Plagen uitstorten over de huidige „Egyptenaren” in de vorm van waarheid
’Roep de dag van wraak van de zijde van onze God uit.’ — Jes. 61:2, NW.
1, 2. (a) Op wie is 2 Timótheüs 4:3, 4 van toepassing en op wie niet, en waarom? (b) Welk feit wordt over het hoofd gezien door degenen die aanmerkingen maken op de op plagen gelijkende boodschappen welke door Jehovah’s dienstknechten worden bekendgemaakt?
DE APOSTEL Paulus heeft over de tijd waarin wij leven, geprofeteerd: „Er zal een tijdsperiode komen dat zij de gezonde leer niet zullen verdragen, maar zich overeenkomstig hun eigen begeerten tal van leraren zullen bijeenbrengen om hun oren te laten kittelen, en zij zullen hun oren van de waarheid afwenden.” Hoe waar die woorden ook zijn met betrekking tot de huidige religieuze leiders en hun kudden, zoals herhaaldelijk op de bladzijden van dit tijdschrift is opgemerkt, ze dienen niet waar te zijn — en ze zijn dit ook niet — met betrekking tot de opgedragen, christelijke dienstknechten van Jehovah. Dezen moeten de waarheid verwelkomen, en zij doen dit ook, al is de waarheid soms pijnlijk hard. — 2 Tim. 4:3, 4, NW.
2 Degenen die aanmerkingen maken op de openhartige en waarschuwende boodschap welke door deze dienstknechten van Jehovah wordt bekendgemaakt en die hen ervan beschuldigen een liefdeloze God en een boodschap van haat te prediken, zien geheel en al het feit over het hoofd dat deze bedienaren van het evangelie Gods waarschuwende boodschappen betreffende zijn wraak in de allereerste plaats op zich zelf van toepassing brengen. Zo bleken de eerste drie plagen over het Egypte uit de oudheid, zoals deze in een voorgaande uitgave van dit tijdschrift zijn beschouwd, niet alleen de „Egyptenaren”, maar ook de aldaar in slavernij verkerende „Israëlieten”, Jehovah’s volk, te treffen. Doordat degenen die in deze tijd tot Jehovah’s volk behoren, echter voordeel hebben getrokken van de hedendaagse vervulling van deze plagen, en wel door zich er als het ware door te laten corrigeren, worden de gevolgen van de resterende zeven plagen, die zij ook helpen uitstorten, hun bespaard. Met betrekking tot de hedendaagse uitstorting van de plagen kan gezegd worden dat Jehovah’s thans op aarde vertoevende overblijfsel door Mozes’ broer Aäron werd voorschaduwd, terwijl Mozes zelf een afbeelding vormde van Jezus Christus, die in hemelse heerlijkheid en macht regeert (Ex. 6:4, 5, 19 5, 6, 20; 9:8). Aäron trad als een mondstuk voor Mozes op en gebruikte Mozes’ staf.
VIERDE PLAAG — STEEKVLIEGEN
3. Waarin bestond de vierde plaag, en wat was de uitwerking ervan?
3 De vierde plaag over het Egypte uit de oudheid was van de tien plagen de eerste plaag in verband waarmee Jehovah een onderscheid maakte tussen zijn volk Israël en de Egyptenaren. Ze bestond in steekvliegen en wordt in Exodus 8:21-24 (NW) voor ons beschreven. De steekvlieg schijnt groter geweest te zijn dan de gewone huisvlieg en meer op een honds- of paardevlieg geleken te hebben. Sommige soorten van deze vlieg vielen mensen en dieren aan; andere concentreerden zich uitsluitend op de plantengroei. Bovendien vervulden ze de grond met hun larven. Ze verspreidden zich in alle huizen van Egypte en richtten zulk een grote schade aan dat „het land werd verwoest ten gevolge van de steekvliegen”, zoals wij lezen. Er zou van deze plaag gezegd kunnen worden dat ze een grote belediging vormde voor de godin van de ichneumonvlieg, Wadjet.a Ze had tot gevolg dat Farao zwichtte, alhoewel dit slechts kort duurde, want de plaag was nog maar net geëindigd of hij veranderde weer van gedachten. — Ex. 8:28-32, NW.
4. Hoe wordt het „land” van het geestelijke Israël geïdentificeerd?
4 Aangezien er van deze plaag werd gezegd dat ze het land Egypte had verwoest, zou ze een passende afbeelding vormen van een kwellende boodschap van Jehovah waardoor de verwoeste toestand van het huidige „Egypte”, Satans organisatie, aan het licht wordt gebracht. Wat wordt hiermee bedoeld? Een sleutel wordt gegeven in de profetieën in Jesaja 62:4 (NW) en 66:8 (NW), waarin onder andere staat: „Uw eigen land zal als een echtgenote in eigendom worden gehouden.” „Zal een land in één dag met barensweeën worden voortgebracht?” Deze profetieën hebben betrekking op de herstelde toestand van het geestelijke Israël in onze tijd. Met de uitdrukking „land” wordt gedoeld op de aardse positie of situatie die door het herstelde overblijfsel van Gods geestelijke natie wordt ingenomen, hun status als het ware. Gedurende de Eerste Wereldoorlog van 1914 tot 1918 leek het wel alsof God hen als zijn eigendom had verworpen. Zoals de geschiedenis aantoont, werd hun begunstigde status bij God echter in 1919 hernieuwd, herboren, ja, deze werd plotseling, als „in één dag”, „met barensweeën . . . voortgebracht”. Hierbij waren hun leerstellingen, hun organisatie en hun vorm van aanbidding betrokken.
