’Michaël, de grote vorst’ — Wie is hij?
HET geestelijke schepsel Michaël wordt in de bijbel niet dikwijls genoemd, maar als het gebeurt, is het altijd in een dramatische context. In Daniël zien wij hem ten behoeve van Gods volk tegen goddeloze engelen strijden. In Judas heeft hij een geschil met Satan over het lichaam van Mozes. En in het boek Openbaring slingert hij Satan en zijn demonen neer naar de aarde. Klaarblijkelijk is Michaël een sleutelfiguur in de hemel. Het is dan ook passend ons af te vragen wie Michaël is.
Jehovah’s Getuigen leren al jarenlang dat Michaël een naam is die Gods eniggeboren Zoon in de hemel droeg voordat hij op aarde was, alwaar hij Jezus heette. De meeste andere religies beschouwen Michaël echter als een van de aartsengelen, alsof er meer dan één aartsengel zou zijn. Met het oog daarop rijst de vraag: Is dat wat Jehovah’s Getuigen leren juist? Wat zegt de bijbel over Michaël?
„De vorst van ulieden”
In het boek Daniël maken wij kennis met degene die Michaël heet. Daar spreekt een engel van God in de volgende bewoordingen over hem: „Maar de vorst van het koninklijk gebied van Perzië bood mij eenentwintig dagen lang tegenstand, en zie! Michaël, een van de voornaamste vorsten, kwam mij te hulp . . . En nu zal ik terugkeren om met de vorst van Perzië te strijden. Wanneer ik heenga, zie! dan komt de vorst van Griekenland. Ik zal u evenwel de dingen vertellen die staan opgetekend in het geschrift der waarheid, en er is niemand die mij in deze dingen krachtig bijstaat dan Michaël, de vorst van ulieden.” — Dan. 10:13, 20, 21.
Hier wordt ons een fascinerende blik in het geestenrijk vergund. Wij zien dat geestelijke schepselen — goede en slechte — zeer nauw bij de wereldaangelegenheden betrokken zijn. Er was een geestenvorst „van het koninklijk gebied van Perzië”, die Gods engel in zijn activiteiten belemmerde. Na Perzië zou er een „vorst van Griekenland” komen, die de belangen van die wereldmacht zou bevorderen. Onder deze geestelijke schepselen was Michaël een van „de voornaamste vorsten”. Welke natie leidde en beschermde hij? Het is duidelijk dat dit Daniëls volk was, de joden.
De naam Michaël betekent „Wie is gelijk God?” Hiermee wordt te kennen gegeven dat deze voornaamste vorst Jehovah’s soevereiniteit hoog houdt. Aangezien Michaël tevens opkomt voor de belangen van Gods volk hebben wij reden om hem te vereenzelvigen met die niet bij name genoemde engel die honderden jaren voordien door God voor de Israëlieten uit was gezonden: „Zie, ik zend een engel voor u uit om u onderweg te behoeden en u naar de plaats te brengen die ik heb bereid. Neem u wegens hem in acht en gehoorzaam zijn stem. Gedraag u niet weerspannig tegen hem, want hij zal uw overtreding niet vergeven; omdat mijn naam in hem is.” — Ex. 23:20, 21.
Het ligt voor de hand de conclusie te trekken dat dit de engel was die zoveel belangrijke boodschappen aan Gods volk heeft overgebracht (Hand. 7:30, 35; Recht. 2:1-3). God had hem volledige autoriteit verleend om in Zijn naam op te treden, net zoals in oude tijden koningen hun zegelring aan betrouwbare onderdanen toevertrouwden om hen te machtigen in hun naam op te treden. — Ex. 3:2, 3; 4:10.
Vinden wij hierin iets wat ons aanleiding geeft om te geloven dat Michaël en Jezus Christus een en dezelfde persoon zijn? Welnu, Jezus wordt „het Woord” genoemd (Joh. 1:1). Hij is Gods woordvoerder. Het is duidelijk dat ook deze speciale hemelse boodschapper als Gods voornaamste woordvoerder bij de Israëlieten optrad.
