Getrouwe vrouwelijke bedienaren van het evangelie — een zegen voor de Nieuwe-Wereldmaatschappij
„De vrouw die Jehovah vreest, is degene die zich lof verwerft.” — Spr. 31:30, NW.
1. Welke hoedanigheden kenmerken de vrouw die „zich lof verwerft”, en in welke opzichten bijvoorbeeld is haar aanwezigheid in de christelijke gemeente nuttig?
WAT is een godvrezende vrouw een zegen! Of zij nu jong of oud is, gehuwd of ongehuwd, of zij nu sterk en goed gezond is of lichamelijk zwak, indien zij een vrouw is die Jehovah vreest, iemand die Hem loyaal en getrouw dient, dan ’verwerft zij zich lof’ (Spr. 31:30, NW). Wanneer een godvrezende vrouw gehuwd is, wat een zegen is zij dan voor haar man en kinderen! En — of zij nu gehuwd of ongehuwd is — wat een zegen is zo’n vrouw voor de christelijke gemeente! Jehovah’s getuigen zijn er dan ook zeer dankbaar voor getrouwe vrouwelijke bedienaren van het evangelie in hun midden te hebben. Hun ijver en standvastige rechtschapenheid vormen een bron van aanmoediging, en de gemeenten ondervinden veel voordeel van hun medelevende belangstelling en begrip — twee bij uitstek vrouwelijke hoedanigheden — daar alle leden van de gemeente eendrachtig samenwerken ten einde de „schapen” te zoeken en te verzorgen.
2. Waarom vormen innemendheid en bekoorlijkheid niet de factoren waardoor wordt bepaald of een vrouw werkelijk aantrekkelijk is?
2 Zulke vrouwen zijn in de ogen van Jehovah en van godvrezende mannen werkelijk een schoonheid. Schoonheid is aantrekkelijk en aantrekkelijkheid is stellig een gewenste hoedanigheid. Het zou voor een vrouw zelfs onnatuurlijk zijn om niet aantrekkelijk te willen zijn voor anderen. De spreuk zegt: „Een bevallige vrouw verkrijgt eer” (11:16). Terzelfder tijd zegt Spreuken 31:30 (NW) echter: „Bekoorlijkheid kan bedrieglijk zijn en innemendheid ijdel, maar de vrouw die Jehovah vreest, is degene die zich lof verwerft.” Innemendheid en oppervlakkige bekoorlijkheid zonder de vreze Jehovah’s zouden inderdaad ijdel en bedrieglijk zijn. Deze hoedanigheden vormen dus niet de beslissende factoren waardoor wordt bepaald of een vrouw werkelijk aantrekkelijk is. Een vrouw kan zelfs een zeer innemend uiterlijk hebben en toch — voor een man met een rijp onderscheidingsvermogen — uitermate onaantrekkelijk zijn. Door haar aard, misschien doordat zij twistziek is, kan een anderszins zeer aantrekkelijke vrouw haar echtgenoot even zeker wegjagen als hij in een regenperiode door het water dat door een lekkend dak druppelt, weggejaagd zou worden. — Spr. 27:15.
DE THEOCRATISCHE OMLIJSTING VAN DE VROUW
3. In welke theocratische omlijsting heeft Jehovah de vrouw geplaatst?
3 Alle dingen worden mooier wanneer ze in hun juiste omlijsting worden gezien, omdat ze daarin passen. Buiten die omlijsting verliezen ze veel van hun schoonheid en kunnen ze in feite heel gewoon of zelfs lelijk worden. Zo heeft Jehovah in zijn theocratische regeling der dingen de juiste omlijsting voor vrouwen verschaft. In 1 Korinthiërs 11:3 (NW) schreef de apostel onder inspiratie: „Het hoofd van iedere man [is] de Christus . . .; de man is op zijn beurt het hoofd van de vrouw en God het hoofd van de Christus.”