5, 6. Op welke wijze heeft het hedendaagse „Egypte” geprobeerd een status bij God te verwerven, maar wat werd door de vierde plaag onthuld, en door middel waarvan?
5 Met het oog hierop zou er gezegd kunnen worden dat de religieaanhangers van het hedendaagse Egypte zich voor hun status bij God op hun door mensen ontworpen leerstellingen, organisatie en gebruiken hebben verlaten. Hiertoe zouden zulke leerstellingen behoren als de drieënige God, eeuwige pijniging na de dood van het lichaam, het vagevuur, de onsterfelijkheid van de menselijke ziel, het goddelijke recht van koningen, enzovoorts. Zij hebben ook een status bij God proberen te verwerven door bepaalde religieuze gebruiken in acht te nemen, zoals bijvoorbeeld het ascetisme, het celibaat van geestelijken, het gebruik om als monnik of non in een kloosterorde dienst te verrichten, de kerkgang op zondag, de biecht aan priesters, het gebruik van het kruis, heilig water, beelden — en niet te vergeten de iconen van de oosters-orthodoxe kerken —, de aanbidding van Maria en de „heiligen”, de verering van relikwieën, enzovoorts. En zij verwachten ook een status bij God te verwerven door de ’machtige werken’ die zij verrichten, zoals het bouwen van kostbare kerken en tempels, gebedsgenezingen, intergeloof van katholieken, protestanten en joden, het doorvoeren van morele hervormingen, het beïnvloeden van de wetgeving en het beoefenen van liefdadigheid, waartoe de soepkeukens voor de armen in de Verenigde Staten en de rijstuitdelingen voor de armen in het Oosten gerekend kunnen worden.
6 De vierde waarheidsplaag onthult welke werkelijke status de religieaanhangers van het hedendaagse Egypte in de ogen van God en in de ogen van alle mensen die door Gods waarheid zijn verlicht, innemen. Deze plaag heeft de leerstellingen van de christenheid, haar organisatie en haar vormen van aanbidding en werken als onschriftuurlijk aan de kaak gesteld. Een opvallend voorbeeld van wat deze plaag inhoudt, werd gegeven tijdens het in 1924 in Columbus (Ohio) gehouden congres van Jehovah’s getuigen, waar een Aanklacht werd uitgevaardigd waarin de onjuistheid van de belangrijkste leerstellingen en religieuze gebruiken van de christenheid werd aangetoond. Er werden destijds ruim dertien miljoen exemplaren van deze Aanklacht voor de verspreiding gedrukt. Een recentere publikatie, die dit sinds de oorspronkelijke uitgave in het Engels nu negentien jaar lang heeft gedaan, is het bijbelse studiehulpmiddel „God zij waarachtig”, een boek waarvan meer dan negentien miljoen exemplaren in vierenvijftig talen zijn uitgegeven. De brochure „Het Woord” — Wie is hij? Volgens Johannes, die aan nagenoeg alle geestelijken van de christenheid werd gezonden, bevatte een boodschap die in dit verband wel op een zeer bijzondere wijze een plaag voor hen was. Er werden van deze brochure ruim negen miljoen exemplaren in vele talen gedrukt om over de gehele wereld verspreid te worden. Dat deze brochure hen inderdaad had gekweld, bleek wel uit de vele verbolgen brieven die de uitgevers ontvingen. Nog een voorbeeld van deze plaag vormde de speciale uitgave van de Ontwaakt! van 8 oktober 1964, getiteld „Een onderzoek naar de fundamenten van de hedendaagse religie”, waarvan 6.196.655 exemplaren werden gedrukt. Ja, in talloze Wachttorenpublikaties is het „land” van het hedendaagse „Egypte” als verwoest aan de kaak gesteld en is onthuld dat het in het geheel geen status bij God bezit en geen eigendom van hem vormt. Deze ontmaskering door Jehovah’s getuigen onder de Grotere Mozes, Jezus Christus, is werkelijk als een plaag geweest.
DE VIJFDE PLAAG — PESTILENTIE
7. Waarin bestond de vijfde plaag?
7 Op Farao’s dringende verzoek, deed Mozes bij Jehovah een goed woord voor Egypte, als gevolg waarvan de vierde plaag werd opgeheven. Farao sloot zijn hart echter wederom toe, en daarom zond Jehovah de vijfde plaag, die op het vee van Egypte was gemunt. Mozes zei: „Zie! Jehovah’s hand komt over uw vee, dat in het veld is.” Alle dieren die hiertoe behoorden, werden door de plaag getroffen. „Over de paarden, de ezels, de kamelen, de runderen en het kleinvee zal een zeer zware pestilentie komen.” „Jehovah [deed] dan ook deze zaak, en alle soorten vee van Egypte stierven toen; van het vee van de zonen van Israël stierf echter geen enkel stuk.” — Ex. 9:3, 6, NW.
8-11. Op welke wijze gaat de vijfde plaag in de tegenwoordige tijd in vervulling?
