Een vroegtijdige hulp voor het overleven van het einde der wereld
1. Wat is de toestand waarin de hoofdsteden der wereld verkeren, en waarom?
DE HOOFDSTEDEN der wereld zijn vol spanning in de crisis der wereld. Ze zijn het toneel van conferenties van bevreesde staatslieden, die door de uiterste noodzaak van de dreigende toestand tot handelen zijn aangezet. Ontsteltenis vult de hoofdsteden en ze worden er toe gedreven zich grotere macht aan te matigen over het leven en de bestemming der mensen. Ongerustheid vervult hen allen. Ze hebben niets wezenlijks dat hun de zekerheid geeft van goede toestanden in de onmiddellijke toekomst. In niet één er van treft men werkelijke, diepe blijdschap aan, zelfs niet in de hoofdstad van de Verenigde Natiën, noch in de religieus-politieke hoofdstad, Vaticaanstad.
2. Welke stad verheugt zich echter in verkwikking en blijdschap, en hoe werd ze voorschaduwd?
2 Eén stad verheugt zich echter in een verkwikking en een blijdschap die de wereld niet kent en niet kan begrijpen. Het is de nieuwe-wereld-stad, waarheen de ware Christenen gedurende de afgelopen negentien eeuwen zijn gegaan, Gods hoofdstad van het universum. Thans heeft ze haar macht over onze aarde gevestigd. Deze stad bedoelt de apostel wanneer hij schrijft: „Maar gij zijt een berg Zion genaderd en een stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en myriaden engelen, in algemene vergadering, en de gemeente van de eerstgeborenen, die in de hemelen zijn ingeschreven, en God, de Rechter van allen, en de geestelijke levens van rechtvaardigen, die zijn volmaakt, en Jezus de middelaar van een nieuw verbond, en het bloed der besprenging, dat op een betere wijze spreekt dan het bloed van Abel” (Hebr. 12:22-24, NW). Jeruzalem op aarde was eens het symbool van het hemelse Jeruzalem; dit was in de dagen toen getrouwe koningen van het geslacht van David op de „troon van Jehova” zaten, welke was gevestigd op een van haar bergen, de „berg Zion” genaamd. Doordat God daar zijn tempel oprichtte, verbond hij zijn naam Jehova aan die stad, en aldus was de stad een voorafschaduwing van Gods hoofdorganisatie van het universum. Christus Jezus en zijn getrouwe gemeente van verheerlijkte medeërfgenamen vormen die hoofdorganisatie.
3. Waarom is er onder de wijd en zijd verspreide getuigen van Jehova dan eenheid, en ook ongewone blijdschap?
3 In 1914 werd Christus Jezus, de Voornaamste Zoon in Gods organisatie, op de troon geplaatst en aldus tot actieve Koninkrijksautoriteit voortgebracht. Hij regeert aan de rechterhand van zijn hemelse Vader, en de profetie uit de oudheid die tot hem werd gericht, is thans van toepassing: „Jehova zal de roede van uw sterkte uit Zion uitzenden: Heers te midden van uw vijanden” (Ps. 110:1, 2, AS). Daarom is er thans ongewone blijdschap in het hemelse Zion. Het is dus niet te verwonderen dat Jehova’s getuigen op aarde, die zijn koninkrijk vertegenwoordigen, ook blijde zijn. Zij mogen over de gehele aarde zijn verspreid om voordat de wereld eindigt, een vóór-Armageddon-getuigenis te geven, doch zij zijn door een theocratische organisatie onder de Koning Christus Jezus in een onverbreekbare eenheid samengebonden. Het doet er niet toe dat zij zich te midden van hun vijanden bevinden. Zij weten dat hun Koning thans te midden van deze vijanden regeert en hen binnenkort in stukken zal slaan gelijk vaten van een pottenbakker met een ijzeren roede in stukken worden geslagen. Zij treuren niet over het einde dezer wereld, dat door het handschrift op de wand aan de natiën wordt aangekondigd. Zij verheugen zich er met de heilige heirscharen des hemels over dat Gods koninkrijk is geboren om de rechtvaardige nieuwe wereld te regeren. De bron van hun vreugde en blijdschap is dus een geheim voor deze wereld, en het doet alle natiën verwonderd staan dat geen wereldwee deze bron opdroogt.
