Vrees Jehovah, de Superieur
„Dat gansch de aarde den Heere [Jehovah] vreeze.” — Ps. 32:8, Belg. PB; 33:8, Statenvert.
1. Waarom stellen Jehovah’s getuigen belang in het onderwerp van organisatie en regering?
ER WORDT in deze periode van wereldverandering scherp de aandacht gevestigd op kenmerkende bijzonderheden en beginselen van theocratische organisatie en regering. Dit gebeurt in het bijzonder met het oog op het feit dat tegenwoordig honderdduizenden Christenen die zich aan God hebben opgedragen, als kern van een nieuwe-wereld-maatschappij in nauwe aanraking met elkander worden gebracht. Deze grote schare „schapen” des Heren, uit meer dan 120 landen, worden vrijwillig vergaderd en binnen de grenzen gebracht van een uit „één kudde” bestaande organisatie met een ervaren superieure autoriteit als hun „herder”. Gedurende de afgelopen vele jaren is er in het besturen en leiden van deze groeiende, uit vele nationaliteiten bestaande schare Christelijke getuigen van Jehovah, een geleidelijk herstel geweest tot de vroege theocratische vorm van organisatie waarin ware Christenen in de eerste eeuw n. Chr. zich verheugden. De vele kenmerkende bijzonderheden welke gedurende dat aardse beheer van de apostelen werden aangewend, waren op hun beurt ontleend aan de kenmerkende bijzonderheden die door de souvereine Superieur, Jehovah God, waren verordend toen hij in 1513 v. Chr. de voorbeeldige theocratische regering van het Israël uit de oudheid oprichtte. Een beschouwing van enige van deze opmerkelijke beginselen van regering, die betrekking hebben op de verhoudingen waarin de inferieur en de superieur staan, is daarom thans op zijn plaats. Hieronder valt een studie van het belangrijke beginsel van gepaste vrees voor Jehovah, de opperste heerser. — 1 Petr. 2:17, NW; Joh. 10:16; Hebr. 10:1, NW.
FUNDAMENTELE PUNTEN
2. Wat betekenen de volgende uitdrukkingen: „organisatie”, „regering”, „wet” en „vrees”?
2 Om te beginnen, is het goed zekere fundamentele punten in gedachten te hebben. Overal waar mensen voor een speciaal doel samenkomen, vormen zij een organisatie. Daarom is een organisatie een regeling van schepselen die zijn bijeengebracht om een bepaald werk te verrichten en zich te verheugen in de gemeenschappelijke zegeningen die uit zulk een nauwe vereniging voortvloeien. Het woord „organisatie” is afgeleid van het woord „organ”, dat afkomstig is van het Griekse woord ergon, hetwelk werk betekent. Merk de uitdrukking op die in de Bijbel wordt gebruikt door de Farizeeër Gamaliël, toen hij een beschrijving gaf van de organisatie van de apostelen en de vroege gemeente. „Laat u niet in met deze mannen, maar laat hen met rust; (want, indien dit ontwerp en dit werk [ergon] uit mensen is, zal het worden vernietigd, maar indien het uit God is, zult gij ze niet kunnen vernietigen;) anders wordt gij misschien in werkelijkheid bevonden strijders tegen God te zijn” (Hand. 5:38, 39, NW). Vervolgens weten wij dat elke organisatie, goed of slecht, de een of andere vorm van regering heeft, die noodzakelijk is om controle uit te oefenen op de organisatie en om ze te leiden. Daarom wordt er gezegd dat een regering de besturing van en het bewind over een lichaam van schepselen is door wet.a De wet wordt vervolgens omschreven als een regel voor handelingen of gedragingen. Regeringen, hetzij theocratische of door mensen gemaakte, maken en gebruiken dus wetten ten einde de handelingen van hun onderdanen te regelen. Bovendien moet er een gepaste vrees zijn voor de autoriteit van de regering en de macht die ze heeft te straffen. Deze vrees houdt meer in dan eerbied. Ze houdt in een begrip te hebben van schade, verschrikking, en een besef te hebben van mogelijk gevaar.b