8 Wat wordt door deze plaag afgebeeld? In de Schrift worden vee, huisdieren en in het bijzonder schapen en runderen, vaak gebruikt om mensen af te beelden, die als lastdieren zijn. Doordat al Egyptes vee een ondersteuning vormde voor Egypte, zou het een goede voorafschaduwing vormen van de ondersteuners van het tegenbeeldige Egypte van deze tijd, Satans organisatie. En evenals alle soorten van vee stierven, maar niet letterlijk alle vee, bemerken wij dat alle soorten van mensen, ondersteuners van het tegenbeeldige Egypte, hoog en laag, rijk en arm, oud en jong, mannen en vrouwen, van verschillende nationaliteiten en rassen, ten gevolge van de op een plaag gelijkende oordeelsboodschap die door Gods volk wordt bekendgemaakt, figuurlijk sterven wat hun steun aan Satans organisatie betreft. Deze plaag zou in het bijzonder de boodschappen afbeelden die zijn gericht tot personen met een eerlijk hart — mensen die rechtvaardigheid liefhebben maar onwetend Satans organisatie ondersteunen — en die op hen een beroep doen deze organisatie te verlaten en hun standpunt voor Jehovah en zijn koninkrijk in te nemen.
9 Alhoewel de zeven jaarlijkse boodschappen die van 1922 tot en met 1928 door Jehovah’s getuigen zijn bekendgemaakt, alle met zulk een oproep eindigden, werd dit facet van de bediening van Jehovah’s overblijfsel — waarvan de leden door Mozes’ broer Aäron werden afgebeeld — vooral in de resolutie van 1927, die tijdens hun internationale congres in Toronto, Canada, werd aangenomen, duidelijk belicht (Ex. 9:27). Merk eens op welk een toepasselijke taal er werd gebruikt. Er werd in deze resolutie onder andere verklaard: „Er bestaat geen reden voor dat . . . systeem nog langer te ondersteunen. In dit uur van verslagenheid nodigt Jehovah God de volken uit, de ’christenheid’ of het ’georganiseerde christendom’ prijs te geven, voor altijd te verlaten en zich er geheel van af te wenden, omdat het de organisatie des Duivels is, en het hoegenaamd geen ondersteuning meer te verlenen; en dat de volken de toewijding huns harten en hun trouw geheel aan Jehovah God en zijn Koning en Koninkrijk schenken, om de volle vrijheid en de zegeningen, die God voor hen in gereedheid houdt, te ontvangen.” Er werden ruim 3.900.000 exemplaren van deze resolutie, die in vele talen was vertaald, in brochurevorm verspreid.
10 Er is sindsdien wel vaker zulk een beroep op de mensen gedaan, zoals het uitdrukkelijke beroep dat in de resolutie werd opgenomen die Jehovah’s getuigen in 1958, tijdens hun congres in het Yankee stadion en de Polo Grounds in de stad New York, aannamen. In het besluit van deze resolutie werd een beroep gedaan op „allen die graag in geluk en onder een rechtvaardige regering willen leven en onder wiens aandacht deze resolutie wellicht wordt gebracht, . . . de belangrijke inhoud in zich op te nemen, de naam van de Schepper van hemel en aarde te eren en zich tot zijn Koninkrijk onder Christus te keren als de rechtmatige regering van de nieuwe wereld”. Er werden 70.000.000 exemplaren van deze resolutie, die in vijftig talen was vertaald, verspreid. Deze op een plaag gelijkende boodschap wordt tot op de huidige dag over het tegenbeeldige Egypte uitgestort, terwijl op de mensen een beroep wordt gedaan het in Openbaring 18:4 (NW) gegeven bevel te gehoorzamen: „Gaat uit van haar [Babylon de Grote], mijn volk, indien gij niet met haar in haar zonden wilt delen, en indien gij geen deel van haar plagen wilt ontvangen.” Niet dat Babylon de Grote en het symbolische Egypte van thans identiek zijn; Babylon de Grote is veeleer het religieuze deel van het symbolische Egypte, Satans zichtbare organisatie. Door uit het moderne Babylon de Grote weg te vluchten of te sterven met betrekking tot het geven van steun aan dit stelsel, sterft men derhalve figuurlijk met betrekking tot zijn steun aan het hedendaagse „Egypte”, net zoals dit met de huisdieren van het Egypte uit de oudheid het geval was.
11 De jaarlijks gepubliceerde berichten over het afgelopen dienstjaar, zoals deze in elke 15-maart uitgave van De Wachttoren en in het Yearbook of Jehovah’s Witnesses, dat nu in verscheidene talen wordt vertaald, verschijnen, vertellen stuk voor stuk over de omvang van deze plaag. Hoe dan wel? Doordat er in wordt meegedeeld hoeveel personen zich van het hedendaagse „Egypte” hebben losgemaakt door zich aan Jehovah op te dragen en zich in water te laten dopen. Gedurende het dienstjaar 1963 bedroeg hun aantal 62.798 en gedurende 1964 68.236. Het feit dat deze inlichtingen in dergelijke publikaties worden afgedrukt, vormt stellig reeds een plaag voor het hedendaagse „Egypte”.
DE ZESDE PLAAG — ZWEREN EN BLAREN
12, 13. Waarin bestond de zesde plaag?