4. Wat is, zoals door Psalm 46:5 wordt onthuld, de bron van hun niet te onderdrukken blijdschap?
4 De psalmist onthult wat de bron van de niet te onderdrukken blijdschap van Jehova’s getuigen is: „Er is een rivier, de stromen er van verblijden de stad Gods, de heilige plaats van de tabernakelen des Allerhoogsten” (Ps. 46:4, AS; 46:5, Statenvert.). Deze rivier is uiterst belangrijk voor het leven van de zichtbare organisatie van Gods volk, want ze betekent levengevende verkwikking voor hen. Het is voor hen een rivier van goddelijke zegeningen, een rivier van waarheden over zijn koninkrijk, dat lang geleden is beloofd en nu is opgericht. Met deze rivier gaat het vreugdevolle voorrecht gepaard de Koninkrijkswaarheden er van te verbreiden aan allen die een goede regering, zekerheid en blijvende vrede zoeken. De Amerikaanse natie staat in deze tijd tegenover een ernstig tekort in haar watervoorziening. Het laatste Bericht over watervoorziening onthult dat er een bedenkelijke hoeveelheid water van de kostbare watervoorraden van de natie wordt verspild. Met het oog op de toenemende behoefte aan water vormt het een nationaal gevaar. Jehova’s getuigen verspillen echter niet de kostbare wateren van Koninkrijkswaarheid en verspillen niet de kostbare gelegenheden die zij hebben om de geestelijk versmachte mensen van goede wil te verkwikken. Uit de troon van God en van zijn regerende Koning aan zijn rechterhand stroomt de levengevende rivier van waarheid te voorschijn, als een vervulling van het visioen dat aan de apostel Johannes werd gegeven, die het in de volgende woorden beschreef: „En hij toonde mij een rivier van water des levens, helder als kristal, die uit de troon van God en van het Lam stroomde langs het midden van haar hoofdweg. En op deze zijde van de rivier en op die zijde waren bomen des levens, die twaalf vruchtoogsten voortbrachten, elke maand hun vruchten afwerpend. En de bladeren van de bomen waren tot genezing der natiën.” — Openb. 22:1, 2, NW.
5, 6. (a) Waarom hebben wij geen vrees voor een tekort aan dit water? (b) Hoe werd het beveiligen van dit water in Hizkia’s tijd voorschaduwd?
5 Wij hebben geen vrees voor een tekort aan dit levengevende water van Koninkrijkswaarheid, want het stroomt door middel van Jehova’s theocratische organisatie uit een onuitputtelijke bron. Onze vijanden, te midden van wie wij ons bevinden, zouden deze watervoorraad gaarne van ons willen afsnijden, doch wij houden in gedachten dat Jehova’s Koning thans te midden van die vijanden regeert. De Koning van de „stad Gods”, Jezus Christus, werd voorschaduwd door koning Hizkia, die eens op de berg Zion te Jeruzalem op de troon zat. Sanherib, de keizer van Assyrië, die het land met zijn aanvallende horden overstroomde, dreigde de stad Gods te belegeren en haar uit te hongeren totdat Jehova’s volk in de stad verplicht zou zijn „hun eigen uitwerpselen te eten en hun eigen urine te drinken” (Jes. 36:12, AV). Doch buiten de oostelijke muur van Jeruzalem was een nooit opdrogende bron, de bron Gihon. Lang voor de tijd van Hizkia had een waterleiding de wateren van de bron door een tunnel in de rots tot in het midden van de stad geleid. Maar koning Hizkia zag het gevaar voor de watervoorziening van de stad Gods. Hij was niet van plan de aanvallende Assyrische imperialisten de van levensbelang zijnde waterbron te laten bemachtigen en haar van de stad te laten afsnijden. Daarom boorde hij een meer westelijke watertunnel door de rots en bedekte de bron Gihon geheel zodat ze door de vijand niet kon worden ontdekt.
6 Hierover bericht 2 Kronieken 32:30: „Doch Jehizkia stopte [verborg] ook den opperuitgang der wateren van Gihon, en leidde ze recht af [naar] beneden [door een tunnel] naar het westen der stad Davids” (Statenvert., AS). Zelfs het apocriefe boek Ecclesiasticus maakt hiervan melding: „Hizkia versterkte zijn stad, leidde de Gihon binnen haar muren; hij doorboorde met ijzer de rotsen en bouwde verzamelplaatsen [een put] voor het water” (Ecclus. 48:19, KB, Dy). Aldus werden de levenonderhoudende wateren naar de bovenste vijver of Vijver van Siloa (Siloam) geleid en werden beveiligd tegen bezitneming door de vijand.a Deze wateren zijn ongetwijfeld de „wateren van Siloa” die de profetie van Jesaja (8:6, 7) noemt in tegenstelling met de „sterke en geweldige wateren der rivier, den koning van Assyrië en al zijn heerlijkheid”. Hoewel de wateren van die grote Assyrische rivier van keizerlijke expansie het land van koning Hizkia tot de hals overstroomden, slaagden zij er niet in de wateren van Siloa van Jeruzalem af te snijden. Deze zacht stromende wateren bleven de belegerde stad verblijden.