3. Omschrijf de volgende regeringsvormen: „democratie”, „communisme” en „theocratie”.
3 Allen zijn er van op de hoogte hoe Jezus naar door mensen gemaakte regeringen verwees als „Caesar” (Mark. 12:17, KJ). De Caesar-regeringen die er tegenwoordig zijn, bestaan uit vele verscheidene regeringsvormen, waarvan er twee zijn uitgekozen om als voorbeelden voor deze studie te dienen. De ene vorm, de democratie, zoals die door de Verenigde Staten wordt voorgestaan, wordt omschreven als een regering van het volk, door het volk en voor het volk.c Van de andere vorm, het communisme, zoals die door de Unie van Socialistische Sovjet-Republieken (Rusland) in stand wordt gehouden, wordt gezegd dat het een stelsel van maatschappelijke organisatie is waarin alle economische activiteit wordt geleid door een totalitaire staat, welke wordt beheerst door één, zichzelf bestendigende politieke partij.d In tegenstelling daarmede wordt theocratie, zoals die door Jehovah’s getuigen wordt voorgestaan, gedefinieerd als een regering onder de directe leiding en het directe bestuur van de Allerhoogste God.e Hoe is het dan in zijn werk gegaan dat regeringen wetten zijn gaan gebruiken bij het beheersen van de volken?
4. Welke twee partijen doen zich bij een regering voor? Beschrijf ze.
4 Wetten zijn noodzakelijk om bij het regeren van levende of levenloze dingen de orde te bewaren. Ten einde zulk een ordelijke werkzaamheid te handhaven, doen zich twee partijen voor, de ene is die van de superieur en de andere is die van de inferieur. De superieur is degene die de wet of gedragsregel maakt welke door de inferieur gehoorzaamd moet worden. Het gebied van de handelingen die aan regels en wetten zijn gebonden, is zo uitgestrekt als het universum van Gods schepping. Toen de Schepper, als de superieur, het universum formeerde door uit niets materie te scheppen, legde hij die materie zekere beginselen op waarvan ze zich nimmer kan losmaken en zonder welke ze zou ophouden te bestaan. Bij de schepping van materie was de beweging van kleine deeltjes en lichamen betrokken. Vandaar dat er wetten voor beweging werden vastgesteld waarnaar alle beweegbare lichamen zich moesten regelen. — Ps. 104:30.
WETENSCHAPPELIJKE EN MENSELIJKE WETTEN VOOR GEDRAGINGEN
5. Geef voorbeelden van handelingen die aan wetten zijn onderworpen doch onvrijwillig worden verricht.
5 Of wij nu in de grenzenloze ruimte van de hemelen kijken en de majestueuze bewegingen van de sterren waarnemen, of de ontwikkelingsgang van de vegetatie op aarde van zaad tot plant en wederom van plant tot zaad, opmerken, of de vele wonderbaarlijke automatische werkingen in onze eigen vleselijke organismen beschouwen, zoals bijvoorbeeld, het onophoudelijke pompen van het hart, dat dag en nacht door, vers bloed in ons bloedvatenstelsel laat circuleren ten einde het leven te onderhouden, al deze dingen worden niet aan het toeval overgelaten. Deze dingen worden niet aan de wil van de inferieur overgelaten, maar worden op een wonderbaarlijke onvrijwillige wijze volbracht overeenkomstig feilloze regels welke zijn vastgelegd door de grote Superieur, Jehovah God, krachtens het feit dat hij de Schepper is. Wanneer de inferieur niet meer aan de regels van de Meester-Ontwerper zou voldoen, zou de inferieur zich spoedig in moeilijkheden bevinden en de vreselijke gevolgen oogsten. — Ps. 8:4; Gen. 1:29; Ps. 139:14.
6. Waarin verschilt het gebied der wet hetwelk gewoonlijk met regeringen is verbonden, van de wetenschappelijke wetten waarnaar in de vorige paragrafen werd verwezen?
