-
Mijn doel in het leven nastrevenDe Wachttoren 1961 | 1 november
-
-
leiden van huisbijbelstudiën het beste leerde begrijpen en spreken. Ik slaagde erin de mensen aan het verstand te brengen dat ik het op prijs zou stellen wanneer zij mij op mijn meest in het oog springende fouten bij de uitspraak en de grammatica opmerkzaam zouden maken. Terzelfder tijd kon ik hun aan de hand van Jehovah’s Woord laten zien hoe zij de „nieuwe taal” van de bijbel konden leren. Wanneer ik terugkijk, kan ik zeggen dat ik op deze wijze — door mij onder de mensen te begeven en van hen te leren, terwijl ik deze tijd eveneens benutte in het belang van hun geestelijke welzijn — veel van de taal leerde.
Gedurende mijn eerste maand in België werd er een brochureveldtocht gevoerd en verspreidde ik 514 brochures; in de zevende maand had ik het voorrecht negentien bijbelstudiën te mogen leiden.
Gedurende mijn verblijf in België zijn mij verschillende dienstvoorrechten ten deel gevallen: als zendeling, als kringdienaar, ik heb op het Bethelhuis in Brussel gewerkt en ben eveneens districtsdienaar geweest. Nadat ik Jehovah bijna zeventien jaar lang in de ongehuwde staat had gediend, trouwde ik in juli 1955 met een zuster uit de zeventiende klas van de Gileadschool die sinds mei 1945 in de pioniersdienst is geweest. Wij trouwden hier in Brussel en in de afgelopen vijf jaar zijn wij te zamen in België blijven dienen.
Het zendingswerk vormt een gelukkig leven. Ik moet zeggen dat die paar maanden in Frankrijk vlak na Gilead, tot op heden de moeilijkste waren; ik ben nu echter blij dat ik het toen niet heb opgegeven, want door dergelijke ervaringen wordt men voor toekomstige beproevingen gehard.
Ik verheug mij erover dat ik in december 1938 het besluit nam om naar het Bethelhuis in Londen te gaan, want dit heeft mij overvloedige zegeningen geschonken, en wij zullen nog vele voorrechten meer ontvangen, indien wij de houding van Jesaja tot de onze maken: „Hier ben ik, zend mij.” Wanneer men beslissingen moet nemen, is het goed om de kosten te berekenen, maar hij die een beslissing neemt ten gunste van het Koninkrijk en de belangen hiervan, zal nooit bedrogen uitkomen.
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1961 | 1 november
-
-
Vragen van lezers
● Het in Exodus 20:11 opgetekende vierde gebod luidt: „Want in zes dagen heeft de HERE den hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte op den zevenden dag.” Is Genesis 1:1 (NW) niet bij de „zes dagen” inbegrepen, aangezien de „zes dagen” de tijd omvatten waarin „de HERE den hemel en de aarde gemaakt” heeft? — W.B., VS.
Neen, die redenering gaat niet op. Zowel de ’dag’ waarvan in Genesis 2:4 (SV) sprake is, als de „zes dagen” van Exodus 20:11, die de gehele scheppingsperiode omvatten vanaf de tijd dat Jehovah God licht op aarde schiep, hebben geen betrekking op de daaraan voorafgaande tijdsperiode waarin de aarde reeds bestond en gedurende welke tijd ze woest en ledig was en in de duisternis was gehuld die de onstuimige wateren bedekte.
Wij mogen niet vergeten dat God gedurende deze scheppingsweek werkelijk hemelen schiep. Deze hemelen worden in het in Genesis 1:6-8 opgetekende verslag van de tweede dag beschreven. Hierin vliegt volgens vers 20 het gevogelte, en in deze hemelen werden ook op de vierde dag de zich in de ruimte bevindende zon, maan en sterren zichtbaar. De aarde werd eveneens binnen deze scheppingsperiode gemaakt of geschapen in de zin dat ze op de derde dag uit de onstuimige wateren te voorschijn werd gebracht (Gen. 1:9, 10). Dit zijn daarom „den hemel en de aarde” waarvan zowel in Genesis 2:4 als Exodus 20:11 sprake is.
● Hoe kan de schijnbare tegenstrijdigheid tussen 1 Samuël 31:4 en 2 Samuël 1:10 worden opgelost? — L.G., Frankrijk.
Het bericht in 1 Samuël 31:4 luidt: „En Saul zeide tot zijn wapendrager: Trek uw zwaard en doorsteek mij daarmee, opdat deze onbesnedenen niet komen en mij doorsteken en den spot met mij drijven. Maar zijn wapendrager wilde niet, omdat hij ervoor terugschrok. Daarop nam Saul het
-