VERBLIJD, NIET BEWOGEN
7. Wie weigeren dit water? Wat trachten zij er mede te doen, en op welke wijze?
7 Christus Jezus bewijst dat hij te midden van zijn vijanden regeert doordat hij de rivier van Bijbelse waarheden bij haar bron in de hemel beveiligt. Zijn regeringsmacht zorgt er voor dat ze voortdurend blijft stromen naar zijn getrouwe schapen op aarde in de theocratische organisatie. Gij ziet niet dat de tegenwoordige Joods-Arabische stad Jeruzalem wordt verblijd door deze wateren van deze goddelijke rivier, noch Vaticaanstad noch enige andere hoofdstad der wereld. Deze steden weigeren deze wateren maar verheugen zich in samenzweringen en verbonden voor het graven van putten die de wateren van menselijke philosophieën, sociale ideologieën en religieuze overleveringen kunnen ontvangen en bewaren. Het zijn de getuigen van Jehova die door de rivier der waarheid worden verblijd. Zij vormen de zichtbare organisatie, die haar blijdschap thans vergroot door te drinken van de nooit ophoudende stromen van deze rivier van waarheid uit Gods Woord. Vaticaanstad en andere totalitaire hoofdsteden der wereld zouden deze wateren gaarne afsnijden en een waternood onder hen veroorzaken en hen dwingen de theocratische organisatie de rug toe te keren. Zij trachten dit te doen door het werk van Jehova’s getuigen te verbieden en door bijkantoren van het Watch Tower Bible & Tract Society (Wachttoren Bijbel & Traktaat Genootschap), waarmede de getuigen samenwerken, op te heffen, en daarna te verbieden dat de Wachttoren-publicaties worden ingevoerd, uitgevoerd en verspreid.
8. Waarom kunnen dergelijke maatregelen de stroom van water niet werkelijk doen ophouden?
8 Laten zulke totalitaire vijanden van Gods koninkrijk de wettelijke organisatie maar verbieden en opheffen en de eigendommen er van in beslag nemen. Zij kunnen gewijde Christelijke personen er niet mede doen ophouden als Jehova’s woordvoerders op te treden omdat zij deze woordvoerders er niet van kunnen weerhouden slechts met de Bijbel alleen te prediken, of zelfs zonder de Bijbel indien deze hun is ontnomen en het enige wat zij nog hebben, de kennis van Gods Woord in hun hart is. Laten zij deze getrouwe Christenen maar arresteren en hen in de gevangenis opgesloten houden. Het Woord van God, Jehova, is niet gebonden zolang hun mond niet is verzegeld onder medegevangenen en bannelingen. Jezus zeide: „Hij die geloof stelt in mij, zoals de Schrift heeft gezegd: ’Uit zijn binnenste zullen stromen van levend water vloeien’” (Joh. 7:38, 39, NW). Gods geest, die op zijn gewijde getuigen rust, bewerkt dit. En laten de vijanden ook weten dat er ondergrondse rivieren zijn en dat de loop van de wateren van Siloa geheel werd bedekt en dat de wateren ondergronds en via een tunnel tot in het midden van de stad Gods stroomden. Evenzo kan, indien het nodig is, de rivier van Koninkrijkswaarheid door een ondergrondse beweging stromen. Zonder dat deze rivier door de vijanden van de Koning wordt opgemerkt, bereikt ze hen die naar de verfrissende wateren uit de Bijbel dorsten. Daarvandaan dat ’de rivier van water des levens, helder als kristal, uit de troon van God en van het Lam stroomt’, haar onweerstaanbare loop vervolgt en de profetie wordt vervuld: „De geest en de bruid blijven zeggen: ’Komt!’ En een ieder die hoort, zegge: ’Komt!’ En een ieder die dorst heeft, kome; een ieder die wil, neme het water des levens om niet.” — Openb. 22:17, NW.
9. Wat betekent het voor de stad Gods dat ze „het heiligdom der woningen des Allerhoogsten” wordt genoemd?
9 Er wordt te kennen gegeven dat de stad Gods, die door de stromen van zijn Koninkrijksrivier wordt verblijd, „het heiligdom der woningen des Allerhoogsten” is. Dit betekent dat de Oppermachtige van het universum daar woont en de plaats met zijn heilige tegenwoordigheid heeft geheiligd. Hij heeft zijn naam gelegd op het volk in die theocratische organisatie. Zijn tempel is daar, wat betekent dat zijn reine aanbidding daar door zijn gewijde getuigen wordt beoefend. Zijn aanbidding betekent veiligheid voor hen, zij worden er door beschermd tegen alle valse wegen en wereldse wijsheden waarin de religiën dezer wereld de mensen leiden. Daar hij de organisatie met zijn tegenwoordigheid en naam heeft geheiligd, is hij vastbesloten haar rein en zuiver te houden. Geen wonder dat de vijanden die zijn theocratische organisatie met kwade bedoelingen aanraken, als het ware de tedere appel van zijn oog aanraken. Zij zullen er voor moeten boeten. Geen enkel schepsel, hetzij een demon of een mens, kan Zijn reine organisatie vernietigen. Ze is iets wat duurzaam is. De Allerhoogste God zal zijn belofte vervullen welke inhoudt dat hij de getrouwen die zich in deze organisatie bevinden, zal bewaren. Derhalve zegt de psalmist terecht: „God is in het midden van haar; ze zal niet worden bewogen; God zal haar helpen, en dat zeer vroeg.” — Ps. 46:5, AS; 46:6, Statenvert.