12 Alhoewel alle soorten van vee van de Egyptenaren uit de oudheid in de vijfde plaag waren omgekomen, „bleef Farao’s hart onvermurwbaar, en hij zond het volk niet heen”. Jehovah waarschuwde derhalve voor de zesde plaag, en in gehoorzaamheid aan Jehovah’s instructies nam Mozes roet van een kalkoven en „gooide het op naar de hemel en het werd zweren met blaren, die op mens en dier uitbraken. En de magie-beoefenende priesters konden ten gevolge van de zweren niet voor Mozes blijven staan, want de zweren waren over de magie-beoefenende priesters en over alle Egyptenaren gekomen”. — Ex. 9:7-11, NW.
13 Deze plaag maakte Imhotep, de Egyptische god van de geneeskunde, te schande, want de Egyptische artsen konden deze plaag geen van allen genezen. Vooral de magie-beoefenende priesters van Egypte werden erdoor vernederd. Voordien had het erop geleken dat zij de eerste twee plagen die Mozes had teweeggebracht, konden nadoen, alhoewel zij van de derde plaag, die van de muggen, moesten toegeven dat ze van de „vinger van God” afkomstig was (Ex. 8:1-19, NW). De zesde plaag echter maakte hen werkelijk dermate te schande dat zij niet eens voor het aangezicht van Farao konden verschijnen. Sommige bijbelcommentators zijn van mening dat deze plaag de zwarte melaatsheid is geweest of de knobbelvormige Egyptische melaatsheid, die als elefantiasis bekendstaat, de ziekte die enkele jaren voordien naar alle waarschijnlijkheid Job had geteisterd (Job 2:6-12). Wat het evenwel ook voor een ziekte geweest mag zijn, het was in ieder geval een huidziekte die werd gekenmerkt door puisten, verhevenheden, zweren en huiduitslag, en deze ziekte was ongetwijfeld buitengewoon pijnlijk, zoals wij uit de uitwerking die ze op Egyptes priesters had, kunnen opmaken.
14-16. Door welke onderdelen van de zesde plaag is het hedendaagse „Egypte” tot op heden gekweld?
14 Hoe gaat deze plaag in de tegenwoordige tijd in vervulling? Openbaring 16:2 (NW) geeft ons een sleutel, want er wordt in gezegd dat het uitgieten van de schaal van Gods toorn tot gevolg had dat er schadelijke en kwaadaardige zweren kwamen aan de mensen die het merkteken van het wilde beest hadden en die zijn beeld aanbaden. In het boek getiteld „’Babylon the Great Has Fallen!’ God’s Kingdom Rules!” wordt aangetoond dat deze plaag is begonnen in 1919, toen werd voorzegd dat de Volkenbond zou falen. In het jaar 1921 heeft De Wachttoren voor het eerst het symbolische zeebeest van Openbaring hoofdstuk 13 geïdentificeerd als Satans zichtbare politieke organisatie in plaats van een kerkelijk stelsel, terwijl het verafgode „beeld” van het beest als de Volkenbond werd geïdentificeerd. Er zou van deze plaag gezegd kunnen worden dat ze, net als de andere plagen, in de tegenwoordige tijd twee aspecten heeft. Het ene aspect is het gebruik van de bijbel om aan te tonen hoe de tegenwoordige „Egyptenaren”, de aanbidders van het „beeld” van het beest, er in de ogen van Jehovah uitzien, en het andere is de pijn die zij als gevolg van deze ontmaskering ondergaan. Aangezien Egypte Satans gehele zichtbare organisatie afbeeldt, treft deze plaag zowel de religieuze leiders en gidsen van de christenheid als die van het heidendom.
15 Deze plaag werd nog niet lang uitgestort of er werd al een hoogtepunt in bereikt, en wel op 8 september van het jaar 1922, toen J. F. Rutherford tijdens het in Cedar Point, Ohio, gehouden congres van Jehovah’s getuigen, er als president van het Wachttorengenootschap de aandacht op vestigde dat koning Uzzia melaats was geworden omdat hij zo aanmatigend was geweest in Jeruzalem religie en politiek te doen samengaan, en wel door zich als koning te vermeten in de tempel wierook te offeren, een voorrecht dat alleen voor de priesters van de stam Levi was weggelegd; in dit aanmatigende optreden, en ook in de straf die hierop volgde, was koning Uzzia een voorafschaduwing van de christenheid (2 Kron. 26:1, 16-23). Toen rechter Rutherford er vervolgens melding van maakte dat de christenheid de Volkenbond als een door mensen gemaakt vervangingsmiddel voor Gods koninkrijk had goedgekeurd, zei hij: „Aldus loochenden zij de komst van de Heer en zijn Koninkrijk”, en onmiddellijk werden zij in de ogen van Jehovah God melaats of vol zweren en blaren en derhalve onrein. En evenals de zesde plaag die over Egypte kwam, een uitdrukking vormde van Jehovah’s toorn en pijn teweegbracht, was dit ook het geval met de bekendmakingen die zijn opgedragen volk met betrekking tot deze dingen deed. Een dergelijke uitdrukking van zijn toorn tegen degenen die het „merkteken” van het beest hadden en die zijn beeld, de Volkenbond, aanbaden, bezorgde de tegenbeeldige Egyptenaren van onze twintigste eeuw veel pijn.