Michaël ’staat op’
Michaël was „de vorst van ulieden”. Maar hij zou nog meer autoriteit ontvangen. Vervolgens lezen wij in het laatste hoofdstuk van het boek Daniël over hem. „En gedurende die tijd zal Michaël opstaan, de grote vorst die ten behoeve van de zonen van uw volk optreedt. En er zal zich stellig een tijd van benauwdheid voordoen zoals er niet is teweeggebracht sedert er een natie is ontstaan tot op die tijd.” — Dan. 12:1.
Even daarvoor, in hoofdstuk 11, had Daniël de opmars der wereldmachten vanaf zijn eigen tijd tot in de toekomst beschreven. Hij had een nauwkeurige beschrijving gegeven van de val van Perzië en de opkomst van Griekenland. Daarna kwam de verdeling van het Griekse Rijk. Twee van de zelfstandige politieke machten die hierdoor ontstonden — de koning van het noorden en de koning van het zuiden — zouden wedijveren om de heerschappij en macht over Gods volk. Op het hoogtepunt van die machtsstrijd zou Michaël „opstaan”. Wat betekent dit?
Welnu, in andere gedeelten van deze zelfde profetie betekent de uitdrukking „opstaan” dat de desbetreffende persoon zijn heerschappij als koning op zich neemt (Dan. 11:3, 4, 7, 20, 21). Wanneer Michaël ’opstaat’, begint dus ook hij als koning te heersen. Beschouw eens wat dit inhoudt.
Voordat Daniël stierf, was de laatste joodse koning, Zedekía, afgezet. Eeuwenlang zou er geen joodse koning meer zijn. Daniëls profetie liet zien dat eens in de toekomst Gods volk weer een koning zou hebben — Michaël.
Ezechiël, een tijdgenoot van Daniël, voorzei de komst van iemand „die het wettelijke recht heeft” om weer als koning van Gods volk te heersen (Ezech. 21:25-27). Die persoon valt niet te vereenzelvigen met de Levitische Makkabeeën die gedurende een korte periode van onafhankelijkheid de scepter hebben gezwaaid. Daar zij geen afstammelingen van koning David waren, hadden zij niet het „wettelijke recht” om koning te zijn. De persoon op wie in deze profetie wordt gedoeld, is Jezus Christus, die door God werd gezalfd om als koning in een hemels koninkrijk te regeren (Luk. 1:31-33; 22:29, 30; Ps. 110:1). Hij was de enige die aldus werd gezalfd. Het is daarom alleen maar logisch te zeggen dat Jezus en Michaël een en dezelfde persoon zijn.
Ook in Daniël hoofdstuk 7 staat een profetie over de opmars der wereldmachten. Dit schriftgedeelte vertoont overeenkomsten met Daniël hoofdstuk 11. Op het hoogtepunt van de eerste profetie lezen wij echter dat er „heerschappij en waardigheid en een koninkrijk” werden gegeven aan „iemand gelijk een mensenzoon” (Dan. 7:13, 14). Algemeen wordt erkend dat Jezus de persoon „gelijk een mensenzoon” is (Matth. 10:23; 26:64; Openb. 14:14). Op het hoogtepunt van de ene profetie wordt Jezus dus koning en in de andere profetie in Daniël wordt Michaël koning. Aangezien beide profetieën betrekking hebben op dezelfde tijd en dezelfde gebeurtenis, is het beslist redelijk de conclusie te trekken dat ze ook op dezelfde persoon betrekking hebben.
De aartsengel
Vervolgens lezen wij in de christelijke Griekse Geschriften over Michaël. Het boek Judas vertelt ons: „Toen de aartsengel Michaël echter een geschil had met de Duivel en redetwistte over Mozes’ lichaam, durfde hij niet in beschimpende bewoordingen een oordeel tegen hem uit te brengen, maar hij zei: ’Jehovah bestraffe u’” (Jud. 9). Dit voorval laat uitkomen hoe nauw de relatie tussen Michaël en Gods volk uit de oudheid was. Het verleent derhalve kracht aan het argument dat hij de engel was die voor de Israëlieten uit ging om hen te beschermen.