10. Wat brengt de goddelijke tegenwoordigheid teweeg in hen die zich in de organisatie bevinden? Op welk bouwwerk stellen zij daarom vertrouwen?
10 De goddelijke tegenwoordigheid in het midden van de organisatie brengt een gevoel van zekerheid teweeg onder hen die zich in deze organisatie bevinden. Zij weten dat het de juiste organisatie is om mede verenigd te blijven, want ze zal nimmer worden bewogen en aan het wankelen worden gebracht, waggelen en in puin vallen. Dit betekent niet dat stoffelijke gebouwen die door leden van de organisatie worden bewoond en gebruikt, niet in beslag kunnen worden genomen, er geen inval in kan worden gedaan, ze niet kunnen worden onteigend en niet door de vijand kunnen worden vernietigd. Houd in gedachten dat, „de Allerhoogste . . . niet [woont] in huizen die met handen zijn gemaakt; zoals de profeet zegt: ’De hemel is mijn troon, en de aarde is mijn voetbank. Wat voor soort van huis zult gij voor mij bouwen? zegt Jehova’” (Hand. 7:48, 49, NW). Doch de Allerhoogste woont in zijn theocratische organisatie, of de leden er van op aarde in een huis wonen of niet. Wij vertrouwen dus zelfs niet op gebouwen die aan zijn dienst zijn gewijd. Zijn theocratische organisatie zal derhalve nimmer door vijandelijke aanvallen worden bewogen en er zal nimmer worden bewerkt dat ze instort, want Gods tegenwoordigheid binnenin haar maakt haar tot een duurzame organisatie ook al eindigt de gehele wereld rondom haar. „Vertrouwt op Jehova in eeuwigheid; want in Jehova, ja Jehova, is een eeuwige rots” (Jes. 26:4, AS). Gefundeerd op deze rots zal zijn theocratische organisatie in eeuwigheid blijven. Daarom zullen zij die op hem vertrouwen, in eeuwigheid blijven, omdat zij hem aan zijn woord houden en toevlucht zoeken bij zijn organisatie.
HOE SPOEDIG IS „VROEG”?
11. Welke krachtsinspanning en verwachting van de vijanden zullen in de erger wordende benauwdheid, die voor ons ligt, op een teleurstelling uitlopen? Waarom?
11 De toestand in deze wereld zal stellig slechter worden. In vele landen zijn reeds uiterst strenge maatregelen tegen Jehova’s georganiseerde volk genomen. Andere landen nemen wellicht hun toevlucht tot totalitaire maatregelen of worden misschien op gewelddadige wijze in onderworpenheid gebracht aan totalitaire imperialisten en er kunnen daar soortgelijke maatregelen tegen zijn georganiseerde getuigen worden genomen. Onder aandrijving van Satan kunnen de natiën er toe worden gebracht uitgebreide maatregelen te nemen tegen deze bedienaren van het goede nieuws. Satan zal het feit dat hij de wereld heeft gemobiliseerd, uitbuiten om onze vrijheid van handelen, spreken, vergaderen en aanbidden te belemmeren. Het uitzicht kan wellicht zeer donker worden. Het zou misschien kunnen lijken dat het ergste is bereikt en dat het zichtbare gedeelte van de stad Gods stellig zal worden bewogen en een genadeslag zal worden toegebracht die haar zal doen wankelen. Doch in zulk een verwachting zal de zich verkneukelende vijand worden teleurgesteld. God leeft en heeft zijn organisatie niet verlaten of is er niet uit verdreven. Door zijn Koning Jezus Christus regeert hij in het midden van deze organisatie, en hij zal zijn geliefde theocratische organisatie helpen, „en dat zeer vroeg.”
12. Waarom betekent „zeer vroeg” niet op een vroeg tijdstip in de beproeving?
12 Dit betekent niet op een vroeg tijdstip in de beproeving van het vertrouwen, de onkreukbaarheid en de getrouwheid van Gods volk ten aanzien van hem. Neen, het onwankelbaar aan hem toegewijd zijn van zijn theocratische organisatie moet volledig op de proef worden gesteld. Het moet de goddeloze plannen en de boosaardigheid van de vijand worden toegestaan zich volledig te openbaren, en de toestand moet zodanig worden, dat het duidelijk is dat alle menselijke hulp tevergeefs is en niet in staat is te redden. Op welke wijze is Gods hulp voor zijn organisatie dan „zeer vroeg”? Omdat ze vroeg is in de heldere nieuwe dag voor zijn volk. Zoals andere vertalingen luiden: „Bij het aanbreken van den morgen” (LV); „bij de wisselingen van de morgen” (Ro); „bij het naderen van de morgen” (Ro. Psalmen); „als de morgen komt” (KB); „bij het aanbreken van den morgenstond” (OB). Hoe passend!
