Wat is de zienswijze van de bijbel?
Door bemiddeling van wie zal God de gehele mensheid zegenen?
„DOOR bemiddeling van uw zaad zullen alle natiën der aarde zich stellig zegenen.” Deze woorden van Jehovah God aan de Hebreeër Abraham garandeerden dat op zekere dag de gehele menselijke familie door bemiddeling van zijn nakomelingschap gezegend zou worden. — Gen. 22:18.
Abraham begon op de leeftijd van 86 jaar nakomelingen voort te brengen. Zijn eerstgeboren zoon was Ismaël. Bepaalde afstammelingen van Ismaël heden ten dage geloven dat de gehele mensheid door bemiddeling van het nakomelingschap van Ismaël en niet dat van Isaäk, de tweede zoon van Abraham, gezegend zal worden.
Het heilige boek van de moslims, de koran, verwijst in Soera (hoofdstuk) 19, de verzen 54 en 55, naar Ismaël met de woorden: „En gedenk Ismaël in het Boek. Hij was getrouw aan zijn belofte. En hij was (eveneens) een boodschapper — profeet. . . . en zijn Heer had welbehagen in hem.” Koran-vertaler A. Yusuf Ali gaf het volgende commentaar over de twee zonen van Abraham, Ismaël en Isaäk: „Het nageslacht van de jongere zoon ontwikkelde het Geloof van Israël en dat van Christus; het nageslacht van de oudste zoon vervolmaakte het meer universele Geloof van de Islam, het Geloof van Abraham de Ware. . . . in de universaliteit van de Islam zullen alle natiën gezegend worden.”
Van het hoogste belang in deze aangelegenheid is echter de zienswijze van de bijbel. De koran maakt vele malen melding van bijbelse gebeurtenissen en personages. In feite stoelt de mohammedaanse erkenning van personen als Abraham, Ismaël, Mozes, Jezus en anderen volledig op het getuigenis van de Heilige Schrift, die bijna 600 jaar voor het begin van het mohammedaanse tijdperk tot voltooiing was gekomen. Wat is dan de zienswijze van de bijbel? Was het Gods voornemen de gehele mensheid door bemiddeling van het nakomelingschap van Ismaël te zegenen?
Voordat Ismaël en Isaäk waren geboren (en voordat er derhalve een controverse aangaande hen zou kunnen zijn gerezen), voorzei de bijbel een gebeuren dat ons zal helpen het antwoord op deze vraag te weten te komen. Wat dan wel? In Genesis 15:13, 14 zei God tot Abram (Abraham): „Gij kunt voorzeker weten dat uw zaad een inwonende vreemdeling zal worden in een land dat niet het hunne is, en zij zullen hen moeten dienen, en dezen zullen hen stellig kwellen, vierhonderd jaar lang. Maar . . . daarna zullen zij met veel have uitgaan.”
In Genesis 17:8 wordt zelfs de plaats genoemd waarheen Abrahams „zaad” zou „uitgaan”: „En ik zal stellig aan u en aan uw zaad na u het land van uw inwonende vreemdelingschap geven, ja, het gehele land Kanaän, als een bezit.” Ter identificatie van het ware zaad van Abraham zullen wij dus moeten uitzien naar een volk dat de vervulling van deze beide profetieën heeft ervaren.
Toen Ismaël dertien jaar oud was, deed Jehovah God de volgende aanvullende belofte aan Abraham: „Wat uw vrouw Sarai betreft, . . . ik zal haar stellig zegenen en u ook inderdaad uit haar een zoon geven; . . . en gij moet hem de naam Isaäk geven. En ik zal stellig mijn verbond met hem oprichten als een verbond tot onbepaalde tijd, voor zijn zaad na hem.” Isaäk werd het volgende jaar geboren, toen Abraham „honderd jaar oud” was. — Gen. 17:15, 16, 19; 21:1-5.
Vijf jaar later zag Sara dat Ismaël met Isaäk „de spot dreef” (Gen. 21:9). Dit leidde tot de wegzending van hem en van zijn moeder Hagar, de Egyptische, uit het huisgezin van Abraham. Dit gebeurde tegen de zin van Abraham, maar Jehovah verzekerde hem: „Door bemiddeling van Isaäk zal dat zijn wat uw zaad genoemd zal worden” (Gen. 21:12). Volgens de zienswijze van de bijbel moest dus Abrahams zaad voor de zegening van de gehele mensheid via Isaäk en niet via Ismaël komen.
