Respecteer nederig Jehovah’s regeling, net als de engelen
HET Assyrische leger, dat meer dan 185.000 man telde, bevond zich in de laagvlakte bij Libna, aan de andere zijde van het bergland van Judéa, ruim 40 kilometer van Jeruzalem vandaan. Het leger had al een spoor van verwoeste steden en verminkte lijken achtergelaten. Het laatste doelwit was Jeruzalem.
De Judese koning Hizkía wist dat bevrijding door menselijke krachten uitgesloten was. De Assyrische woordvoerder had de overgave geëist en was toen naar het Assyrische kamp te Libna teruggekeerd. Maar Hizkía smeekte vurig: „O Jehovah, onze God, red ons alstublieft uit zijn hand, opdat alle koninkrijken van de aarde mogen weten dat gij, o Jehovah, alléén God zijt” (2 Kon. 19:19). Nog diezelfde nacht werd Hizkía’s gebed verhoord.
Naderhand kreeg Hizkía het bericht te horen dat Jehovah’s engel de voorgaande nacht 185.000 strijders in het Assyrische kamp te Libna had neergeslagen (2 Kon. 19:35). Koning Sanherib keerde dan ook rechtstreeks naar Assyrië terug. Wat een ontzagwekkende tentoonspreiding van macht had hij gezien!
Nederige dienstknechten
Militaire machthebbers hebben zich op veel geringere prestaties beroemd. Maar hoe is de houding van engelen? Deze geestelijke schepselen of „zonen Gods” zijn een voortreffelijk voorbeeld van nederigheid (2 Petr. 2:11; Job 38:7). Neem bijvoorbeeld eens het geval van de hemelse boodschapper die in een visioen aan de apostel Johannes verscheen. Toen Johannes op het punt stond hem hulde te bewijzen, waarschuwde de engel: „Pas op! Doe dat niet! Ik ben slechts een medeslaaf van u en van uw broeders, die het werk hebben dat bestaat in het getuigenis afleggen omtrent Jezus” (Openb. 19:10; 22:8, 9). Aldus erkende de engel nederig dat hij slechts een slaaf van de Allerhoogste was. Hoewel hij zeer bevoorrecht was een goddelijke openbaring te mogen doorgeven, besefte hij dat het niet juist geweest zou zijn als hij, die slechts als een dienstknecht van God optrad, enige eer had ontvangen.
Jezus Christus wees erop dat de engelen grote vreugde hebben wanneer één zondaar tot berouw komt (Luk. 15:7, 10). Dit is beslist opmerkelijk, daar zo’n berouwvolle persoon voor heerschappij in het hemelse koninkrijk in aanmerking zou komen. In plaats van jaloers te zijn omdat aan vroegere zondaars onverdiende gunst wordt bewezen, beseffen de engelen dat God het recht heeft mensen te gebruiken die door datgene wat zij op aarde hebben ondervonden, toegerust zijn om als medegevoelende koningen en priesters dienst te verrichten. (Vergelijk Hebreeën 4:15; 5:8, 9.) Daar de engelen het als een voorrecht beschouwen Jehovah in welke hoedanigheid maar ook te mogen dienen, verrichten zij nederig dienst ten behoeve van toekomstige Koninkrijkserfgenamen (Hebr. 1:14). Ja, zij dirigeren zelfs evangeliepredikers bij het opsporen van mensen die God zoeken. — Vergelijk Handelingen 8:26-38.
Engelen erkennen dat er in Gods gezin, hetzij in de hemel of op aarde, geen plaats is voor zelfverheffing. Worden wij er door hun voorbeeld niet toe bezield ons werkelijk in te spannen om ’niets uit twistgierigheid of uit egotisme te doen, maar met ootmoedigheid des geestes de anderen superieur aan onszelf te achten’? (Fil. 2:3) Accepteren wij nederig Jehovah’s regeling in de christelijke gemeente door respect te hebben voor de onvolmaakte mannen die als opzieners dienst verrichten? (Hebr. 13:17) En hoe is onze houding ten opzichte van medegelovigen? Bejegenen wij hen met respect en vriendelijkheid, zonder te letten op hun onvolmaaktheden? Toen Jehovah’s hemelse vertegenwoordiger tot Abraham sprak, zei hij „alstublieft” (Gen. 13:14). Tonen wij net zoveel respect voor kinderen, echtgenotes en medegelovigen? Engelen veroorloofden zich in de omgang met onvolmaakte mensen geen vrijheden. Ook wij dienen dit niet te doen.
In verband met de begrafenis van Mozes vinden wij nog een voorbeeld van nederige onderworpenheid. Er was een confrontatie tussen de Duivel en de aartsengel Michaël, die het lichaam als Jehovah’s eigendom opeiste. Hoe behandelde Michaël de aangelegenheid? Gaf hij blijk van zijn intense minachting voor deze tegenstander, die verantwoordelijk was voor de weeën van de mensheid? (Gen. 3:1-5) Neen, „hij [durfde] niet in beschimpende bewoordingen een oordeel tegen [de Duivel] uit te brengen, maar hij zei: ’Jehovah bestraffe u’” (Jud. 9). De aartsengel respecteerde Jehovah’s regeling in verband met het oordeel en was niet aanmatigend. — Vergelijk Johannes 5:19, 30.
