-
Zorg dat ge uw plaats niet verliest!De Wachttoren 1958 | 1 oktober
-
-
van die toewijzing kwijten. Houd er nimmer mee op, want dat keurt Jehovah af en hij verwijdert hen van de hun gegeven plaats. Demas was zo iemand die er mee ophield en zijn theocratische voorrechten verzaakte, alleen omdat „hij het tegenwoordige samenstel van dingen liefhad.” Ook Judas Iskariot hield er mee op en verloor iedere hoop op een herwinning van een plaats des levens. Nadat deze ontrouwe van het laatste paschamaal was weggestuurd, zei Jezus tot de overige elf getrouwen: „Gij zijt . . . in mijn beproevingen steeds bij mij gebleven; en ik sluit een verbond met u, evenals mijn Vader een verbond met mij heeft gesloten, voor een koninkrijk.” Aangezien verbondsverbrekers en zij die ’ontrouw zijn aan overeenkomsten,’ omdat zij hun verplichtingen niet nakomen „de dood verdienen,” is het van uitermate groot belang zich aan het verbond te houden. — 2 Tim. 4:10; Luk. 22:28; Rom. 1:31, 32.
18. Welke zegenrijke resultaten zullen wij waarnemen wanneer wij op onze rechtmatige plaats in de Nieuwe-Wereldmaatschappij blijven?
18 Laten daarom allen die tot de Nieuwe-Wereldmaatschappij behoren volhardend bewijzen trouw aan hun opdrachtsgeloften te zijn. Blijft ’het woord des levens stevig vasthouden.’ Laat uw greep nimmer verslappen, want dan zult gij uw plaats nimmer kwijt raken. Wanneer u thans op uw plaats in de Nieuwe-Wereldmaatschappij blijft, zult u bewijzen dat u het eeuwige leven waard bent, hetzij met Christus Jezus in de hemelen, of hier op aarde onder Edense-volmaakte omstandigheden. U zult allen eeuwig gezegend worden en voorspoed genieten en bovenal zal Jehovah’s allerheiligste Woord en naam worden geëerd, verheerlijkt en gerechtvaardigd! — Fil. 2:16.
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1958 | 1 oktober
-
-
Vragen van lezers
● Wordt de gedachte dat hetgeen een moeder tijdens haar zwangerschap ziet of ervaart op enigerlei wijze overgebracht wordt op de nakomeling, door de bijbel ondersteund? Sommigen betogen dit op grond van Genesis 30:37-43. — T.C., Pennsylvanië.
Toen Jakob de dienst bij zijn schoonvader Laban wilde opzeggen, wilde deze graag dat hij bleef en hij bood hem daarom loon aan, door te vragen, „wat zal ik u geven?” Jakob antwoordde: „Gij zult mij in het geheel niets geven! Wanneer gij mij het volgende wilt doen, zal ik uw kudde wederom gaan weiden. Ik zal haar blijven hoeden. Ik zal vandaag uw gehele kudde doorgaan. Gij zult daarvan terzijde stellen elk schaap dat spikkels en gekleurde vlekken heeft, en elk donkerbruin schaap onder de jonge rammen en elk wat gekleurde vlekken en spikkels onder de geiten heeft. Daarna moet dat mijn loon zijn.” Laban stemde hiermee in en het verslag vervolgt: „Toen stelde hij die dag terzijde de gestreepte en van gekleurde vlekken voorziene bokken en alle gespikkelde en van gekleurde vlekken voorziene geiten, alles waar slechts enig wit aan was, en alle donkerbruine jonge rammen, maar gaf die in handen zijner zonen. Daarna stelde hij een afstand van drie dagreizen tussen zichzelf en Jakob, en Jakob weidde de overgebleven kudden van Laban. Toen nam Jakob voor zijn gebruik nog vochtige stokken van de storaxboom, de amandelboom en de plataan en schilde daaraan witte afgeschilde plaatsen, door het witte te ontbloten dat aan de stokken was. Ten slotte plaatste hij de door hem afgeschilde stokken voor de kudde, in de goten, in de waterdrinkbakken, waar de kudden zouden komen drinken, opdat zij zich er voor zouden verhitten wanneer zij zouden komen drinken. De kudden verhitten zich derhalve voor de stokken en ze brachten voort gestreepten, gespikkelden en van kleurige vlekken voorzienen. Jakob scheidde de jonge rammen en hij richtte vervolgens het aangezicht van de kudden naar de gestreepten en al de donkerbruinen onder Labans kudden, vervolgens zette hij zijn eigen kudden apart en niet bij die van Laban. Het geschiedde nu altijd dat wanneer de krachtige kudden zich verhitten, Jakob de stokken in de goten voor het gezicht van de kudden plaatste, opdat ze door de stokken verhit mochten geraken. Wanneer de zwakke kudden er echter kwamen, plaatste hij ze er niet. Zo werden de zwakken altijd voor Laban, maar de krachtigen voor Jakob.” — Gen. 30:25-42.
Dit is schijnbaar een ondersteuning van de theorie der prenatale invloed of de uitwerking van moederlijke indrukken, maar door geen enkel wetenschappelijk onderzoek heeft men Jakobs ervaring
-