6 Hoewel, zoals wij hierboven hebben vernomen, het gebied der wet in het algemeen even uitgestrekt is als het universum, en de beheersing van allerlei wetenschappelijke werkingen omvat, is het gebied der wet dat gewoonlijk met regeringen in verband wordt gebracht, beperkt tot regels voor menselijke handelingen of menselijke gedragingen. In tegenstelling met dieren, van welke de handelingen grotendeels door instinct worden beheerst, is aan de mens de gave van een vrije wil geschonken zodat hij zich vrijwillig, op een voor zijn Maker aangename wijze kan gedragen. Met betrekking tot dit gebied van verrichtingen, waar het de mens is toegestaan zijn vrije wil te laten gelden, ontstaan wetten waardoor de menselijke handelingen worden geregeld. Dit gebied van verrichtingen trachten regeringen te beheersen. — Luk. 22:42; 1 Kor. 7:37, NW.
DE SUPERIEUR
7. Hoe spreekt de Schrift over de grote Superieur van het universum?
7 Beschouw thans de verheven en vreselijke positie van de grote Superieur, Jehovah God. „Toen antwoordde de HERE Job uit een storm en zeide: Waar waart gij, toen Ik de aarde grondvestte? Vertel het, indien gij inzicht hebt! Wie heeft haar afmetingen bepaald? Gij weet het immers! Of wie heeft over haar het meetsnoer gespannen? Hebt gij ooit in uw leven den morgen ontboden, den dageraad zijn plaats aangewezen, om de zomen der aarde aan te grijpen, zodat ’de goddelozen van haar worden afgeschud? Waar is de weg naar de woning van het licht, en de duisternis, waar is haar verblijf?” „Wie heeft den geest des HEREN [van Jehovah] bestierd, en wie heeft Hem als Zijn raadsman onderwezen? Ziet, de volken zijn geacht als een druppel van een, emmer, en als een stofje van de weegschaal; ziet, Hij werpt de eilanden henen als dun stof!” Ja, wie is de op stof gelijkende, nietige mens, de inferieur, dat hij zijn grote Superieur, Jehovah God, zou besturen of tegenspreken? „O mens, wie zijt gij dan in werkelijkheid dat gij God zoudt tegenspreken? Zal hetgeen wordt gevormd, zeggen tot hem die het vormde: ’Waarom hebt ge mij zo gemaakt?’ Hoe is het dan? Heeft de pottenbakker geen autoriteit over de klei zodat hij van dezelfde klomp het ene vat tot een eerbaar gebruik, en een ander tot een oneerbaar gebruik kan maken?” Terecht onderwerpt de mens, de inferieur, zich op verstandige wijze en in godvruchtige vrees gelijk klei, ten einde zich te laten leiden door de wetten en de wil van zijn pottenbakker-Superieur, Jehovah. — Job 38:1, 4, 5, 12, 13, 19, NBG; Jes. 40:13, 15; Rom. 9:20, 21, NW; Jer. 18:2-10.
8. Licht toe hoe de onvolmaakte mens optreedt als superieur in het klein over een inferieur.
8 Zelfs in het geval van de onvolmaakte mens wordt de macht van de superieur over de inferieur goed geïllustreerd. Wanneer de mens een machine ontwerpt en bouwt ten einde deze machine werk voor hem te laten verrichten, vervaardigt hij gelijk een superieur in het klein de verscheidene onderdelen en zet ze in elkaar. Later worden de onderdelen in beweging gebracht om volgens vastgestelde regels te werken en precies de bewegingen te verrichten die de menselijke ontwerper zich had voorgesteld. De gehele in werking zijnde machine werkt als een inferieur volgens de regels die door de superieur er van, de mens, zijn vastgesteld. Na verloop van tijd raken zekere onderdelen defect en ze kunnen niet meer volgens de voor hen vastgestelde regels werken. De gehele machine weigert te werken. Wanneer na vele reparaties de machine niet langer blijft lopen, wordt het instrument ten slotte afgedankt en er wordt een nieuwe gebouwd, opdat deze het noodzakelijke werk kan verrichten.