In navolging van het voorbeeld van Michaël dienen christelijke echtgenoten en vaders niet hardvochtig of veeleisend op te treden bij het oplossen van gezinsproblemen. En gemeentelijke ouderlingen dienen ervoor op te passen dat zij hun autoriteit niet misbruiken door dwalenden onvriendelijk te bejegenen (1 Petr. 3:7; 5:1-3). Degenen die levengevende waarheden uit Gods Woord met anderen delen, zullen beslist niet schimpend willen spreken over personen die de bijbelse boodschap afwijzen, maar zullen het oordeel aan Jehovah overlaten, die „ziet hoe het hart is”. — 1 Petr. 3:8-12; 1 Sam. 16:7.
Getrouwe volharding
Door nederig respect te hebben voor Jehovah’s regeling, waren engelen in staat getrouw te volharden in hun diensttoewijzing. Een engel die met een speciaal boodschap van God op weg was naar de profeet Daniël, stuitte op hevige tegenstand. „De vorst van het koninklijk gebied van Perzië bood mij eenentwintig dagen lang tegenstand”, zo vertelde de engel later aan Daniël. Omdat hij besefte hoe belangrijk het was dat Gods aardse dienstknecht met de boodschap werd bereikt, streed hij 21 dagen lang tegen de onzichtbare demonenheerser van Perzië, totdat de aartsengel Michaël hem te hulp kwam. — Dan. 10:12-14.
Net als die engel hebben wij „geen strijd tegen bloed en vlees, maar tegen . . . de goddeloze geestenkrachten in de hemelse gewesten” (Ef. 6:12). Wij moeten ons sterk verzetten tegen demonenkrachten, die het erop gemunt hebben onze vriendschap met Jehovah te verwoesten en de bekendmaking van Gods koninkrijk een halt toe te roepen. Respect en waardering voor Jehovah’s heerschappij zullen ons helpen met behulp van de heilige geest de overwinning te behalen. — Openb. 12:17.
Zo nu en dan kunnen wij ontmoedigd raken door de negatieve houding van metgezellen of gezinsleden. Ook engelen zijn onderworpen geweest aan druk van de zijde van ontevreden medeëngelen. Vóór de grote vloed in Noachs dagen zwichtten sommige engelen voor onjuiste verlangens. Zij verlieten „hun eigen juiste woonplaats” in de hemel, materialiseerden zich in menselijke lichamen en gingen tegennatuurlijke betrekkingen met vrouwen aan (Jud. 6). De meerderheid van Gods geestenzonen weigerde echter zich door de trouweloze handelwijze van deze opstandige leden van Jehovah’s gezin te laten beïnvloeden. Ruim 2000 jaar later kreeg Daniël een visioen van de hemelse hoven. Hoeveel getrouwe engelen zag hij? „Er waren duizend duizenden die hem bleven dienen, en tienduizend maal tienduizend die vlak voor hem bleven staan” (Dan. 7:10). Wees daarom net als de rechtvaardige engelen en weiger u te laten beïnvloeden door de houding van personen die zichzelf behagen. Put aanmoediging uit zulke getrouwe voorbeelden. — 1 Thess. 1:7.
Waardeer Gods liefde
Jehovah schiep zowel engelen als mensen met het vermogen liefde voor hem als hun Vader en Soeverein te ontwikkelen. Gods grote tegenstander was eens een engel die Jehovah’s liefde ondervond. Maar hij kweekte van zijn kant geen waardering voor Jehovah’s liefde aan. Gebrek aan nederigheid leidde tot een begeerte naar prominentie en uiteindelijk tot opstand. — 1 Tim. 3:6.
Dient dit alles niet zowel een waarschuwing als een aanmoediging voor ons te zijn? Als engelen die in gebreke bleven vol waardering over Jehovah’s liefde jegens hen na te denken, voor verkeerde verlangens zijn gezwicht, hoe staat het dan met ons? Zullen wij, net als de grote schare getrouwe engelen in Daniëls visioen, een open oog hebben voor redenen om Jehovah dankbaar te zijn voor de gunsten die hij ons dagelijks betoont? Laten wij onze gelegenheden om dichter tot God te komen, naar waarde schatten.
„Wie kan op Jehovah gelijken onder de zonen van God [de engelen, Targoem]?” vraagt de psalmist. „God dient in ontzag gehouden te worden in de intieme groep van heiligen; hij is groots en vrees inboezemend boven allen die rondom hem zijn” (Ps. 89:6, 7). Hoe groeit zo’n eerbiedig respect in het hart van engelen en mensen? Door dagelijks te mediteren over de schitterende hoedanigheden van de Universele Soeverein, zoals deze in zijn scheppingswerken en zijn liefderijke goedheid tot uiting komen.
De getuigen van Jehovah in deze tijd vormen geen onbeduidende minderheid in hun aanbidding van de ware God. „Er zijn er meer die met ons zijn dan die met hen zijn”, verzekert de bijbel ons (2 Kon. 6:16). In onze krachtsinspanningen om Jehovah te behagen, zijn wij verbonden met scharen engelen die precies dezelfde God aanbidden. Deze machtige schepselen tonen een vriendelijke belangstelling voor ons en staan altijd klaar om ons te helpen Jehovah trouw te blijven (Ps. 34:7). Laat u daarom aanmoedigen door het voorbeeld van deze zonen van God, die nederig Jehovah’s regeling respecteren. Laten wij ons te zamen met hen blijven onderwerpen aan de wil van onze edelmoedige hemelse Vader.