’s getrouwe scheppingen ons te inspireren? (b) Hoe wordt de lof van de Schepper in de hemel bezongen?
6 Beschouw Jehovah’s getrouwheid eens zoals die in zijn scheppingen tot uiting komt. Worden wij daardoor niet geïnspireerd tot getrouwheid in het bestuderen van zijn Woord en in het doen van zijn goddelijke wil? (Ps. 19:2, 15 1, 14). Sinds onheuglijke tijden hebben de hemelse legerscharen Jehovah om zijn getrouwe scheppingen geloofd (Job 38:4-7). Tot op de huidige dag brengt die loyale organisatie van levende schepselen „heerlijkheid, eer en dankzegging . . . aan Hem, die op den troon gezeten is en tot in alle eeuwigheden leeft”. Degenen die van de aarde zijn gekocht om met Christus Jezus, de Zoon van God, het hemelse koninkrijk te beërven, heffen eveneens het loflied aan: „Gij, onze Here en God, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de macht; want Gij hebt alles geschapen, en om uw wil was het en werd het geschapen.” — Openb. 4:9-11.
7. Waaraan kunnen wij zien dat Jehovah met de schepping van de aarde een doel voor ogen had?
7 Jehovah’s scheppingen blijken overduidelijk met een wonderbaarlijk doel te zijn gemaakt. Ofschoon de aardse schepping slechts een kleine afspiegeling is van de heerlijkheid van de hemelse schepping, is er voor ons op aarde reden verbaasd te staan over de edelmoedige voorziening die God voor de mensheid heeft getroffen. Hij heeft de zon, aarde en maan, alle in de juiste verhouding tot elkaar, hun plaats gegeven, zodat de aarde van warmte, licht en energie zou worden voorzien, en dag en nacht, en seizoenen en getijden zou kennen. De natuurkrachten der aarde werden alle op wonderbaarlijke wijze, volgens het ontwerp van de grote Meestergeest, in evenwicht gebracht. Waarlijk, „groot zijn de werken des HEREN, na te speuren door allen die er behagen in hebben. Majesteit en luister is zijn doen, en zijn gerechtigheid houdt eeuwig stand. Hij heeft voor zijn wonderen een gedachtenis gesticht”. — Ps. 111:2-4.
8. Voor welke aardse voorzieningen dient de mens de Schepper van ganser harte te danken en te loven?
8 Deze werken doen ons versteld staan door de wijsheid en het verstrekkende aspect ervan. Hoe rijk is de voorraadkamer der aarde aan mineralen en oliën en hoe overvloedig komt het onontbeerlijke verbruiksartikel water niet voor! Ook de lucht heeft Jehovah gemaakt om door de mens ingeademd te kunnen worden, terwijl hij er tevens voor heeft gezorgd dat deze fris en zuiver kon blijven — een voorziening waarvan ondankbare mensen in deze „laatste dagen” misbruik hebben gemaakt door de atmosfeer met smog en radioactieve afvalstoffen te verzadigen (2 Tim. 3:1, 2). Hij heeft een weelderig, gevarieerd plantenleven voortgebracht dat met het merkwaardige vermogen tot fotosynthese, waarbij het zonlicht wordt geabsorbeerd en tot energierijk voedsel wordt omgevormd, is begiftigd. En wat een grote verscheidenheid aan menu’s heeft hij niet tot toekomstig genot van de mensheid toebereid! Bovendien heeft hij de kleurrijke wereld der vissen, vogels en andere dieren ten dienste en voor het genoegen van de mens geschapen. Dat God de aarde, als zijn geschenk aan de mensheid, heeft toebereid en verzorgd, vormt een voortreffelijk voorbeeld van zijn getrouwheid en liefdevolle goedheid. Wat een bewondering en lof dient dit niet in het hart van godvrezende mensen op te wekken! — Ps. 37:29; Job 12:7-10.
9, 10. In welke opzichten is de mens zelf een meesterstuk onder Gods scheppingen?