4. Waarom heeft Jehovah er regelingen voor getroffen dat er in zijn organisatie personen zijn die een leidinggevende positie bekleden, en heeft God de man als hoofd over de vrouw aangesteld om haar te kleineren?
4 Sommigen zullen er wellicht moeite mee hebben deze beginselverklaring uit Gods Woord met betrekking tot de verhouding tussen man en vrouw te accepteren. De voorstanders van de „emancipatie van de vrouw” zullen er wellicht bezwaar tegen maken, denkend dat zij erop achteruitgaan wanneer zij met een dergelijke verklaring akkoord gaan. Wat de apostel schrijft, heeft echter niet ten doel de vrouw te kleineren, net zomin als de man zich gekleineerd behoeft te voelen omdat hij Christus als hoofd boven zich heeft. En Christus zelf is er beslist niet ontevreden over Jehovah als hoofd boven zich te hebben. De man is vanzelfsprekend niet Christus, net zomin als Christus God is. Het is echter ook waar dat „God . . . geen God [is] van wanorde, maar van vrede”, en voor het handhaven van de orde is het nu eenmaal nodig dat iemand de positie van hoofd bekleedt en de verantwoordelijkheid op zich neemt leiding te geven op het gebied van de verschillende werkzaamheden waarbij meer dan één persoon is betrokken. — 1 Kor. 14:33, NW.
5. (a) Hoe kan de vrouw, met respect voor Jehovah’s regeling der dingen, tevreden en gelukkig zijn? (b) Welk gevolg heeft het voor een vrouw wanneer zij met haar man wedijvert om de positie van hoofd van het gezin?
5 Aangezien God de man het eerst had geschapen, droeg hij hem met betrekking tot de verhouding tussen man en vrouw op, de positie van hoofd van het gezin en van zijn vrouw te bekleden en zich tevens van de daarmee gepaard gaande verantwoordelijkheden te kwijten. De bedoeling hiervan was, het welzijn van het gezin en de vrede en het geluk van alle gezinsleden te bevorderen. De gehuwde vrouw die dit feit erkent en die een man tot echtgenoot heeft die zijn rol als christelijk hoofd vervult, is werkelijk zeer gezegend. Zij bevindt zich in de omlijsting die God voor haar heeft bepaald en er bestaat voor haar alle reden toe tevreden en gelukkig te zijn. De verstandige vrouw beseft dit en is dankbaar gestemd. Een vrouw die weigert met de omlijsting genoegen te nemen die Jehovah voor haar heeft ontworpen en die met de man als hoofd tracht te wedijveren, verliest haar schoonheid als vrouw. Zij is niet langer ’het vrouwelijke vat’ (1 Petr. 3:7, NW). De wijze man sprak beslist de waarheid toen hij plompweg zei: „Als een gouden ring in een varkenssnuit is een schone vrouw zonder verstand.” — Spr. 11:22.
6. Op welke wijze beschrijft Petrus de theocratische aantrekkelijkheid van de gehuwde vrouw?
6 Wil een vrouw blij en tevreden zijn en in de Nieuwe-Wereldmaatschappij een zeer waardevolle kracht vormen, dan is het beslist noodzakelijk dat zij deze regeling van Jehovah erkent en zich er vreugdevol aan onderwerpt. De apostel Petrus beschrijft hoe waardevol en aantrekkelijk gehuwde vrouwen in deze theocratische omlijsting zijn, door te zeggen: „Evenzo gij vrouwen, weest aan uw eigen man onderworpen, opdat, indien sommigen niet gehoorzaam zijn aan het woord, zij zonder woord gewonnen mogen worden door het gedrag van hun vrouw, omdat zij ooggetuigen zijn geweest van uw eerbare gedrag te zamen met diepe achting. En uw versiering besta niet in het uiterlijke vlechten van het haar en het aandoen van gouden sieraden of het dragen van bovenklederen, maar het zij de verborgen persoon van het hart in de onverderfelijke tooi van de stille en zachtaardige geest, die van grote waarde is in de ogen van God.” — 1 Petr. 3:1-4, NW.