16 Sindsdien heeft het Wachttorengenootschap, als uitgeversmaatschappij van de christelijke getuigen van Jehovah, veel lectuur gepubliceerd en laten verspreiden waarin werd aangetoond dat de Volkenbond en zijn opvolgster, de organisatie van de Verenigde Naties, nutteloze, door mensen gemaakte vervangingsmiddelen voor het koninkrijk van God zijn. Een bijzonder opvallend recent voorbeeld was de speciale uitgave van de Ontwaakt! van 22 april 1963, getiteld „De Verenigde Naties of Gods koninkrijk?” Het Wachttorengenootschap heeft 5.269.268 exemplaren van deze uitgave van de Ontwaakt! voor de verspreiding gedrukt. Doordat Gods oordeelsboodschap zo intensief werd gepubliceerd en uitgedragen, is aan het licht gekomen hoe rampzalig, onrein, ellendig en geestelijk ziek de ondersteuners van deze programma’s van mensen er in Gods ogen moeten uitzien. De publikatie hiervan is voor de ondersteuners van deze politieke instrumenten voor wereldvrede en -zekerheid, zowel binnen als buiten de christenheid, zeer pijnlijk geweest en vormt een onderdeel van de zesde plaag.
DE ZEVENDE PLAAG — HAGEL, VUUR EN DONDER
17, 18. (a) Waarom trad Jehovah aldus tegen Farao op? (b) Waarin bestond de zevende plaag destijds?
17 Nadat Jehovah God zes plagen over Farao en zijn natie had uitgestort, bleef Farao’s hart nog steeds hardnekkig. Waarom liet Jehovah, de Almachtige, zich met deze koppige, trotse en toch zo nietige man in? Op dit punt in de ontwikkeling van de gebeurtenissen zei Jehovah zelf tot hem: „Reeds nu had ik mijn hand kunnen uitsteken om u en uw volk met pestilentie te slaan en opdat gij van de aarde verdelgd zoudt worden. Maar hiertoe juist heb ik u laten bestaan, om u mijn kracht te tonen en ten einde mijn naam op de gehele aarde te laten bekendmaken.” Ja, door aldus op te treden, maakte Jehovah een naam voor zich zelf en toonde hij tevens aan Farao hoe groot en gevarieerd Zijn goddelijke macht is. Na Farao te hebben ingelicht over de reden waarom hij aldus tegen hem optrad, waarschuwde Jehovah hem vervolgens voor de zevende plaag: „Gedraagt gij u nog steeds hoogmoedig tegen mijn volk, door hen niet heen te zenden? Zie, morgen om deze tijd laat ik een zeer zware hagel neerregenen, zoals in Egypte nog nooit is voorgekomen van de dag af dat het werd gegrondvest tot nu toe.” — Ex. 9:15-19, NW.
18 Aangezien Farao weigerde op deze waarschuwing acht te slaan, liet Jehovah God Mozes zijn hand naar de hemelen uitstrekken, „en Jehovah gaf donderslagen en hagel, en vuur schoot daarbij naar de aarde, en Jehovah liet aan één stuk door hagel neerregenen op het land Egypte. Zo viel er hagel, terwijl er vuur door de hagel heenflitste. . . . Alleen in het land Gosen, waar de zonen van Israël waren, viel geen hagel”. — Ex. 9:22-26, NW.
19-21. (a) Waartegen was de zevende plaag gericht? (b) Wat wordt door de donder, hagel en bliksemflitsen afgebeeld?
19 Met het oog op de donder, het vuur en de hagel die vanuit de lucht naar beneden kwamen, zou er van deze plaag gezegd kunnen worden, dat ze de hemel, de lucht en de aarde trof. Dit doet denken aan de zevende plaag van Openbaring 16:17-20 (NW), die werd uitgestort op de lucht welke door de mensen wordt ingeademd. Wij lezen daar: „En de zevende goot zijn schaal uit op de lucht. Hierop kwam er een luide stem uit het heiligdom, vanaf de troon, zeggende: ’Het is geschied!’ En er kwamen bliksemstralen en stemmen en donderslagen, en er geschiedde een grote aardbeving, zoals er niet was geschied sinds er mensen op de aarde kwamen, zo’n omvangrijke aardbeving, zo groot. En de grote stad viel in drie delen uiteen, en de steden van de natiën stortten in; en Babylon de grote werd in herinnering gebracht voor God, om haar de beker te geven met de wijn van de toorn van zijn gramschap. Ook vluchtte elk eiland, en bergen werden niet gevonden.” Die plaag van Openbaring was een uitdrukking van Gods toorn tegen de geest die de mensen van de wereld inademen. Het is de geest van de Duivel, en deze geest brengt vruchten voort onder de mensen. In 1928 werd in Detroit, in de Amerikaanse staat Michigan, een boodschap uitgesproken waarin de aandacht op dit feit werd gevestigd. Deze boodschap was getiteld „Verklaring tegen Satan en voor Jehovah”. De schuld voor alle ellende die de mensheid moet ondergaan, werd hierin onomwonden op Satan de Duivel geworpen, terwijl tevens voor de snelle nadering van Armageddon werd gewaarschuwd. Alles wat is geschreven om Satans rol in de wereldaangelegenheden openbaar te maken, maakt deel uit van deze plaag over het hedendaagse „Egypte” en zijn Farao. Hiertoe behoren derhalve ook de in De Wachttoren gepubliceerde artikelen „Het spotlied tegen Satan de Duivel”b en „Satans doodstijding bekendmaken”c, en ook al het andere dat is geschreven om Satans onzichtbare invloed op de wereldaangelegenheden te onthullen, met inbegrip van de ontmaskering van wat „de geest van de wereld” is, zoals deze in De Wachttoren van 1 maart 1964 wordt aangetroffen.