13. Hoe wordt dit afgebeeld in de afgelopen geschiedenis van Gods volk?
13 Hoe dikwijls is het in de afgelopen geschiedenis van Gods volk gebeurd dat hun bevrijding bij het aanbreken van de dag is verwezenlijkt! „Als de dageraad opging” leidden de engelen Lot en zijn vrouw en dochters haastig uit Sodom opdat dezen aan de vloed van vuur en zwavel die over de verdorven stad zou komen, mochten ontkomen. Toen de Egyptische strijdkrachten door de Rode Zee joegen achter de vluchtende Israëlieten aan, zag Jehova bij de morgenwake of de wake van het aanbreken van de dag door de vuurzuil en de wolk heen en begon de vervolgers in moeilijkheden te brengen. Tenslotte liet hij „tegen het naken van den morgenstond” de muren van zeewater op hen instorten (Gen. 19:15-28; Ex. 14:24-31). „Des morgens vroeg” maakten de mensen van Jeruzalem zich volgens de opstelling van koning Josafat op en marcheerden voorwaarts terwijl zij Jehova’s lof zongen, en toen dit zingen begon, verwarde Jehova de verenigde legers van Moab, Ammon en het gebergte Seïr en maakte dat zij elkaar vernietigden. Toen de Assyrische horden onder de Assyrische veroveraar Sanherib het leven en de onafhankelijkheid van Jeruzalem bedreigden, kwam Jehova’s engel heimelijk in de nacht en doodde 185.000 man in het leger dat was binnengevallen. Toen koning Hizkia en zijn belegerde volk „des morgens vroeg” opstonden, kwamen zij tot de ontdekking dat al die duizenden van de vijand waren weggemaaid en dat de aanvaller op een onterende terugtocht naar Assyrië was (2 Kron. 20:20-29; 2 Kon. 19:35-37). Het was ook „zeer vroeg op de eerste dag der week”, of „toen het licht werd”, dat de grote aardbeving geschiedde en de steen van de deur van het graf werd weggerold ten einde te kennen te geven dat de opstanding van Jezus Christus was geschied (Mark. 16:2 en Matth. 28:1, NW). In alle gevallen was de bevrijding „zeer vroeg”.
14. Hoe zal het „vroeg” voor hen zijn in Armageddon?
14 Zo zal het ook zijn voor de bevrijding van de zichtbare organisatie van Gods volk. Hoe duister kunnen hun uiterlijk beschouwd de diepten van de nacht toeschijnen, terwijl de krachten der duisternis zich samenhopen en druk op hen uitoefenen! Doch zijn volledige bevrijding van hen tijdens het hoogtepunt van de strijd van Armageddon zal een nieuwe dag voor hen inleiden. Het zal voor hen het vroege gedeelte of de morgen van de eeuwige dag zijn. Deze morgen zal dus stellig met kreten van vreugde gepaard gaan. — Ps. 30:6.
DE VIJANDELIJKE STRIJDKRACHTEN TE NIET GEDAAN
15. Tegen wie woeden de natiën in werkelijkheid? Hoe dat zo?
15 De volledige bevrijding voor ons betekent daarom het einde van deze wereld. Wij moeten dus het volgende moedig onder de ogen zien: „De natiën woedden, de koninkrijken werden bewogen; hij verhief zijn stem, de aarde versmolt. Jehova der heirscharen is met ons; de God van Jakob is onze toevlucht” (Ps. 46:6, 7, AS; 46:7, 8, Statenvert.). De natiën mogen onderling hete en koude oorlogen voeren. In werkelijkheid woeden de natiën tegen Jehova’s koninkrijk en tegen zijn afgezanten op aarde, Jehova’s getuigen. Ze zijn thans als nooit tevoren gemilitariseerd met betrekking tot de opperste strijdvraag over de wereldheerschappij. Hun besluit is, of de heerschappij verdelen tussen twee nationale blokken van tegengestelde ideologieën of één blok hebben dat als overwinnaar de gehele heerschappij opslokt. Er wordt geen ogenblik aan gedacht God de heerschappij te laten hebben als de Schepper en Universele Souverein. Ze hebben hun eigen charter van de Verenigde Natiën; ze hebben hun eigen verbondsverdragen binnen het kader der Verenigde Natiën. Ze hebben geen achting voor het onveranderlijke verbond dat God met zijn Zoon Jezus Christus heeft gesloten voor de absolute regering van de rechtvaardige nieuwe wereld. De gebeden die hun religieuze geestelijken voor Zijn koninkrijk opzenden, zijn daarom louter huichelarij en er wordt in gevraagd of God de politieke regeringen van zelfzuchtige, eerzuchtige mensen als zijn koninkrijk wil aannemen. De natiën worden er door hun eigen militarisatie en door de noodmaatregelen die zij nemen, toe gedrongen het goede nieuws van Gods koninkrijk, dat door zijn getuigen over de gehele wereld wordt bekendgemaakt, tegen te staan. — Openb. 11:15-18.