9 Door het scheppen van de mens zelf heeft Jehovah een verstand, een lichaam, een stel organen en een bekwaamheid en capaciteit tot werken verschaft die in de gehele materiële schepping een wonder der wonderen vormen. Denk bijvoorbeeld eens aan het door God geschonken vermogen om te spreken, te luisteren, te schrijven en te lezen. Zelfs al is de mens Gods niet langer volmaakt, toch kan hij uitroepen: „Ik loof U, omdat ik gans wonderbaar ben toebereid, wonderbaar zijn uw werken; mijn ziel weet dat zeer wel.” — Ps. 139:14.
10 Wat een wonderbaarlijk meesterstuk op het gebied van constructie vormt het rechtopstaande menselijk lichaam! De samenstelling en de harmonie van het lichaam, de mechanica ervan en de scheikundige processen die erin plaatsvinden, alsook de verbazingwekkende samenhang van zenuwen, verstand en zintuigen, vinden onder de wetenschappelijke prestaties der mensheid huns gelijke niet. Sta eens stil bij die tien prachtig ontworpen hefboompjes, de menselijke vingers. Zelfs de meest kundige ingenieur zou nooit zoiets prachtigs en nuttigs hebben kunnen uitdenken of vervaardigen. Bedenk ook eens dat geen enkel menselijk voortbrengsel op deze aarde, van een nietige transistor tot een machtig oceaanschip, zonder het kundige manipuleren van die door God geschonken vingers gemaakt zou kunnen worden. — Spr. 31:10-13.
11. Hoe blijkt de getrouwheid van de Schepper uit het wonder der voortplanting?
11 Als een verdere liefderijke voorziening van de getrouwe Schepper, werd de mens met het vermogen zijn soort voort te brengen, begiftigd. „Man en vrouw schiep Hij hen. En God zegende hen en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar” (Gen. 1:27, 28). Is er in het rijk der stoffelijke schepping iets zo wonderbaarlijk als dit wonder der voortplanting? Buiten het lichaam kan geen architect of blauwdruk bepalen welke vorm een groeiend embryo zal aannemen. Is de eicel eenmaal bevrucht, dan splitst en vermenigvuldigt ze zich uit eigen beweging. Door wonderbaarlijke processen — ontworpen door de alwijze Schepper en via ieder mensengeslacht doorgegeven — ontwikkelt het embryo zich volgens patroon en brengt het een hoofd, een romp, armen en benen voort. Er behoeven geen bouwmaterialen van buitenaf aangevoerd te worden om die schitterende ogen, dat krachtige hart of het zachte haar dat de mens schoonheid en bescherming verleent, te vormen. Alles wordt als door een wonder door het laboratorium van de zich steeds vermenigvuldigende cellen geproduceerd. Als de uitkomst van het door God geregelde proces, wordt er een baby geboren die het vooruitzicht heeft verder te groeien tot de volle glorie der volwassenheid als man of vrouw. Wij mogen de getrouwe Schepper beslist wel dankbaar zijn en loven voor de regeling waardoor wij de gave van het menselijke leven hebben ontvangen. — Ps. 139:15-17; Pred. 11:5.
12. Hoe dient de mensheid haar dankbaarheid voor Gods voorzieningen tot uitdrukking te brengen?
12 In volmaakte wijsheid heeft Jehovah de aarde voor de mens en de mens voor de aarde gemaakt. Dankbaar dient de gehele mensheid te verklaren: „Loof den HERE, mijn ziel. HERE, mijn God, Gij zijt zeer groot. Gij hebt U met majesteit en luister bekleed. Hoe talrijk zijn uw werken, o HERE, Gij hebt ze alle met wijsheid gemaakt.” De sterfelijke mens dient zijn gehele hem door God geschonken lichaam en al zijn bekwaamheden en vitale energie tot eer van zijn God en Maker te willen gebruiken. Zijn opvatting dient te luiden: „Uw liefderijke goedheid, o Jehovah, heeft de aarde vervuld. Leer mij uw eigen regelingen. Al uw geboden zijn de getrouwheid zelf.” — Ps. 104:1, 24; 119:64, 86, NW.