20 In het Egypte uit de oudheid ging de zevende plaag destijds ook gepaard met donderslagen en vuur of bliksemflitsen. In de tegenwoordige tijd bestaat deze plaag derhalve ook uit donderende waarschuwingen voor goddelijke oordelen die in de strijd van Armageddon over het tegenbeeldige Egypte, Satans zichtbare organisatie, voltrokken zullen worden. Die symbolische donderslagen worden op hun beurt weer veroorzaakt door geestelijke bliksemflitsen, waarheidsstralen die uit Jehovah’s geestelijke tempel voortkomen. Door middel van deze plaag wordt de waarschuwing gegeven dat er in het hedendaagse „Egypte” geen veiligheid is te vinden en dat allen die geen acht slaan op deze waarschuwing en die in Armageddon zullen sterven, als de Egyptenaren uit de oudheid zullen zijn, die destijds geen acht sloegen op de waarschuwing en ten gevolge van de hagel om het leven kwamen.
21 Ja, deze zevende plaag ging ook met hagel gepaard, evenals dit het geval was in verband met het uitgieten van de zevende schaal, zoals in Openbaring hoofdstuk zestien staat opgetekend, en na het blazen van de zevende trompet, zoals in Openbaring 11:15-19 (NW) staat opgetekend. Wat het Egypte uit de oudheid betreft, het vuur en de verpletterende hagel van deze zevende plaag doen ons denken aan de woorden van Jeremia 23:29: „Is niet mijn woord [wanneer dit ten uitvoer wordt gebracht] zó: als een vuur, . . . of als een hamer, die een steenrots vermorzelt?” Hagel is samengesteld uit bevroren waterdeeltjes en in overeenstemming hiermee beelden de door het Wachttorengenootschap uitgegeven gebonden boeken, harde, verpletterende bijbelse waarheden af. De bijbelse studiehulpmiddelen, zoals de boeken Vijanden en Religie, deden de geestelijke hagel aanhouden, hetgeen eveneens het geval was met de openbare lezing „De christenheid is jegens God in gebreke gebleven! Na haar einde, wat dan?” die in 1962 over de gehele wereld werd uitgesproken. En op het ogenblik valt er een plaag van geestelijke hagel door het bekend worden van de boodschappen die worden aangetroffen in het 704 bladzijden tellende boek „Babylon the Great Has Fallen!” God’s Kingdom Rules!, een bijbels studiehulpmiddel waarvan de inhoud in de vorm van afgeronde artikelen in De Wachttoren wordt gepubliceerd, en de twee uur durende film „De wereld rond met ’eeuwig goed nieuws’”.
22. Waarin zal de plaag van de hagel alsnog bestaan?
22 De climax van de plaag van de hagel — de zich in vaste toestand bevindende harde geestelijke waarheden, te zamen met de donderende waarschuwingen aan het adres van de tegenbeeldige Egyptenaren van deze tijd — schijnt echter nog in de toekomst te liggen. Het boek „Babylon the Great Has Fallen!” God’s Kingdom Rules! zegt op de bladzijden 574, 575: „De harde, onbuigzame boodschap van Gods wraak tegen Satans zichtbare organisatie zal de mensen uiteindelijk zonder onderbreking bestoken. Ze zal hun vernietiging aankondigen. De symbolische hagelbui had niet ten doel de mensheid in die late ontwikkeling van de wereldaangelegenheden te bekeren en ook werd dit niet verwacht. . . . Door het feit dat ’de plaag ervan ongewoon groot’ was, wordt te kennen gegeven dat er uiteindelijk door Jehovah’s getuigen een ongewoon grote bekendmaking van Gods wraak zal worden gedaan.” Met het oog op dit commentaar, stellen wij de vraag: Als deze kwellende, op hagel gelijkende boodschap de mensen niet zal bekeren, waarom wordt ze dan bekendgemaakt? Opdat de goddelozen heel stellig zullen weten wie hun vernietiging bewerkstelligt en waarom zij deze moeten ondergaan.
DE ACHTSTE PLAAG — SPRINKHANEN
23, 24. Welke interessante feiten worden betreffende de achtste plaag opgemerkt?
23 Toen Farao uit de oudheid zag welk een grote schade er door de hagel en het vuur werden aangericht, wendde hij voor, berouw te hebben, maar dit berouw duurde slechts zolang de plaag woedde. Zodra de hagel ophield, veranderde hij van gedachten, en daarom zond Jehovah nu Mozes en diens woordvoerder Aäron naar Farao met de waarschuwing voor de achtste plaag, een plaag van sprinkhanen. In Exodus 10:13-15 (NW) lezen wij hierover: „Het werd morgen, en de oostenwind voerde de sprinkhanen mee. De sprinkhanen nu kwamen op over het gehele land Egypte en streken neer op het gehele gebied van Egypte. . . . Voorts aten ze alle plantengroei van het land op en alle boomvruchten die de hagel had overgelaten; en in het gehele land Egypte bleef geen groen meer aan de bomen of aan de plantengroei van het veld.”