16. Doch wie worden bewogen en aan het wankelen gebracht? Tot welke handelingen nemen zij daarom hun toevlucht?
16 Doch de woede der natiën, die door de Duivel wordt veroorzaakt met het doel Jehova’s zichtbare organisatie aan het wankelen te brengen, zal haar niet doen wankelen. In plaats dat de woede der natiën ons een dusdanige angst aanjaagt dat wij worden gedesorganiseerd en ontbonden, worden wij er door aangespoord ons met de hulp van Gods geest nog hechter te organiseren. Wij zien in deze woede der natiën een duidelijk teken van het komende einde dezer wereld, en het geeft grotere vrijmoedigheid het goede nieuws van het Koninkrijk bekend te maken. De koninkrijken dezer wereld worden bewogen en aan het wankelen gebracht, hetgeen de vrees doet ontstaan dat ze in de zeeën van de revolutionaire massa’s zullen tuimelen. Van een vredeseconomie schakelen zij over naar een strijdbaar stelsel hetwelk gekant is tegen Gods koninkrijk, dat zijn intrede doet. Zij worden gemobiliseerd om hun nationale souvereiniteit tegen hem te verdedigen. Zij worden er door ongeziene demonische invloeden toe bespoedigd hun gevechtsposities in Armageddon in te nemen ten einde hun eigen levenswijze te blijven volgen, en niet de wijze die God voorschrijft. Terwijl zij de goddelijke macht uitdagen, vallen zij de organisatie, het neutrale standpunt, de zendingswerkzaamheden en de boodschap van Jehova’s getuigen aan, en zij geloven niet dat zijn georganiseerde volk een levende God heeft die ziet, zorg draagt en kan handelen.
17, 18. Hoe zal God zijn stem verheffen? Met welke uitwerking op de aarde?
17 De dag en het uur waarop hij zijn stem zal verheffen, komen naderbij. Dit zal geschieden op een toon en in een taal welke deze gewelddadige wereld zal begrijpen. Hij zal niet met hen over vrede spreken. Hij zal een zwaard der terechtstelling tegen hen gebieden. Zie hoe zijn Krijgsman-Koning Jezus Christus het zwaard zwaait! Wat een tentoonspreiding van de krachten der elementen volgt er, welke krachten wereldse militaristen en de geleerden met hun laboratoriumuitrusting niet zullen kunnen beheersen! Jehova wordt niet verschrikt door het geraas van de in slagorde geschaarde natiën. Zijn eigen donderende bevel tot hun vernietiging zal boven hun lawaai uitklinken en hen verschrikken. „De aarde versmolt.” De menselijke maatschappij die onder wereldse heersers staat, smelt dan weg in vrees. Ze blijkt geen vastheid te bezitten. Terwijl ze zwak en gedesorganiseerd wordt, smelt ze weg in angst.
18 In het wegsmeltingsproces zal de hand van iedere zelfzuchtige persoon buiten Gods organisatie tegen de hand van zijn naaste worden gekeerd, en zij zullen elkanders belangen bevechten, evenals toen de Midianietische binnendringers in het holst van de nacht door de krijgslist van Gideon en zijn driehonderd door een paniek werden bevangen. Gij zult denken dat gij de strijdkrachten van Moab, Ammon en die van het gebergte Seïr weer tegen elkander ziet strijden. De symbolische „tien koningen” van het beestachtige politieke stelsel zullen zich keren tegen de hoer van Babylonische religie waarmede zij geestelijk overspel hebben bedreven, zullen haar vleselijke delen eten en haar afval met vuur verbranden. Het politieke beest der wereldheerschappij en het stelsel van de valse profeet, dat zulke bedrieglijke politieke voorzeggingen heeft gedaan, zullen levend in de vernietiging worden gesmeten, welke zinnebeeldig wordt voorgesteld door de vurige poel die met zwavel brandt. Geen politieke organisatie zal stand houden, geen ideologische groep zal bij elkaar worden gehouden, geen internationaal verbond zal enige kracht hebben, geen Verenigde Natiën of een wederzijds defensieve bond zal bindend blijken te zijn. — Openb. 17:1-18.
19, 20. Wat betekent het dat „Jahwe der heirscharen” met ons is?
19 Doch zij die in de theocratische organisatie zijn, zullen standvastig blijven en zullen dan, onbewogen op hun „eeuwige rots”, hetzelfde uitroepen als wat zij thans uitroepen: „Jahwe der heirscharen is met ons, een toevluchtsoord [verheven schuilplaats] is voor ons de God Jakobs” (Ps. 46:8, LV; 46:7, Ro, Psalmen). Deze Almachtige met zijn hemelse legers is op onze zijde. Wie kan dus tegen ons zijn en winnen? Zijn legerscharen of legers zijn geen denkbeeldige „mannen van Mars” die een inval doen op onze aarde, doch machtige engelen gelijk de engel door wie hij de gehele bloem van Egypte, de eerstgeborenen van mensen en beesten van dat land, wegvaagde; en gelijk de engel die in alle heimelijkheid de 185.000 man van Sanheribs sluimerende kamp doodde. Jehova’s geliefde Zoon Jezus Christus wordt profetisch „Immanuël” genoemd, en zijn naam betekent „Met ons is God” of „God is op onze zijde”. Als een teken dat God met ons is, is zijn Immanuël met ons, wat betekent dat de „Vorst van het heir des HEREN [van Jehova]” met dat gehele heir met ons is. — Joz. 5:14.