WETGEVENDE MACHT
9. Waardoor wordt de mate van de wetgevende macht in de handen van de superieur bepaald en hoe wordt dit verklaard?
9 Vervolgens is het interessant te vernemen dat door de afstand tussen de superieur en de inferieur de mate van superioriteit en van inferioriteit wordt bepaald. Dit is direct van invloed op de wetgevende macht van de superieur over de inferieur. Juist door zijn positie is de superieur een onafhankelijke partij en behoeft daarom geen regel of wet op te volgen behalve die welke hij zichzelf zou opleggen. De inferieur daarentegen is een afhankelijke partij. Daarom is de inferieur wegens zijn afhankelijkheid verplicht de wil van de superieur, van wie hij afhankelijk is, in acht te nemen als de regel voor zijn gedragingen, niet voor elke handeling in het leven maar voor alle handelingen welke zijn afhankelijkheid meebrengt. Dit betekent, dat wanneer een inferieur met betrekking tot vijf handelingen van een superieur afhankelijk is, de superieur wetten of regels kan maken ten aanzien van slechts die vijf handelingen, door welke wetten of regels de inferieur zich in zijn gedragingen moet laten leiden. Indien er honderd handelingen waren die door de afhankelijkheid van de inferieur zouden worden meegebracht, dan heeft de superieur een uitgestrekter gebied waarover hij wetten kan voorschrijven of gedragsregels kan vaststellen. Naarmate dus de superioriteit van de ene partij en de afhankelijkheid van de andere partij groter of kleiner, totaal of beperkt is, is het gebied van verrichtingen in verband waarmede wetten kunnen worden vastgesteld, groter of kleiner, totaal of beperkt.f
WAARTOE MEN IN DE REGERINGEN GENEIGD IS
10. Hoe verheven is Jehovah’s positie over de interieur in de theocratische regering? Waarom is het wenselijk onder zulk een regeling te leven?
10 In een organisatie waarin Jehovah God de superieur is, is de afstand tussen de superieur en de inferieur uiterst groot, in feite is deze afstand absoluut. Dit betekent dat Jehovah God zich in de positie bevindt waarin hij wetten kan voorschrijven en gedragsregels kan vaststellen die vrijwel elk kleinste onderdeeltje van de handelingen van zijn dienstknechten regelen. Dit is zo daar zijn dienstknechten als inferieuren volkomen van hem afhankelijk zijn voor het leven en alle daarmede gepaard gaande zegeningen. Hoewel het veilig en wenselijk is onder een vaderlijke regering te leven, waarin Jehovah God de absolute superieur is die dient te worden gevreesd, is dit op het gebied van Caesars regeringen echter gevaarlijk en leidt tot grote onderdrukking. — Ps. 1:1-6.
11. (a) Vergelijk communistische regeringen en democratische regeringen wat hun superioriteit over de inferieur betreft, en wat betekent dit voor het volk? (b) Wat is de algemene neiging in verband met aardse regeringen en waarom?
11 In landen waar het Russische soort van communisme bestaat, trachten zulke totalitaire regeringen als superieuren de afstand tussen de staat en de onderdanen zeer groot of totaal te maken (dit wordt in werkelijkheid door het woord totalitair te kennen gegeven), zodat de afhankelijkheid van de inferieuren, de onderdanen, groot of totaal zal worden, waardoor de staat regels kan vaststellen die bijna elk onderdeel in het leven van zijn mensen beheersen. Deze totalitaire regeringsvorm brengt grote vrees over de mensen en leidt tot wreedheid bij het afdwingen van zulk een vrees. In landen waar de Amerikaanse soort van democratie werkzaam is, zijn zulke aan beperkingen gebonden regeringen als superieuren niet zo ver van hun onderdanen, de inferieuren, verwijderd, zodat het van de staat afhankelijk zijn, is beperkt. Dit betekent dat democratieën een beperkt gebied hebben waarover zij wetten kunnen maken om de handelingen van hun onderdanen te regelen. Doch zelfs in democratische landen schijnt tegenwoordig de neiging te bestaan de staat meer macht toe te kennen. Deze neiging bestaat omdat Satan weet dat zijn tijd vóór Armageddon kort is en hij doet elke krachtsinspanning, alle aardse regeringen er toe te bewegen zich steeds meer te verheffen ten einde hun superioriteit en vrees over de volken te doen toenemen. Op deze wijze kunnen de inferieuren meer worden gebonden en op een strengere wijze worden beheerst, waardoor zij worden afgehouden van Gods nieuwe-wereld-regering, die haar intrede doet. — Openb. 12:12, NW.
DE ONTWIKKELING DER REGERINGEN
12, 13. Geef een algemene beschrijving van de ontwikkeling der „Caesar”-regeringen door de eeuwen heen. Wat is de situatie in deze tijd?