24 De Egyptische sprinkhanen kunnen wel zeven en een halve centimeter lang zijn. Sprinkhanen werden onder Gods wet, die door bemiddeling van Mozes was gegeven, als reine insekten beschouwd, die gegeten mochten worden. Ja, ze worden in het Oosten nog steeds gegeten. Dit was de grootste sprinkhanenplaag die het Egypte uit de oudheid ooit had meegemaakt: de lucht werd door de zwermen verduisterd. De waarschuwing op zich, zoals deze door Mozes en Aäron werd gegeven, was voldoende om de dienstknechten van Farao tegen de gedragslijn van hun heerser in opstand te doen komen. Daarom riep hij Mozes en Aäron, na hen weggestuurd te hebben, weer terug. Maar toen Mozes en Aäron erop stonden dat het aan geheel Israël, en niet slechts aan de fysiek sterke mannen, zou worden toegestaan de wildernis in te gaan om Jehovah daar te aanbidden, jaagde Farao hen woedend uit zijn tegenwoordigheid weg. Deze plaag kwam derhalve, en ze had niet alleen tot gevolg dat het land geheel werd kaalgevreten, zodat er niets overbleef van wat er gedurende de voorgaande plagen gespaard was gebleven en er een catastrofale verwoesting werd aangericht, maar terzelfder tijd vormde ze een glansrijke overwinning op de Egyptische goden aan wie de vruchtbaarheid en de oogst werden toegeschreven. Haastig ontbood Farao Mozes en Aäron en wendde hij berouw voor, maar daarna liet hij zijn hart weer opstandig worden. Iemand trekt alleen maar lering uit ervaring wanneer hij een goede hartetoestand bezit.
25, 26. Welke vernietiging heeft de hedendaagse sprinkhanenplaag tot nu toe veroorzaakt, en door middel waarvan?
25 Wat wordt door deze plaag afgebeeld? De letterlijke plaag tastte op rampspoedige wijze Egyptes resterende voedselvoorraden aan, waardoor ze een toestand van hongersnood teweegbracht, zonder evenwel Jehovah’s volk in het land Gosen schade te berokkenen. Jehovah God had die sprinkhanen gezonden; en in de tegenbeeldige vervulling wordt door deze plaag afgebeeld hoe het religieuze voedsel van het tegenbeeldige Egypte door zijn getuigen wordt ontmaskerd, waardoor aan het licht komt dat dit „Egypte” zonder levengevend geestelijk voedsel is.
26 Deze plaag toont aan hoe het tegenbeeldige Egypte er in de ogen van Jehovah God uitziet wat zijn geestelijke voedsel betreft. Door de bijbelse waarheden die onder leiding van de Grotere Mozes, Jezus Christus, door zijn geestelijke overblijfsel, dat door Aäron wordt afgebeeld, worden gepubliceerd, wordt aangetoond dat de religieuze leerstellingen en gebruiken van het tegenbeeldige Egypte verkeerd zijn en geen leven bevatten. De handel, de politiek, de geleerden, de filosofen en alle valse-religieaanhangers, met inbegrip van de katholieke geestelijken, de protestanten, de fundamentalisten en de modernisten met hun evolutietheorie, hebben de situatie niet kunnen verlichten. De tegenbeeldige Egyptenaren bleken in het geheel geen geestelijk voedsel van enige waarde te bezitten. Deze ontmaskering van de geestelijke hongersnood in het hedendaagse „Egypte” vormde een plaag voor de „Egyptenaren”. Aan dit onderwerp van de geestelijke hongersnood in de wereld is zowel in De Wachttoren als in het tijdschrift Ontwaakt! en in de door Jehovah’s getuigen gehouden openbare lezingen aandacht geschonken. Publikaties van recentere datum welke een uiting vormden van deze symbolische plaag, zijn zulke boeken als Wat heeft de religie voor de mensheid gedaan? en „Babylon The Great Has Fallen!” God’s Kingdom Rules! Door al zulke boodschappen, die alle valse religie omvatten en de geestelijke hongersnood in het hedendaagse „Egypte” blootleggen, wordt aangetoond dat er geen enkel groen sprietje aan geestelijke voeding is overgebleven en dat degenen die zich bewust zijn van hun geestelijke nooddruft, ergens anders naar voedsel moeten uitzien.
DE NEGENDE PLAAG — DUISTERNIS
27, 28. (a) Wat was de negende plaag, en waarom vormde ze de tot op die tijd krachtigste plaag tegen de goden van Egypte? (b) Hoe reageerde Farao nadat deze plaag was opgeheven?
27 Aangezien Farao van het Egypte uit de oudheid weigerde uit de achtste plaag lering te trekken, zond Jehovah God de negende plaag, duisternis. In Exodus 10:21-29 (NW) wordt ons meegedeeld dat deze duisternis zo dik was, dat ze gevoeld kon worden, alsof het een dikke, met roet bezwangerde mist was. Ja, de duisternis was zo dicht, dat geen enkele Egyptenaar gedurende de drie dagen en nachten dat deze duisternis aanhield, van zijn plaats opstond. De Israëlieten hadden echter licht in hun woningen, aangezien zij, evenals in het geval van de vijf voorgaande plagen, voor deze negende plaag gespaard waren gebleven. Deze plaag vormde een grove belediging voor de zonnegod Amon-Re en voor Thot, die de raadgever was van Osiris en die zowel de god van de maan was als de zogenaamde indeler van de zon, de maan en de sterren. Er zou gezegd kunnen worden dat dit de krachtigste slag was die de goden van Egypte tot op die tijd te incasseren hadden gekregen. Hoe dat zo? Omdat de Egyptenaren, meer dan alle anderen, speciaal de aanbidding van de zon en het licht waren toegewijd.