PASSENDE KLEDING VOOR DE VROUWELIJKE BEDIENAAR VAN HET EVANGELIE
7. Is het voor een vrouw onjuist aandacht aan haar uiterlijk te besteden, en aan welke versiering dient zij evenwel de meeste aandacht te besteden?
7 Moeten wij uit deze woorden van Petrus opmaken dat het voor een vrouw onjuist is aandacht aan haar uiterlijk te besteden? Neen, beslist niet. Petrus zegt niet dat het vlechten van het haar en het dragen van gouden sieraden op zichzelf verkeerd is, net zomin als het verkeerd is een bovenkleed te dragen. Het was in Petrus’ dagen en in vroeger tijden gebruikelijk dat de vrouwen hun haar erg lang droegen, zodat men het haar niet alleen vlocht omdat men dit zo mooi vond, maar ook om praktische redenen. Evenals thans besteedden sommige vrouwen destijds echter zoveel tijd aan het opmaken van hun haar, waar zij vaak gouden sieraden in staken, dat het een obsessie voor hen werd en zij zich meer om hun uiterlijk bekommerden dan om hun werkelijke innerlijk. Petrus toont daarom aan waar de nadruk op gelegd moet worden en waar men zich het meest om moet bekommeren, namelijk „de verborgen persoon van het hart in de onverderfelijke tooi van de stille en zachtaardige geest”.
8. Waarom dient de vrouwelijke bedienaar van het evangelie van gezond verstand blijk te geven met betrekking tot de manier waarop zij zich kleedt?
8 Wanneer de vrouwelijke bedienaar van het evangelie van huis tot huis gaat en met de mensen over het goede nieuws van Gods koninkrijk spreekt, vertegenwoordigt zij, evenals de man, Christus. De vrouwelijke bedienaar van het evangelie zal derhalve van gezond verstand blijk moeten geven met betrekking tot de manier waarop zij zich kleedt. Zij zal daarbij de waardigheid van haar toewijzing in gedachten hebben en zich nooit zodanig kleden dat sommigen zich aan de boodschap die zij brengt, zouden kunnen stoten. Doordat zij haar bediening in het openbaar verricht, vestigt zij in hoge mate de aandacht van het publiek op zich. Degenen die haar zien, zijn geneigd haar boodschap naar haar uiterlijke verschijning te beoordelen.
9. Welke neiging van de wereld zal de vrouwelijke bedienaar van het evangelie vermijden, en waarom?
9 Terwijl de vrouwelijke bedienaar van het evangelie zich op smaakvolle wijze vrouwelijk zal kleden, zal zij wel de neiging van de wereld vermijden om het seksuele, door een overmatig gebruik van make-up en het dragen van zinnelijke en uitdagende kleding, sterk te accentueren. Dit zou de mensen er niet alleen van weerhouden haar als een christelijke bedienaar van het evangelie ernstig te nemen, maar het ligt zelfs meer voor de hand dat zij dan een geheel andere indruk wekt (Jes. 3:16-23). Zij vermijdt daarom de neiging van de wereld om aan seksuele aantrekkingskracht de belangrijkste plaats toe te kennen, alsof dat het enige doel in het leven zou zijn, en geraakt derhalve niet in de strik zich over dergelijke dingen overbezorgd te maken of in zulke uitersten te vervallen dat haar uiterlijke verschijning afleidend is in plaats van aantrekkelijk in de betamelijke zin van het woord.
10. Welk ander uiterste dient vermeden te worden en welke raad geeft Paulus in 1 Timótheüs 2:9, 10 (NW) in verband met kleding?