12 Wanneer wij terugzien naar de ongeveer vier duizend jaar lange geschiedenis der „Caesar”-regeringen, zien wij dat ze zich hebben ontwikkeld en zijn ontstaan door oorlog en strijd. Hoe dat zo? Sedert de tijd van Nimrod werd er strijd gevoerd om de heerschappij opdat men superieuren zou worden die de overwonnenen wetten en gedragsregels konden voorschrijven en hen aldus tot onderworpen inferieuren konden maken. De durf van de superieur hield de inferieur in vrees en in zijn macht. Ongeveer 150 jaren na de Vloed ontwikkelde zich voor de eerste maal een strijd van familie tegen familie, daarna van geslacht tegen geslacht, stam tegen stam, stadstaat tegen stadstaat en ten slotte natie tegen natie. En zo is het tot aan deze tijd voortgegaan terwijl de strijd nog steeds woedt, maar thans is het tussen verbonden van natiën. — Gen. 10:8, 9.
13 Het is nog steeds dezelfde oude methode van proefnemingen en mislukkingen door middel van strijd. Tegenwoordig strijden het Oostelijk blok van natiën en het Westelijk blok om de wereldheerschappij ten einde als superieuren ten gunste van zichzelf gedragslijnen en regels voor te schrijven waaraan de wereld zich moet houden. De tijd zal leren of er nog een totale oorlog van de natiën zal komen waarna één blok als de superieur de strijd zal overleven en het overige gedeelte van de wereld aan zijn gedragsregels onderworpen zal houden. In schrille tegenstelling met de wettelijke ontwikkeling van de gewelddadige Caesar-regeringen merken wij op dat de wetten en regels van de theocratische regering door middel van goddelijke openbaringen op vredige wijze rechtstreeks van de souvereine superieur Jehovah God, komen. — Jes. 33:22.
SANCTIES
14, 15. (a) Wat zijn sancties? (b) Stel, door melding te maken van de Bijbelse wetten, de sancties vast, die aan zulke wetten verbonden waren.
14 Regeringen, hetzij van God of van „Caesar”, gebruiken middelen om hun inferieuren aan te sporen de wetten welke zijn gemaakt tot beheersing van hen, te gehoorzamen. Deze middelen zijn of 1. straffen waardoor zij bevreesd worden gemaakt de wet te overtreden of 2. beloningen wegens liefde voor het naleven van de wet; of een combinatie van beide. In de wereld der wetten staan deze straffen en beloningen bekend als sancties, daar ze middelen zijn die door regeringen worden gebruikt ten einde de mensen te bewegen tot het gehoorzamen van de wet. In de hof van Eden gaf God Adam een wet waarin het eten van de boom der kennis des goeds en des kwaads werd verboden. Aan deze duidelijk omschreven gedragsregel voegde de Superieur, Jehovah God, de sanctie toe van de doodstraf in het geval deze wet werd overtreden. Wij allen weten wat er ten slotte is gebeurd. Adam, de inferieur, overtrad deze wet. God hield dadelijk een terechtzitting, veroordeelde hem en paste de strafsanctie toe, waardoor hij binnen die duizendjarige dag stierf. — Gen. 2:17; 3:19.
15 Na de Vloed maakte God een wet waarin werd verboden te moorden en hij voegde de doodstraf er aan toe als sanctie voor een ieder die deze wet zou overtreden. Merk als nog een voorbeeld van de vele Bijbelwetten welke gepaard gingen met sancties ten einde tot gehoorzaamheid aan de wet aan te sporen, het vijfde gebod op, waarin wordt gezegd: „Eert uw vader en uw moeder.” Aan deze gedragsregel werd de sanctie van beloning voor gehoorzaamheid toegevoegd, namelijk, „opdat uw dagen verlengd worden in het land.” Voor hen die deze wet niet gehoorzaamden, bestond eveneens een sanctie van de doodstraf, welke de dood door steniging machtigde. De mens die als inferieur onder een regering staat, kan het zich dus niet veroorloven de wraak (straf) van de wet te negeren of zijn ogen voor de zegeningen (beloningen) er van te sluiten. — Gen. 9:6; Ex. 20:12; Deut. 21:18-21; Rom. 13:5.