28 Aan het einde van de plaag van onnatuurlijke duisternis, stemde Farao erin toe alle Israëlieten te laten gaan om Jehovah in de wildernis te aanbidden. Toen Mozes en Aäron er echter op stonden dat de Israëlieten ook hun levende have zouden meenemen ten einde slachtoffers te offeren, zei Farao met donderende stem: „Ga weg van mij! Pas op! Tracht niet mijn aangezicht nog eens te zien, want op de dag dat gij mijn aangezicht ziet, zult gij sterven.” Mozes gaf hierop heel kalm ten antwoord: „Zó hebt gij gesproken. Ik zal niet meer trachten uw aangezicht te zien.” — Ex. 10:28, 29, NW.
29. Waardoor wordt de vervulling van de negende plaag in onze tijd gekenmerkt?
29 Wat het huidige tegenbeeld van deze negende plaag betreft: De christenheid erkent Jehovah thans niet als het licht van het universum, noch Jezus Christus als de Redder en het Licht van de wereld, evenmin als dit door het overige gedeelte van het tegenbeeldige Egypte wordt erkend. Velen zien op naar de evolutie en verwachten dat deze de mens zal redden; anderen zien op naar de materialistische wetenschap; vele heidense religies stellen de mensen hun speciale geneesmiddelen in het vooruitzicht; de joden beweren dat het judaïsme het licht van de wereld en ’s mensen enige hoop is. De negende plaag onthult de dwaasheid van al zulke veronderstelde lichten en toont aan dat degenen die naar deze lichten opzien of ze de mensen voorhouden, in werkelijkheid in een inktzwarte duisternis verkeren, ja, niet alleen in een mentale duisternis, maar in de duisternis van Gods ongenade. Er werd voor het eerst duidelijk uiting gegeven aan deze plaag tijdens het in 1926 in Londen gehouden congres van Jehovah’s getuigen, en wel in verband met de openbare lezing „Waarom de wereldmachten wankelen — het geneesmiddel”, die ter ondersteuning van de zojuist door de congresgangers aangenomen resolutie werd gehouden. In die resolutie was aangetoond dat de Volkenbond een volledige mislukking was, dat wegens „de verblindende invloed van Satan de ogen der regeerders en geregeerden van de waarachtige God afgewend zijn” en dat alleen Gods koninkrijk „de blinde onwetendheid”, welke de mensen zo lang in haar greep had gehouden, zou kunnen verwijderen (Openb. 16:10, 11, NW). Zo heeft ook de recente congresresolutie van 1963, die over de gehele wereld is aangenomen, erop gewezen dat de duisternis van Gods ongenade op het hedendaagse „Egypte” rust. Er is door Jehovah’s volk veel lectuur gepubliceerd waarin werd aangetoond dat de zogenaamde redders van mensen — afzonderlijke personen, bewegingen of organisaties, zoals de Volkenbond, die als „het enige licht dat er bestaat!” werd begroet — geen lichten, geen redders, zijn. De openbare lezing en resolutie van het in 1926 in Londen gehouden congres werden in de vorm van een traktaat gedrukt en er werden vijftig miljoen exemplaren van verspreid. Bovendien liet het Wachttorengenootschap in een Londens dagblad, de Daily News, een blad dat ter beschikking stond van 800.000 lezers, een betaalde advertentie van een pagina groot plaatsen, ten einde deze zelfde boodschap kenbaar te maken. Al dergelijke publiciteit, waardoor wordt aangetoond hoe dicht de duisternis is die over het tegenbeeldige Egypte is gevallen, maakt deel uit van deze symbolische negende plaag, en deze door Jehovah’s getuigen bekendgemaakte boodschappen vormen stellig een plaag voor degenen die naar dergelijke wereldse dingen als lichten opzien.
[Voetnoten]
a Vergelijk dit met H. Rimmers Dead Men Tell Tales, blz. 106.
b De Wachttoren, 1 januari 1950.
c Ibid., 15 oktober 1956.
[Illustratie op blz. 553]
Achtergrond: Geestelijken aangeklaagd. Voorgrond [van links naar rechts]: „God zij waarachtig”; „Het Woord” — Wie is Hij? Volgens Johannes; Speciale uitgave van „Ontwaakt!”: „Een onderzoek naar de fundamenten van de hedendaagse religie”
[Illustratie op blz. 556]
„De Wachttoren”; Speciale uitgave van „Ontwaakt!”: „De Verenigde Naties of Gods koninkrijk?”
[Illustratie op blz. 557]
Achtergrond: De Boodschapper. Voorgrond [van links naar rechts]: „Wachttoren”-artikel „Het spotlied tegen Satan de Duivel”; „Satans dood aankondigen”; „Identificeer de geest van de wereld”
[Illustratie op blz. 558]
Van boven naar beneden: Vijanden; Godsdienst; „Babylon de Grote is gevallen!” Gods koninkrijk heerst!; Tekst bij de film „De wereld rond met ’eeuwig goed nieuws.’”