10 Terzelfder tijd zouden wij ook niet graag hebben dat mensen van onze boodschap worden afgeleid doordat wij een duidelijk gebrek aan belangstelling voor onze persoonlijke verschijning aan de dag leggen. De bijbel is niet tegen het gebruik van juwelen en sieraden of andere dingen die als hulpmiddelen voor het verhogen van de schoonheid worden beschouwd, mits men er een bescheiden en oordeelkundig gebruik van maakt (Gen. 24:22; Ex. 35:22). De christelijke opziener Paulus gaf te kennen wat de juiste geesteshouding is met betrekking tot de zorg die aan het uiterlijk besteed moet worden, toen hij schreef: „Evenzo wens ik dat de vrouwen zich in welverzorgde kleding sieren, met bescheidenheid en gezond verstand, niet met bijzondere haarvlechtingen en goud of parels of zeer kostbare kledij, maar zoals het vrouwen die belijden God te vereren, past, namelijk door middel van goede werken” (1 Tim. 2:9, 10, NW). Wáár de vrouwelijke bedienaar van het evangelie ook woont en wát de plaatselijke gewoonten op het gebied van kleding ook mogen zijn, haar bescheidenheid en haar verering voor God zullen haar helpen te beslissen hoe zij zich voor iedere gelegenheid en omstandigheid passend moet kleden.
11. (a) Waardoor wordt een vrouw pas met recht als een dienares van God en als werkelijk aantrekkelijk geïdentificeerd? (b) Wat betekent het een „stille en zachtaardige geest” te bezitten?
11 Een vrouw wordt echter pas werkelijk als een dienares van God geïdentificeerd door haar goede werken in de bediening. De „onverderfelijke tooi van de stille en zachtaardige geest” kenmerkt haar als een werkelijk mooie en aantrekkelijke vrouw. Door deze tooi onderscheidt de christelijke vrouw zich van andere vrouwen. Dat zij een „stille en zachtaardige geest” bezit, betekent dat zij een rustig en gelijkmatig humeur heeft dat zij zelfs in moeilijke tijden weet te bewaren. Het betekent dat zij innerlijk tevreden is en een hart bezit dat vrij is van afgunst, trots of boosaardigheid. Het betekent dat zij een geestesgesteldheid bezit op grond waarvan zij zich gaarne aan Jehovah’s wil onderwerpt en bereidwillig en blijmoedig met mededienstknechten in de Nieuwe-Wereldmaatschappij samenwerkt. Een vrouw die een goed hart en een zachtaardige geest bezit, blijft altijd een zegen voor degenen met wie zij omgaat. En wat nog belangrijker is, zij bezit de gunst van Jehovah, hetgeen tot een eindeloos leven in zijn nieuwe ordening van rechtvaardigheid leidt.
GETROUWE VROUWEN VAN WELEER
12. Waarvan was Sara een in het oog lopend voorbeeld, en welke zegen ontving zij?
12 Terugblikkend in de tijd zegt de apostel Petrus vervolgens: „Want zo versierden zich vroeger ook de heilige vrouwen die op God hoopten, zich aan hun eigen man onderwerpend, zoals Sara Abraham gehoorzaamde, hem ’heer’ noemend. En gij zijt haar kinderen geworden, mits gij het goede blijft doen en geen enkele oorzaak van verschrikking vreest” (1 Petr. 3:5, 6, NW). Sta er eens bij stil welk een zegen de getrouwe Sara van Jehovah ontving. Als de vrouw van de getrouwe patriarch Abraham werd zij de moeder van Isaäk, een zoon „die naar de wijze van de geest geboren was”, en daardoor een van de voorouders van Jezus Christus (Gal. 4:29, NW). Christelijke vrouwen die thans dezelfde hoedanigheden aan de dag leggen als Sara, vooral wat de door Petrus besproken hoedanigheid van getrouw en loyaal geschonken vrouwelijke onderworpenheid betreft, worden Sara’s „kinderen” genoemd, net zoals degenen die aan het geloof van Abraham vasthouden, zijn „zonen” worden genoemd. — Gal. 3:7, NW.