GETROUWHEID AAN DE SCHEPPER
13. Waarom kan de mens er dankbaar voor zijn dat hij naar het beeld van God en zijn Zoon werd gemaakt?
13 „Leer mij uw eigen regelingen.” Wat een passend verzoek! De liefderijke goedheid van de getrouwe Schepper dient de van God afkomstige menselijke geest ertoe aan te zetten een dergelijke smeekbede te uiten. Wat een verbazingwekkend vermogen is de gave van het verstand! Wat kunnen wij er dankbaar voor zijn dat „God zeide: Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis”! Daarom heeft Jehovah de sterfelijke mens met goddelijke intelligentie en geestesgaven begiftigd, die Hij en Zijn geliefde hemelse Zoon zelf zo wonderbaarlijk aanwenden. De mens werd geschapen met het vermogen de goddelijke beginselen waardoor zijn bestaan wordt beheerst, op prijs te stellen. Gods wetten werden hem duidelijk bekendgemaakt. De mens kon nu in liefderijke gehoorzaamheid dankbaarheid tonen voor al Jehovah’s milde voorzieningen in het aardse paradijs. — Gen. 1:26-31.
14, 15. (a) Waarin is Adam in gebreke gebleven en met welk resultaat voor de mensheid? (b) Welke voorziening trof de Schepper nu om zijn wil met betrekking tot de aarde ten uitvoer te brengen?
14 De eerste mens bleek niet getrouw te zijn ten aanzien van dit glorierijke, hem toevertrouwde pand, en ten gevolge daarvan ging de dood als koning over de gehele mensheid heersen (Rom. 5:12-14). Wat een verregaande ondankbaarheid van de zijde van Adam! Jehovah blijft echter getrouw aan zijn goddelijke voornemen met betrekking tot deze aarde, die werd geschapen om te zijner ere een wereldomvattend paradijs te vormen (Jes. 45:18, 19). Omdat hij een grote liefde voor de mensenwereld koesterde, zond hij zijn geliefde Zoon naar de aarde om de naam van de getrouwe Schepper bekend te maken en voor degenen die geloof in Gods voorziening oefenden een losprijs te worden. — Joh. 1:14; 3:16; 17:6.
15 Deze Zoon, Jezus Christus, was getrouw in zijn getuigenis voor Jehovah, zelfs tot aan een wrede dood aan een paal (Openb. 1:5; 3:14). Jehovah wekte zijn Zoon daarom op en verhief hem tot Zijn rechterhand van gunst in de onzichtbare hemelen. Sinds het jaar 1914 regeert deze Zoon in Gods koninkrijk, terwijl hij de autoriteit en macht heeft ontvangen de wil van de Schepper met betrekking tot deze aarde ten uitvoer te brengen. Hij heeft de titel „Getrouw en Waarachtig” gekregen, en in overeenstemming met die titel bereidt hij zich er nu op voor de rechtvaardige oorlog van Armageddon te strijden, met het doel hemel en aarde van het laatste spoortje goddeloosheid te zuiveren. — Openb. 19:11-21.
16. Welke nieuwe schepping heeft Jehovah voortgebracht, en welk vooruitzicht heeft de gehoorzame mensheid?
16 Getrouw aan zijn voornemen heeft Jehovah nu een nieuwe schepping voortgebracht: „Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen” (2 Kor. 5:17). Deze personen die ’in Christus zijn’, vormen „de geroepenen en uitverkorenen en gelovigen” uit de mensheid, en zij zullen met Christus als koningen in zijn hemelse koninkrijk, tot zegen van de uit gehoorzame mensen samengestelde natiën, regeren. Er is reeds „een grote schare, die niemand tellen kon” uit 185 natiën en eilandgebieden op aarde bijeengebracht, en deze mensen worden erop voorbereid het einde van deze wereld te overleven en zich in het aardse gebied van het Koninkrijk in eeuwig leven te verheugen. — Openb. 17:14; 14:3; 7:4, 9-17; Matth. 25:31-34.
17. Wat wordt er van allen die de nieuwe wereld van de Schepper willen binnengaan, verlangd, en welke voorbeelden dienen zij na te volgen?
