-
Rechters en raadgevers van een Nieuwe-OrdeningmaatschappijDe Wachttoren 1970 | 1 oktober
-
-
21. (a) Aan welk ernstige gevaar had Jan zich blootgesteld door met de wereldse jongensbende op te trekken? (b) Wat zal zowel Jan als de gemeente gelukkig maken?
21 Vader: „Ja, en sta er eens bij stil hoe die jongens autorijden! O, je had wel bij hen geweest kunnen zijn als er iemand werd doodgereden. Je had werkelijk bloedschuld op je kunnen laden voor het aangezicht van Jehovah!” — Num. 35:11, 25, 34.
Christen: „Dat is zo, Jan. Wel, broeder en zuster Dwars, als Jan doet wat hij zegt dat hij zich heeft voorgenomen en als jullie hem goed in het oog houden en helpen, zal het goed met hem gaan, en wat zal dit ons allen niet gelukkiger maken!” — Luk. 15:7; Jak. 5:19, 20.
22. (a) Is de toepassing van Gods wet een ingewikkelde aangelegenheid? (b) Wat zal het comité indien mogelijk altijd trachten te doen, en op grond waarvan wordt dit gedaan?
22 Dit toont de eenvoud aan waarmee zo’n geval wordt behandeld. Er wordt vastgehouden aan Gods wet, die zo duidelijk en eenvoudig is. Een slecht gedrag kan niet door de vingers worden gezien; toch zal barmhartigheid worden betoond indien er, als de houding van de persoon en de omstandigheden in aanmerking worden genomen, een basis voor wordt gevonden. In dat geval is de verdienste van Christus’ slachtoffer van toepassing.
23. Welke vooruitzichten liggen er voor Jan in het verschiet doordat hem barmhartigheid werd geschonken, en waarom moet hij niet terugvallen?
23 Indien de jongen zich herstelt, zal het hem na verloop van tijd worden vergund weer geheel en al in een goede positie ten aanzien van de gemeente te komen. Indien hij terugvalt tot zijn slechte handelwijze en een onberouwvolle zondaar is, een dief of een kwaaddoener, of indien hij erin volhardt zich bij anderen aan te sluiten wanneer zij zich aan een slecht gedrag schuldig maken, zal hij worden uitgesloten, dat wil zeggen, hij zal uit de christelijke gemeenschap worden gesloten. — 1 Kor. 5:11-13.
24. Wat heeft het voor Jehovah’s getuigen tot gevolg gehad dat zij er zorgvuldig op hebben toegezien Gods wet met betrekking tot het rein houden van de gemeente na te leven?
24 Christenen zijn blij dat Jehovah goedgunstig ’gaven in mensen’ aan de gemeente heeft geschonken in de persoon van rijpe mannen die Gods wet begrijpen en er als rechters en raadgevers aan vasthouden. Jehovah’s getuigen gaan te werk volgens het schriftuurlijke patroon. Zij zien er angstvallig op toe dat de organisatie rein wordt gehouden. Jehovah heeft getoond dat hij met hen is door hen in een goede positie ten aanzien van hem te brengen en doordat er van de zijde van wereldse mensen goed van hen wordt gesproken met betrekking tot hun reine moraal en ordelievende beginselen (1 Tim. 3:7; 1 Petr. 4:15, 16). God schenkt steeds meer geestelijke voorspoed en toename, waarbij tienduizenden zich elk jaar bij hun gelederen aansluiten en hun leven aan Jehovah opdragen, met het vooruitzicht in een nieuwe ordening zonder wetteloosheid te mogen leven. Het is zoals in Jesaja 60:22 staat: „De kleine zelf zal tot duizend worden, en de geringe tot een machtige natie. Ikzelf, Jehovah, zal het te zijner tijd bespoedigen.”
-
-
De stad van Abrahams jeugdDe Wachttoren 1970 | 1 oktober
-
-
De stad van Abrahams jeugd
Volgens de bijbel is Abraham omstreeks 2000 v.G.T. in de stad Ur der Chaldeeën opgegroeid (Gen. 11:27-31). Uit opgravingen op de plaats waar in de oudheid Ur heeft gelegen blijkt welk een vergevorderde beschaving daar heeft bestaan. The Bible and Archeology merkt op:
„De koninklijke graftomben van Ur . . . hebben een collectie prachtige gouden vaten opgeleverd die de onderzoekers van de wereld der oudheid nog altijd verrukt en verbaasd doen staan. Ur was een stad met een ingewikkeld regeringsstelsel en een goed ontwikkeld handelssysteem waar schrijven algemeen gebruikelijk was, doordat men zich ervan bediende om kwitanties uit te schrijven of contracten op te stellen en voor nog vele andere doeleinden. Er waren stadsriolen, straten, huizen van twee verdiepingen, een grote tempeltoren (ziggurat), handelsroutes die de stad met andere grote steden in het noorden en zuiden verbonden en verschillende andere bewijzen van een zeer ontwikkelde beschaving.” — Blz. 15, 16.
-