20 Hij heeft thans die twaalf legioenen engelen tot zijn beschikking wier hulp hij op de avond waarop hij in Gethsemane werd verraden, weigerde in te roepen. Evenals Jezus toen niet vroeg of deze legioenen engelen op gewelddadige wijze tussenbeide kwamen voordat Gods tijd was aangebroken, vragen wij thans niet of zij dat ten behoeve van ons willen doen. Toch weten wij dat zij ons met hun bescherming omringen. „De Engel des HEREN [van Jehova] legert zich rondom degenen, die Hem vrezen, en redt hen” (Ps. 34:8, NV). Wij weten dat zij op het ogenblik „geesten voor openbare dienst” zijn die God heeft uitgezonden om zijn Koninkrijkserfgenamen en hun metgezellen van goede wil te dienen (Hebr. 1:14, NW). Vat daarom moed, ook al schijnt het alsof gij alleen staat. Jehova der heirscharen is met een ieder van zijn volk die naar zijn naam is genoemd, omdat zij aan zijn zijde blijven en zijn naam bekendmaken.
ONZE TOEVLUCHT EN VERHEVEN SCHUILPLAATS
21. Hoe tonen wij dat de God van Jakob een verheven schuilplaats voor ons is?
21 Jehova had Jakob lief en niet zijn oudere tweelingbroeder Ezau. Hij schonk het geboorterecht met betrekking tot de grootse Abrahamietische belofte, aan Jakob en veranderde zijn naam in Israël. Wij kunnen er van overtuigd zijn dat hij zijn geestelijke Israël van tegenwoordig, zij die door geloof in Jehova en in zijn beloofde Zaad, Jezus Christus, innerlijk Israëlieten zijn, liefheeft. En thans zijn hun metgezellen van goede wil tezamen met hen geliefd. Daar wij de God van Jakob als onze verheven schuilplaats hebben, is het niet noodzakelijk dat wij vluchtelingenboerderijen in geïsoleerde plaatsen organiseren, ons daar terugtrekken en het veld van activiteit als Koninkrijksverkondigers verlaten. Vertrouwen in de grote God van Jakob wordt niet getoond wanneer wij ons in een eenzame plaats verbergen, doch wel wanneer wij moedig uittrekken in het veld van activiteit en zijn boodschap des levens verbreiden. „De HERE [Jehova] bewaart de getrouwen” (Ps. 31:24, NV). In hem als onze hoge toren schuilplaats vinden, betekent, in eenheid met hem blijven welke diensten ons ook zijn opgedragen. Op deze wijze blijven wij binnen de organisatie van zijn theocratische volk dat over de gehele aarde is verspreid. Door de organisatie-instructies uit te voeren zoals die in Gods Woord staan opgetekend, werken wij net zo als onze medegetuigen overal elders. Eensgezind verkondigen wij de naam en de regering van Jehova, en nodigen allen die het leven zoeken, uit, toevlucht onder Hem te nemen.
22. Welke verzekering geeft Psalm 46:9, 10 omtrent overleven? En wie zal blijvende vrede scheppen, en op welke wijze?
22 Wonderbaarlijk zal het zijn de verwezenlijking van het derde en laatste couplet van Psalm 46 mee te maken. Het beschouwt de dingen van het standpunt uit van een overlevende na de wereldramp van Armageddon: „Komt, aanschouwt de daden des HEREN [van Jehova], Die verwoestingen op aarde aanricht; Die de oorlogen doet ophouden tot aan het einde der aarde, den boog verbreekt, en de spies aan twee slaat, de wapenen met vuur verbrandt” (Ps. 46:9, 10). Deze uitnodiging, die wordt geuit door hen die binnen de zichtbare organisatie van Jehova God zijn, geeft ons de stellige verzekering dat er op aarde overlevenden zullen zijn nadat Armageddon deze oude wereld met de bezem des verderfs zal hebben weggevaagd en de aarde voor de rechtvaardige nieuwe wereld zal hebben gereinigd. De overlevenden zullen er van in kennis worden gesteld en weten dat Jehova door zijn machtige Krijgsman, Jezus Christus, de dan zichtbare verwoestingen op de aarde heeft aangericht. Deze verwoestingen zullen de aarde niet hebben vernietigd of haar niet zodanig hebben verdorven, dat ze niet meer tot een paradijstoestand gelijk de hof van Eden is te herstellen. Ze zullen alleen degenen ’hebben verdorven die de aarde verdierven’ (Openb. 11:18, NW). God zal zijn voetbank, de aarde, niet vernietigen, maar zal haar onder het koninkrijk van zijn Christus heerlijk maken. Jehova maakt dus door Christus een einde aan alle vormen van oorlog op de aarde, doordat hij alle oorlogophitsers vernietigt, ’de volken die lust hebben in oorlogen, verstrooit’ en hun verschrikkelijke oorlogswapenen vernielt. — Ps. 68:31.