17 Van allen die de nieuwe wereld van rechtvaardigheid van de Schepper willen binnengaan, wordt getrouwheid en rechtschapenheid verlangd. Jehovah zelf is in zijn gehele schepping en activiteit getrouw en opgedragen christenen dienen deze hoedanigheid eveneens aan te kweken. „De Rots, volmaakt is zijn activiteit, want al zijn wegen zijn gerechtigheid. Een God van getrouwheid, bij wie geen ongerechtigheid is; rechtvaardig en oprecht is hij” (Deut. 32:4, NW). Ook Christus Jezus is een opvallend voorbeeld van getrouwheid in het volbrengen van de goddelijke wil. In hem ging Psalm 40:9 8 waarlijk in vervulling: „Ik heb lust om uw wil te doen, mijn God, uw wet is in mijn binnenste.” Ook bij ons kan Gods wet in ons binnenste geschreven staan wanneer wij zijn Woord onder gebed bestuderen, voortdurend — op vergaderingen en in de velddienst — met zijn volk omgaan en loyaal de richtlijnen van Jehovah’s goedgekeurde „getrouwe en beleidvolle slaaf”-organisatie in deze tijd van het einde opvolgen. — Matth. 24:14, 45-47, NW.
GETROUWHEID AAN GODDELIJKE BEGINSELEN
18. (a) Hoe luidt het gebed van degenen die de Koninkrijksbelangen bevorderen? (b) Hoe betoont God zich getrouw in tijden van beproeving?
18 In deze boze tijd luidt ons gebed „dat het woord van Jehovah snel vooruitgang moge blijven maken en verheerlijkt moge worden”. Indien wij allen onze rechtschapenheid ten gunste van de Koninkrijksbelangen bewaren, zullen wij beslist een aandeel aan een grote uitbreiding van het werk blijven hebben. Bovendien zal de getrouwe Schepper ons sterken om de slagen van Satans wereld te weerstaan. „De Heer is getrouw, en hij zal u standvastig maken en u bewaren voor de goddeloze” (2 Thess. 3:1-3, NW). In tijden van verzoeking en vervolging zullen wij kracht putten uit zijn verdere beloften: „God is getrouw, die niet zal gedogen, dat gij boven vermogen verzocht wordt, want Hij zal met de verzoeking ook voor de uitkomst zorgen, zodat gij er tegen bestand zijt” (1 Kor. 10:13). „Laten derhalve ook zij, die naar den wil van God lijden, hun zielen aan den getrouwen Schepper overgeven, steeds het goede doende” (1 Petr. 4:19). Blijf erop vertrouwen dat getrouwheid in het bevorderen van Gods werk en het hooghouden van zijn beginselen, een rijke beloning van „Jehovah, die getrouw is”, met zich zal brengen. — Jes. 49:7, NW.
19. Welk beginsel nemen ware christenen ten opzichte van exclusieve toewijding in acht, en hoe?
19 Wat zijn enkele van deze beginselen? Een in het oog vallend beginsel dat door bemiddeling van Mozes werd vermeld en door Christus Jezus, toen hij op deze aarde was, werd herhaald, is: „Jehovah onze God is één Jehovah” (Deut. 6:4; Mark. 12:29, NW). Dit fundamentele beginsel van de ware aanbidding schakelt alle andere goden — Baäl, een drieëenheid van goden, Allah, Brahma, Boeddha, de Rode god van het communisme, enzovoorts — zonder onderscheid uit. In overeenstemming met dit beginsel sluiten Jehovah’s getuigen geen compromis; zij zullen bijvoorbeeld niet in een gedeeltelijk christelijke, gedeeltelijk boeddhistische begrafenisdienst toestemmen. Noch zullen zij een compromis sluiten door aan een religieuze plechtigheid ter ere van plaatselijke goden deel te nemen. „Gij moet u voor hen niet nederbuigen, noch ertoe worden bewogen hen te dienen, want ik, Jehovah, uw God, ben een God die exclusieve toewijding eist.” — Ex. 20:5, NW.
20. Waarom vermijden Jehovah’s getuigen gemengde huwelijken?
20 Eveneens uit respect voor dit beginsel weigeren Jehovah’s getuigen een gemengd huwelijk aan te gaan of erin toe te stemmen dat hun zoons of dochters met aanhangers van een andere god of met personen die helemaal geen god aanbidden, trouwen. Het gevaar van een dergelijke handelwijze is nog net zo werkelijk als in de dagen van het Israël uit de oudheid, toen Jehovah met het oog op de omwonende natiën de waarschuwing uitte: „Gij zult u ook met hen niet verzwageren; uw dochters zult gij aan hun zonen niet geven, noch hun dochters nemen voor uw zonen; want zij zouden uw zonen van Mij doen afwijken, zodat zij andere goden zouden dienen, en de toorn des HEREN tegen u zou ontbranden en Hij u weldra zou verdelgen” (Deut. 7:3, 4). Deze waarschuwing weegt nu nog zwaarder, daar wij nu op de drempel van de oorlog van Armageddon staan.