13. Door welke hoedanigheden werd Rebekka als een geschikte bruid voor Isaäk geïdentificeerd?
13 En wat valt er van Rebekka te zeggen, een vrouw die eveneens een van de voorouders van Jezus werd en die volgens de beschrijving een meisje met een „zeer schoon . . . uiterlijk” was toen Abrahams knecht haar ontmoette? Het was echter niet zo dat alleen haar uiterlijke verschijning aantrekkelijk was en ook vormde haar fysieke bekoorlijkheid niet de belangrijke hoedanigheid op grond waarvan Rebekka een zegen ten deel viel. Abrahams knecht kon haar als de toekomstige bruid voor Isaäk identificeren doordat zij een hard werkende en bescheiden vrouw bleek te zijn.
14. Aan welke proef werd Rebekka onderworpen, waardoor zij in de gelegenheid kwam deze hoedanigheden aan de dag te leggen?
14 De eenvoudige proef op grond waarvan hij een beslissing nam, had niets met fysieke schoonheid te maken. „Laat het nu zo zijn, dat het meisje, tot wie ik zeg: Neig toch uw kruik, opdat ik drinke, en dat zegt: Drink, en ook uw kamelen zal ik drenken, — dat Gij haar hebt bestemd voor uw knecht Isaäk.” En dit was nu precies wat er gebeurde. Toen de knecht Rebekka vroeg wat te mogen drinken, willigde zij zijn verzoek onmiddellijk in met de eerbiedige opmerking: „Drink, mijn heer”, waarna zij aanbood de kamelen water te geven „totdat zij genoeg gedronken hebben”. Dit was geen kleinigheid, want er waren tien kamelen die water moesten hebben. Toen Abrahams knecht later zijn zending bekendmaakte, accepteerde Rebekka gewillig het voorrecht Isaäks vrouw te mogen worden. Geen wonder dat Isaäk Rebekka, toen hij haar uiteindelijk ontmoette, ’lief kreeg’. — Gen. 24:14-21, 58, 67.
15. Welke actuele raad bevat het verslag van Isaäk en Rebekka voor een jonge man die een huwelijk overweegt?
15 Dit bijbelse verslag is ook actueel met het oog op de stilzwijgende raad die erin wordt gegeven aan christelijke mannen die een huwelijk overwegen, en wel met betrekking tot datgene waarnaar zij in een partner moeten uitzien. Rebekka was een beeldschoon meisje, maar Abrahams knecht wist dat dit niet voldoende was. Hij vergewiste zich ervan dat zij de juiste hoedanigheden van het hart bezat om ervoor in aanmerking te komen de vrouw van de zoon van zijn meester te worden. Een jongeman doet er verstandig aan zich ervan te vergewissen dat het meisje met wie hij wil gaan trouwen, soortgelijke hoedanigheden bezit, en hij dient zelf rijp genoeg te zijn om een dergelijke beslissing te nemen, als zijn ouders dit niet voor hem doen. Alhoewel een jongeman in vele landen de vrijheid bezit zelf een huwelijkspartner te kiezen, een vrijheid die Isaäk in het geval van Rebekka niet uitoefende, zou het van zijn zijde toch van rijpheid getuigen wanneer hij genegen zou zijn naar de raad van oudere personen te luisteren, vooral naar de raad van zijn ouders, indien zij zelf rijpe christenen zijn. Hij zou dan toch zelf de uiteindelijke beslissing kunnen nemen.
16. (a) Welk voorrecht genoot Debora? (b) Welke voorrechten ontving Mirjam, maar in welk opzicht laat het verslag over haar een waarschuwend geluid horen?