VREES
16, 17. (a) Waarom is de vrees voor Jehovah gepast? (b) Op welke wijze dient een Christen, die inferieur is, voor het aangezicht van zijn God te wandelen?
16 Al het voorgaande laat duidelijk zien dat godvruchtige vrees voor Jehovah, de grote souvereine Superieur, goed, wenselijk en gepast is. Zijn superioriteit is zo verheven, dat hij er door tot de opperste over allen en alles wordt gemaakt. Ze is zo absoluut dat de mens, de inferieur, volkomen in zijn macht is. Jehovah der heirscharen is een klasse op zichzelf. Om die reden heiligen ware Christenen hem op gepaste wijze als zijnde volledig afgezonderd in hun betrekkingen met personen. Jehovah is in zijn verheven positie heilig en een verterend vuur. „Want Ik ben de HERE [Jehovah], uw God; heiligt u en weest heilig, want Ik ben heilig.” „Want de HERE [Jehova], uw God, is een verterend vuur, een naijverig God.” — Lev. 11:44 en Deut. 4:24, NBG.
17 Geen mens kan het zich veroorloven met Jehovah te spotten. Noch kan de mens onachtzaam zijn ten opzichte van Gods eisen. Bejegen zijn wet niet lichtvaardig, want zijn vermogen om strafsancties toe te passen, is oneindig en leidt tot volledige uitroeiing in de dood. „De aarde is onder haar bewoners bezoedeld: ze hebben de wet overtreden, de geboden verkracht, en verbroken het eeuwig verbond. Daarom verslindt de vervloeking de aarde, en moeten haar bewoners het boeten; de bewoners der aarde worden verteerd, weinig mensen blijven er over” (Jes. 24:5, 6, PC). Er moet te allen tijde zulk een verschrikking, zijn souvereine majesteit te mishagen, aanwezig zijn. Jesaja heeft deze aangelegenheid goed onder woorden gebracht. „Den HERE [Jehovah] der heirscharen, Dien zult gijlieden heiligen, en Hij zij uw vreze, en Hij zij uw verschrikking.” — Jes. 8:13.
18. Hoe prijst David de grootheid van Jehovah, de Superieur?
18 De verstandige inferieur denkt te allen tijde aan de verhouding waarin hij tot zijn grote Superieur, Jehovah God, staat. Hij tracht altijd Gods wil te weten te komen en tracht daarna zich ijverig naar deze verstandige handelwijze te richten. Zulk een getrouwe dienstknecht van God stemt met koning David in wanneer deze uitroept over de grootheid van Jehovah God en over de wenselijkheid hem te vrezen door zijn wet na te leven. „De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt Zijner handen werk. De dag aan den dag stort overvloediglijk spraak uit, en de nacht aan den nacht toont wetenschap. De wet des HEREN [van Jehovah] is volmaakt, bekerende de ziel; de getuigenis des HEREN [van Jehovah] is gewis, den slechten [eenvoudigen] wijsheid gevende. De bevelen des HEREN [van Jehovah] zijn recht, verblijdende het hart; het gebod des HEREN [van Jehovah] is zuiver, verlichtende de ogen. De vreze des HEREN [van Jehovah] is rein, bestaande tot in eeuwigheid; de rechten des HEREN [van Jehovah] zijn waarheid, samen zijn zij rechtvaardig. Zij zijn begeerlijker dan goud, ja, dan veel fijn goud; en zoeter dan honig en honigzeem. Ook wordt Uw knecht door dezelve klaarlijk vermaand; in het houden van die is grote loon.” „Dat gansch de aarde den Heere [Jehovah] vreeze.” — Ps. 19:2, 3, 8-12, AS; 32:8, Belg. PB; 33:8, Statenvert.
[Voetnoten]
a Webster’s New International Dictionary, tweede uitgave, 1934.
b Black’s Law Dictionary, derde uitgave, 1933.
c Uit de toespraak van 1863 te Gettysburg, door Abraham Lincoln, toenmalige president van de Verenigde Staten.
d Webster’s New International Dictionary, tweede uitgave, 1934.
e The American College Dictionary, 1949.
f Commentaries on the Laws of England door Sir William Blackstone, Deel I, Afd. 2, blz. 26.