Later beval God Abraham ’zijn zoon, zijn enige zoon’ te offeren (Gen. 22:2). Naar aanleiding van en in verband met dit offer dat Abraham had willen brengen, herhaalde een engel van God de belofte dat de zegen door bemiddeling van Abrahams zaad zou komen. Ook de koran spreekt over Abraham als hebbend een „verdraagzame zoon” die hij ’had te offeren’ (Soera 37:101, 102). In de koran staat niet specifiek vermeld wie die jongen was. Volgens de bewering van bepaalde moslimschrijvers moet de uitdrukking „enige zoon” echter van toepassing worden gebracht op Ismaël. Is dat wat u gelooft?
Opmerkelijk is dat Isaäk in de dubbele zin van het woord een „enige zoon” kan worden genoemd. Hij was de enige zoon van Abrahams vrouw Sara en de enige overgeblevene in het huisgezin van Abraham op het moment dat God de in Genesis 22:1, 2 opgetekende woorden uitsprak. Koran-vertaler Ali geeft toe dat „de moslim-traditie . . . op dit punt niet unaniem is”. Bepaalde moslimschrijvers stemmen in met het bijbelverslag en zien Isaäk als het te brengen offer.
Gods belofte dat Abrahams zaad door bemiddeling van Isaäk zou zijn, werd daaropvolgend bevestigd door de ervaring van Isaäks nakomelingen, die volgens de voorzegging 400 jaar in een vreemd land leefden en gekweld werden, waarna zij „met grote have” uit Egypte trokken (Gen. 15:14; Ex. 3:21; 12:35; Ps. 105:37). Daarna begonnen de Israëlieten met hun verovering van het land Kanaän, dat God aan Abrahams zaad had beloofd.
Andere bijbelprofetieën maken duidelijk dat de zegening van de gehele mensheid haar gestalte zou vinden in één menselijke persoon. Genesis 49:10 wijst op de Israëlitische stam Juda, van elke stam daarna de geslachtslijn van David werd uitgekozen (2 Sam. 7:12-16). Micha 5:2 onthult twee belangrijke dingen over het zaad van Abraham: 1. dat hij in Bethlehem geboren zou worden, en 2. dat hij een voormenselijk bestaan had, „uit oude tijden, uit de dagen van onbepaalde tijd”. Daniël 9:24-27 laat zien dat het komende zaad, „Messías de Leider” genaamd, in de eerste eeuw van de Gewone Tijdrekening zou verschijnen, niet lang voor de vernietiging van Jeruzalem en zijn tempel door de Romeinen in 70 G.T.
In de eerste eeuw G.T. zal men tevergeefs zoeken naar een afstammeling van Ismaël die tot zegen voor de mensheid was. Maar er verscheen in die tijd wel zo’n afstammeling van Abraham via Isaäk. Deze was uit de stam Juda en de familie van David en werd in Bethlehem geboren. Zijn naam was Jezus Christus. — Hebr. 7:14; Matth. 1:1; 2:1.
De bijbel brengt Jezus in verband met de belofte aan Abraham, doordat er in Galáten 3:16 staat: „De beloften nu werden tot Abraham en tot zijn zaad gesproken. Er staat niet: ’En aan zaden’, zoals in het geval van vele daarvan, maar zoals in het geval van één: ’En aan uw zaad’, dat is Christus.”
Dat er door bemiddeling van Jezus Christus zegeningen naar de mensheid zijn gaan vloeien, is onmiskenbaar. De onafzienbare tijd die hij gedurende zijn voormenselijke bestaan in de hemel had doorgebracht, stelde hem in staat God ’volledig te kennen’ en hem te ’verklaren’ (Matth. 11:27; Joh. 1:18). Zodoende konden anderen God gaan aanbidden op de wijze die hij goedkeurt.
De koran zelf belicht nog een ander aspect van Jezus’ activiteit dat ons verder helpt hem als het beloofde zaad te identificeren door bemiddeling van wie de mensheid zegeningen zou ontvangen. In Soera 5:113 lezen wij: „Dan zal God zeggen: ’O Jezus, zoon van Maria! . . . gij geneest de blindgeborenen en de melaatsen, met Mijn [Gods] verlof. En zie! gij wekt de doden op met Mijn verlof. . . . gij toonde hun [de Israëlieten] de Duidelijke Tekenen.’” — Vergelijk Johannes 9:1-41; Lukas 17:12-14; Johannes 11:39-44.
Zoals de bijbel ons dus duidelijk laat zien, kwam het ware „zaad” der zegening door bemiddeling van Abrahams zoon Isaäk, in de persoon van Jezus Christus.