16 Ook andere getrouwe vrouwen uit de oudheid ontvingen van Jehovah speciale voorrechten in zijn dienst. Debora werd bijvoorbeeld een profetes en haar viel de opwindende eer te beurt om samen te werken met richter Barak, de aanvoerder van Israëls strijdkrachten, die de legers van koning Jabin van Kanaän met Jehovah’s hulp versloeg en de natie van twintig jaar onderdrukking bevrijdde (Richt. 4:1–5:31). Mirjam genoot stellig vele gezegende dienstvoorrechten in samenwerking met haar broer Mozes toen deze de natie Israël uit Egypte en door de wildernis leidde. Zij diende onder andere ook als profetes en als leidster van de zangeressen (Ex. 15:20). Haar voorbeeld laat echter tevens een waarschuwend geluid horen. Toen zij haar theocratische toewijzing te buiten ging en zich tegen Gods dienstknecht Mozes keerde, werd zij met melaatsheid geslagen. De gruwelijkheid van deze ziekte weerspiegelde werkelijk de onaantrekkelijkheid van haar handelwijze in de ogen van Jehovah en van Mozes. Als gevolg daarvan moest zij ervaren dat zij voor een tijd buiten het kamp van Israël werd gesloten. — Num. 12:1-16.
17. Welke goede hoedanigheden werden door Dorkas en Lydia aan de dag gelegd? Welke zegeningen ontvingen zij?
17 Denk nu eens aan enkele getrouwe vrouwen die ten tijde van Jezus en de vroege christelijke gemeente werden gezegend. Sta er eens bij stil wat de edelmoedige Tabitha of Dorkas overkwam. Deze discipelin in de stad Joppe was een hard werkende naaister die „overvloedig [was] in goede daden en gaven van barmhartigheid”. Op zekere dag werd zij ziek en stierf. Wat een onverwachte zegen viel haar nu ten deel — zij werd door de apostel Petrus uit de dood opgewekt! (Hand. 9:36-42, NW) Dan was er Lydia uit Thyatíra, ook een hard werkende vrouw, „een purperverkoopster”. Haar hart was zeer ontvankelijk voor het door Paulus gepredikte goede nieuws en zij betoonde zich op een prijzenswaardige wijze gastvrij door de apostel en de hem vergezellende zendelingen aan te bieden bij haar thuis hun intrek te nemen. Ja, Lukas werd er zelfs toe bewogen te schrijven dat ’zij ons er gewoon toe dwong’. Haar huis werd later klaarblijkelijk als vergaderplaats voor de gelovigen gebruikt en haar naam leeft in het bijbelse verslag voort als een getuigenis van haar goede werken. — Hand. 16:14, 15, 40, NW.
18. Voor wie was Priskilla een voortreffelijk voorbeeld, en op welke wijze toonde zij dit, met welke dienstvoorrechten als resultaat?
18 Priskilla is nóg een vrouw die bij een aantal gelegenheden in de christelijke Griekse Geschriften wordt genoemd. Het is interessant op te merken dat zij in de zes passages van het verslag waar haar naam voorkomt, altijd samen met haar man wordt genoemd. Samen met hem verleende zij Paulus gedurende zijn bezoek aan Korinthe gastvrijheid, en zij heeft ongetwijfeld veel gedaan om de nieuwe gemeente aldaar op te bouwen. Bij op zijn minst één gelegenheid hebben deze getrouwe man en vrouw „hun eigen hals . . . gewaagd” om Paulus te redden, waarvoor zij de dank van alle gemeenten verdienden. Te zamen met haar man vergezelde Priskilla Paulus naar Efeze, alwaar zij het voorrecht genoot de invloedrijke Apóllos te helpen tot een nauwkeurige kennis van de waarheid te komen, terwijl haar huis de plaatselijke vergaderplaats voor de gemeente werd. Aldus is zij een voortreffelijk voorbeeld voor vrouwen die thans het voorrecht hebben met een opgedragen man gehuwd te zijn die wellicht een gemeente-opziener, een reizende bedienaar van het evangelie of een zendeling in een vreemd land is. Hun loyale steun brengt vreugdevolle dienstvoorrechten met zich mee. — Hand. 18:2, 18, 26; Rom. 16:3-5; 1 Kor. 16:19; 2 Tim. 4:19, NW.
