-
’Voeg bij uw kennis zelfbeheersing’De Wachttoren 1969 | 1 november
-
-
wij een zuiver geweten en zelfrespect hebben (1 Petr. 3:16). Het zal ons er ook voor behoeden „de meerderheid in het kwade” te volgen (Ex. 23:2). Bovendien zullen wij door zelfbeheersing te oefenen zeer worden geholpen ook de andere vruchten van de geest aan te kweken. Wij kunnen geen vreugde hebben als wij onze geest, ons hart en ons lichaam niet onder tucht brengen, want christelijke vreugde is niet louter een gevoel maar ze is gebaseerd op beginselen. Hetzelfde geldt voor vrede. Hoe kunnen wij vrede hebben als wij steeds maar in moeilijkheden komen omdat wij in gebreke blijven zelfbeheersing te oefenen? En zoals reeds is opgemerkt, gaat lankmoedigheid hand in hand met zelfbeheersing. Zo eist het ook grote zelfbeheersing vriendelijk en zachtaardig te zijn als het er werkelijk opaan komt, zoals onder moeilijke situaties, evenals er ook zelfbeheersing voor nodig is om, als men in de verleiding komt toe te geven aan zelfzucht, aan goedheid vast te houden. — Gal. 5:22, 23.
21. Hoe strekt het anderen tot voordeel als wij zelfbeheersing oefenen?
21 Zelfbeheersing heeft zegeningen tot gevolg, niet alleen voor onszelf, maar ook voor anderen. In de eerste plaats behoedt ze ons ervoor anderen tot struikelen te brengen (Fil. 1:9, 10). Ze zal ons helpen goede voorbeelden voor hen te worden. Ze bevordert een goede verstandhouding in ons eigen gezin, waar de noodzaak voor zelfbeheersing zo vaak over het hoofd wordt gezien, en het bevordert ook een goede verhouding in de christelijke gemeente, op ons werk en op school. In de mate dat wij verantwoordelijke posities bekleden of daarnaar streven, in die mate moeten wij er zelfs nog meer naar streven zelfbeheersing te oefenen, omdat dit voor zulke posities nog harder nodig is. Zo is een kardinale vraag aan de hand waarvan de leden van een symfonieorkest dirigenten beoordelen: „Bewaart hij onder druk zijn zelfbeheersing?” Ja, de christelijke opziener moet „matige gewoonten” hebben en hij moet „ordelijk, . . . redelijk” zijn, hetgeen allemaal betekent dat hij „zelfbeheersing” moet hebben. — 1 Tim. 3:1-7; Tit. 1:6-9.
22. Wat heeft het bovenal tot gevolg als wij zelfbeheersing oefenen?
22 Zelfbeheersing bevordert bovenal goede betrekkingen met Jehovah God en draagt bij tot de rechtvaardiging van zijn naam. Alleen door zelfbeheersing te oefenen, kunnen wij er blijk van geven wijs te zijn en zijn hart te verheugen, zodat hij een antwoord heeft voor wie hem smaadt. Werkelijk, er kan niet genoeg de nadruk worden gelegd op de noodzaak van zelfbeheersing. — Spr. 27:11.
-
-
Adams ribDe Wachttoren 1969 | 1 november
-
-
Adams rib
● De bijbel zegt: „Toen deed de HERE God een diepen slaap op den mens vallen; en terwijl deze sliep, nam Hij een van zijn ribben en sloot haar plaats toe met vlees. En de HERE God bouwde de rib, die Hij uit den mens genomen had, tot een vrouw, en Hij bracht haar tot den mens.” — Gen. 2:21, 22.
Sommige mensen hebben zich afgevraagd of dit betekende dat Adam een rib te weinig had en daardoor niet volledig was. Neen, het betekent niet noodzakelijkerwijs dat Adam het in zijn verdere leven met één rib minder moest doen dan toen hij door God geschapen werd. In tegenstelling tot andere beenderen kunnen de ribben zich weer herstellen. In een antwoord van de universiteit van Bern merkte professor K. Lenggenhager in dit verband op:
„Het doet mij genoegen u te kunnen meedelen dat een rib die men verwijderd heeft doch waarvan het beenvlies nog intact is, zich opnieuw gaat vormen [of, weer aangroeit]. Als het beenvlies echter te zamen met de rib verwijderd is, hernieuwt het bot zich niet. Wanneer ribben operatief worden verwijderd, wordt gewoonlijk het beenvlies intact gelaten, behalve in geval van een kwaadaardige ribtumor.”
-