23. Wie onder de mensen zullen het einde der wereld overleven?
23 Wie onder de mensen zullen het einde der wereld in Armageddon overleven en overgaan in de nieuwe wereld van blijvende vrede en veiligheid? Het zullen degenen zijn die acht slaan op het gebod van de Allerhoogste God in Psalm 46:11: „Laat af [Weest stil, Luther; Geeft u gewonnen, Mo], en weet, dat Ik God ben; Ik zal verhoogd worden onder de heidenen, Ik zal verhoogd worden op de aarde.” Deze raad komt overeen met die welke in Psalm 2:10-12 (AS) wordt gegeven: „Daarom weest verstandig nu, O gij koningen; Wordt onderricht, gij rechters der aarde. Dient Jehova met vrees, en verheugt u met beving. Kust de zoon, opdat hij niet toorne, en gij op de weg vergaat, want zijn toorn zal weldra ontbranden. Gezegend zijn allen die in hem hun toevlucht nemen.” Na tientallen jaren waarin getuigenis is gegeven, kunnen wij thans niet verwachten dat politieke en religieuze heersers deze raad op prijs zullen stellen en zullen opvolgen en op een wijze welke voor hen redding betekent, zullen leren kennen dat Jehova God is. Doch wij kunnen uitzien naar enkelingen uit alle natiën die zullen aflaten van alle handelingen tegen Jehova en zijn theocratische organisatie en zich gewonnen zullen geven, stil zullen zijn, hem zullen leren kennen en goed zullen doen aan Christus’ broeders. Dit betekent eeuwig leven.
24, 25. Wat roepen zij die Jehova thans verhogen, luidkeels uit, en hoe bewijzen zij het?
24 Hier op de aarde, die thans een broeinest van opstand en duivelaanbidding is, moet Jehova voor altijd worden verhoogd. Zij die in deze tijd van wereldcrisis Jehova verhogen, kunnen luidkeels en met verzekering de slotwoorden van Psalm 46 uitroepen: „Jehova der heirscharen is met ons; de God Jakobs is onze toevlucht. Sela.” — Ps. 46:11, AS; 46:12, Statenvert.
25 Dit is in het openbaar onze belijdenis, nu oorlogen de mensen angst aanjagen en verontrusten en nationale vrees de mensen er toe brengt zich voor beschutting en bescherming bij niet-theocratische door mensen gemaakte organisaties aan te sluiten. Het ontbreekt hun aan geloof en zij negeren de goddelijke beloften en volgen in plaats daarvan wereldse wijsheid, ideologieën en religiën. Wij dienen hun vreze niet te vrezen. Wij kunnen nu niet onze toevlucht nemen tot menselijke wijkplaatsen en gelijk de ongelovige mensen dezer wereld worden. Wij moeten bekendmaken dat Jehova der heirscharen de God van overwinning is, dat hij met ons is en dat hij onze zekere schuilplaats is. Dit zullen wij doen, niet door op onze organisatie te pochen, maar door hem aan zijn Woord te houden en ons vertrouwen in hem ten toon te spreiden. Hij is met ons indien wij met hem zijn, en geen deel van deze ten ondergang gedoemde wereld worden of ons aan vriendschap met haar overgeven, doch ons aan zijn organisatie vastklampen en zijn reine aanbidding uitbreiden. Zowel door onze handelwijze als door onze woorden dienen wij te tonen dat wij ons vertrouwen niet stellen op wapenen die in een vleselijke oorlogvoering worden gebruikt, maar dat wij met de geestelijke wapenrusting van Jehova aan zijn zijde strijden. Wanneer wij zelf geen wereldse vrees tonen maar een onwankelbaar vertrouwen in hem aan de dag leggen, helpt dit het vertrouwen van alle verstrooide schapen op te bouwen in Jehova, de Grote Herder. Wij moeten deze andere schapen energiek helpen thans het enige veilige toevluchtsoord te vinden en er binnen te treden.
26. Wat moeten wij thans volgens onze Christelijke plicht zijn en doen?
26 Onze Christelijke opdracht is thans, onbevreesd te zijn in de dienst van Jehova God, onder de schaduw van zijn machtige hand. Hij moedigt ons aan onze handen niet uit vrees te laten verslappen, maar ze bezig te houden in het opbouwende werk dat bestaat in het onderwijzen van de Bijbel onder de mensen van goede wil. Blijf dus kalm en ga rustig voort u bezig te houden met uw werk als zijn bedienaren van het goede nieuws. Laat de tijd nu als nooit te voren van gewicht zijn, want de tijd waarin hij geduld toont en nog kan worden gevonden, is kort. Hij zal zijn getrouwen nooit in de steek laten, maar hij zal ons helpen, „en dat zeer vroeg.”
[Voetnoten]
a Zie de gekleurde kaart van Jeruzalem tegenover bladzijde 97 in het boek „Toegerust tot ieder goed werk” (Eng.), uitgegeven door het Wachttoren Genootschap.