19. Bij welke twee gelegenheden gedurende Jezus’ bediening handelde Maria, de zuster van Martha, dusdanig dat dit een zegen voor haar tot gevolg had?
19 Wanneer wij aan getrouwe vrouwen in de tijd van Jezus denken, schiet geen enkele naam ons zo snel te binnen als die van Maria van Bethanië, de zuster van Martha en Lazarus. Wie heeft nog nooit gehoord dat Jezus bij een zekere gelegenheid Martha’s huis bezocht en dat Maria, in plaats dat zij zich overmatig bezorgd maakte over stoffelijke dingen, „aan de voeten van de Heer ging zitten en naar zijn woord bleef luisteren”? Jezus prees haar hierom. Bij een latere gelegenheid zalfde Maria Jezus met kostbare, geparfumeerde olie in het huis van Simon de melaatse. Toen anderen, met inbegrip van Judas Iskáriot, haar daad kritiseerden, zei Jezus: „Zij heeft een voortreffelijke daad jegens mij verricht. . . . Zij heeft gedaan wat zij kon . . . Voorwaar, ik zeg u: Overal waar het goede nieuws in de gehele wereld wordt gepredikt, zal tevens ter gedachtenis aan deze vrouw worden verteld wat zij heeft gedaan.” — Luk. 10:38-42; Mark. 14:3-9; Joh. 12:1-8, NW.
20. (a) Treffen wij thans net zulke vrouwen in de Nieuwe-Wereldmaatschappij aan? (b) Welke dienstvoorrechten staan er onder andere voor hen open?
20 En wat valt er over deze tijd te zeggen? Treffen wij thans ook nog zulke vrouwen aan die met de hedendaagse christelijke gemeente dienst verrichten? Vrouwen als Sara, die zulk een voortreffelijk voorbeeld van vrouwelijke onderworpenheid gaf? Vrouwen als de aantrekkelijke en hard werkende Rebekka, als de gastvrije Lydia en de edelmoedige Dorkas, als de loyale en getrouwe Priskilla en als Maria, die in het belang van de ware aanbidding „heeft gedaan wat zij kon”? Jehovah zij gedankt dat er ook nu zulke vrouwen zijn! En wat een opwindende voorrechten staan er in deze tijd voor zulke getrouwe vrouwen open! Zij genieten evenals gelovige mannen het voorrecht zich aan het doen van Jehovah’s wil op te dragen, zich te laten dopen en bedienaren van het goede nieuws te worden. Zij kunnen bij personen van goede wil huisbijbelstudiën bedienen en er een aandeel aan hebben hun eigen kinderen op te leiden zodat ook zij opgedragen bedienaren van het evangelie worden. Zij kunnen in de volle-tijd-dienst gaan als pioniersters, als speciale pioniersters of zelfs als zendelingen in een vreemd land, terwijl zij wellicht ook Betheldienst kunnen verrichten.
21. Hoe kunnen opgedragen vrouwen de gelegenheden die zij hebben om Jehovah te dienen, derhalve beschouwen?
21 Met het oog op dit alles behoeft geen enkele opgedragen vrouw zich op enigerlei wijze beknot te voelen in de gelegenheden die zij heeft om Jehovah te dienen. Vrouwelijke bedienaren van het evangelie hebben veeleer gelegenheden te over om hun dienstvoorrechten uit te breiden en iedere opgedragen vrouw zal willen ’doen wat zij kan’ om tot rijpheid voort te gaan en op getrouwe wijze haar taak onder Gods volk te vervullen. Aldus zal zij een grote waarde hebben in de ogen van God en eervolle lof ontvangen van haar medechristenen.
[Illustratie op blz. 367]
„Drink, mijn heer”