21. Welke voorzorgsmaatregelen dienen er wijselijk tegen een terugvallen tot demonenaanbidding te worden genomen?
21 Een gezin dat vroeger een heidense godsdienst aanhing, komt bijvoorbeeld tot een kennis van de bijbelse waarheid en draagt zich aan Jehovah op. Wat dient er dan met de voorwerpen die bij de demonenaanbidding behoren — de beelden, de familiealtaren en de zieleplankjes — te gebeuren? Zolang deze voorwerpen in het huis blijven, vormen ze een geestelijk gevaar. Indien het hoofd van het gezin waardering voor goddelijke beginselen heeft, dient hij ervoor te zorgen dat deze symbolen van religieuze goddeloosheid worden verwijderd. Zo zal het gevaar dat het huisgezin weer door demonenaanbidding wordt besmet, uit de weg worden geruimd. Zelfs de wijze koning Salomo, die eens veel waarde aan goddelijke beginselen hechtte, werd door de afgodsbeelden die zijn heidense vrouwen met zijn toestemming Israël binnenbrachten, beïnvloed. — Ps. 106:36; 1 Kon. 11:1-13.
22. Hoe tonen Jehovah’s getuigen respect voor het in 2 Korinthe 10:3 vermelde beginsel, en met welk resultaat?
22 Een ander christelijk beginsel wordt duidelijk in 2 Korinthe 10:3 onder woorden gebracht: „Want al leven wij in het vlees, wij trekken niet ten strijde naar het vlees.” Al zouden de verdeelde machten van Satans wereld ook al hun nationalistische kracht tegen ons inbrengen, dan nog mogen wij nooit toelaten dat de band van liefde waardoor Jehovah’s getuigen over de gehele wereld worden verenigd, wordt verbroken. Wij moeten getrouw aan beginselen zijn. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vormden Jehovah’s getuigen door deze getrouwheid een schouwspel van eenheid in de gehele wereld. Zo gaven zij er blijk van — en zij zullen dit blijven doen — dat zij het enige volk op aarde zijn dat het goddelijke beginsel dat bij ’smeedt de zwaarden tot ploegscharen en de speren tot snoeimessen om’ is betrokken, naar juiste waarde schatten (Jes. 2:4). Noch communistische intimidaties noch de democratische oorlogshysterie zullen hen ertoe brengen van hun getrouwheid aan goddelijke beginselen af te wijken.
23. Hoe wordt de „nieuwe persoonlijkheid” overeenkomstig Gods wil geschapen?
23 Wanneer iedere christen individueel getrouw in overeenstemming met de goddelijke wil leeft, zal hij met succes de „nieuwe persoonlijkheid” die door de apostel Paulus wordt beschreven, kunnen aandoen: „Gij [dient] nieuw . . . te worden gemaakt in de kracht die uw geest aandrijft en de nieuwe persoonlijkheid . . . aan te doen, welke overeenkomstig Gods wil in ware rechtvaardigheid en loyaliteit werd geschapen” (Ef. 4:23, 24, NW). Wil een christen loyaal zijn jegens de goddelijke wil, dan wordt er van hem verlangd dat hij zich niet door de nieuwerwetse rages of laatste nieuwigheden van Satans stervende wereld, die tegen de christelijke rechtschapenheid indruisen, laat meeslepen. — 1 Tim. 4:7-10.
24, 25. (a) Hoe dient de huidige rage om bloedtransfusie toe te passen, door degenen die de goddelijke beginselen en wetten respecteren te worden bezien? (b) Hoe kan een bloedtransfusie nadelig zijn voor de „nieuwe persoonlijkheid”?
24 Een van die rages is de huidige stroom van bloedtransfusies waarvan men zich thans in de wereld op grote schaal bedient. Dit is in de ogen van een wereld die in twee wereldoorlogen het bloed van miljoenen mensen heeft verspild, misschien een onbelangrijke aangelegenheid (Gen. 9:5, 6). Voor loyale christenen is het echter belangrijk zich aan het goddelijke beginsel te houden dat bloed heilig is in Jehovah’s ogen. De getrouwe Schepper en Levengever zelf zegt: „Het leven van alle vlees is het bloed ervan” (Lev. 17:14, AS). Bloed is in Gods ogen kostbaar en hij heeft in zijn wijsheid wetten gemaakt om het gebruik ervan te regelen; deze wetten strekken de mens tot voordeel. Zijn wet in Genesis 9:4, die tegenover Noach werd geuit, geldt voor de gehele mensheid, als nakomelingen van Noach: „Alleen vlees met zijn ziel, zijn bloed, zult gij niet eten.” Deze wet wordt tot onderricht van alle ware christenen herhaald in een beslissing die door het besturende lichaam van de vroege christelijke gemeente werd doorgegeven: „Het heeft den Heiligen Geest en ons goed gedacht, u verder geen last op te leggen dan dit noodzakelijke: onthouding van hetgeen den afgoden geofferd is, van bloed, van het verstikte en van hoererij; indien gij u hiervoor wacht, zult gij wèl doen. Vaart wel!” — Hand. 15:28, 29.
25 Zijn afgoderij en hoererij schadelijk voor de christelijke persoonlijkheid? Rampzalig zelfs! Hetzelfde geldt voor het tot zich nemen van bloed, of dat nu door het eten van voedsel waarin bloed is verwerkt of door bloedtransfusie gebeurt, want het christelijke besturende lichaam heeft dit in dezelfde categorie als de andere euvelen ondergebracht. Bovendien is er door recente medische onderzoekingen op realistische wijze aangetoond hoezeer bloedtransfusie de persoonlijkheid van een individu nadelig kan beïnvloeden. Een autoriteit op dit gebied verklaart: „In elke persoon is het bloed in werkelijkheid de persoon zelf. Het bevat alle eigenaardigheden van het individu van wie het afkomstig is. Dit omvat erfelijke gebreken, ontvankelijkheid voor ziekten en giftige stoffen als gevolg van de persoonlijke levenswijze, eet- en drinkgewoonten.”b Het overbrengen van bloed kan er dus op neerkomen dat er ongunstige, erfelijke persoonlijke eigenaardigheden worden overgebracht. Hoe groot kan dit gevaar niet worden wanneer het bloed afkomstig is van bloedbanken waaraan misdadigers en andere maatschappelijk ontspoorden hun bijdrage hebben geleverd! De Schepper der mensheid is zo wijs en getrouw geweest de mens door middel van zijn wet, waarbij het tot zich nemen van bloed is verboden, tegen dergelijke en andere schadelijke gevolgen te beschermen. — Lev. 17:11-14.
26. Welke beloningen staan degenen die de wil van de getrouwe Schepper loyaal volbrengen, te wachten?
26 Degenen die loyaal en getrouw blijven in het doen van de wil van de Schepper, zullen zijn gunst en zegen nooit ontberen. „Want de HERE is rechtvaardig en Hij heeft gerechtigheid lief; de oprechten zullen zijn aangezicht aanschouwen” (Ps. 11:7). Zij zullen Jehovah werkelijk als „een barmhartige en genadige God, langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid en waarheid” leren kennen. Zij zullen zich in zijn naam en in de bescherming die hij biedt wanneer hij binnenkort de vernietiging van Armageddon over deze laatste generatie van ’degenen die hem haten’ zal brengen, blijven verheugen. Alle overlevenden zullen „weten, dat de HERE, uw God, de enige God is, de trouwe God, die het verbond en de [liefderijke goedheid] houdt jegens wie Hem liefhebben en zijn geboden onderhouden, tot in duizend geslachten”. Dan zal de gehele, voltallige mensheid, tot aan het symbolische ’duizendste geslacht’ toe, de beloning van eeuwig leven op de paradijsachtige aarde verwerven, alles tot eeuwige lof van de getrouwe Schepper. — Deut. 7:9-11; NW; Ps. 98:1-3.
[Voetnoten]
a Het protestantse blad Christianity Today.
b Who Is Your Doctor and Why?, door dr. A. J. Shadman.