Wij vernemen van Judas dat Michaël de positie van aartsengel bekleedde. In feite was hij de aartsengel, aangezien er in de bijbel geen andere aartsengel wordt genoemd en de bijbel „aartsengel” ook niet in het meervoud gebruikt. „Aartsengel” betekent „Hoofd van de engelen” (Thayer’s Greek-English Lexicon of the New Testament). Onder de geesten die God dienen, worden slechts twee namen in verband gebracht met autoriteit over engelen: Michaël en Jezus Christus (Matth. 16:27; 25:31; 2 Thess. 1:7). Ook dit pleit ervoor dat Jezus en Michaël dezelfde zijn.
Het is interessant dat de naam van Jezus in een van Paulus’ brieven met het woord „aartsengel” verbonden wordt. De apostel schrijft: „De Heer [Jezus] zelf zal uit de hemel neerdalen met een bevelende roep, met de stem van een aartsengel en met Gods trompet” (1 Thess. 4:16). Uit de context blijkt dat deze gebeurtenis zich afspeelt gedurende „de tegenwoordigheid van de Heer”, wanneer Jezus als koning is gaan regeren. — 1 Thess. 4:15; Matth. 24:3; Openb. 11:15-18.
Krachtens Jehovah’s wil en regeling zal Jezus de doden opwekken (Joh. 6:38-40). Gods trompet doet het signaal horen waarop de doden weer tot leven komen, net zoals op bevel van God in oude tijden trompetten gebruikt moesten worden om zijn volk te verzamelen (Num. 10:1-10). Jezus richt „een bevelende roep” tot de doden om te voorschijn te komen, zoals hij ook een enkele keer had gedaan toen hij op aarde was (Joh. 11:43). Nu roept hij evenwel niet zoals toen met de stem van een mens, maar met alle kracht die „de stem van een aartsengel” heeft (en fónè archángelou). Alleen een aartsengel kan echter met de stem van een aartsengel roepen! En niemand anders dan Jezus heeft de autoriteit gekregen om de doden op te wekken. Daarom geeft deze bezielende profetie ons een krachtige reden te meer om Jezus met de aartsengel Michaël te vereenzelvigen.
Oorlog in de hemel
De laatste keer dat de naam Michaël in de bijbel voorkomt, is in het boek Openbaring. Daar lezen wij: „Er brak oorlog uit in de hemel: Michaël en zijn engelen streden tegen de draak, en de draak en zijn engelen streden, maar hij zegevierde niet” (Openb. 12:7, 8). Hier zien wij Michaël in actie als Gods aartsengel. Samen met „zijn engelen” verslaat hij Satan en slingert hem neer naar de aarde.
Dit is het begin van de „korte tijdsperiode” voordat Satans goddeloze samenstel volledig vernietigd wordt. Nadat de natiën een einde hebben gemaakt aan Babylon de Grote worden de natiën zelf door Jezus en zijn engelenlegers vernietigd (Openb. 12:12; 17:16, 17; 19:11-16). Ten slotte wordt Satan voor duizend jaren in de afgrond geworpen, waarna hij volledig wordt verdelgd in „het meer van vuur” (Openb. 20:1, 2, 10). Ook dit — het lang geleden beloofde definitieve ’in de kop vermorzelen van Satan’ — zal worden volbracht door Jezus, te zamen met zijn uit de doden opgewekte geestelijke broeders. — Gen. 3:15; Gal. 3:16; Rom. 16:20.
Aangezien Jezus degene is over wie geprofeteerd werd dat hij Satan in de kop zou vermorzelen, en aangezien hij al deze andere oordelen voltrekt, is het alleen maar logisch te concluderen dat hij het is die de hemelse legers aanvoert bij het uit de hemel werpen van Satan. Vandaar dat de zegevierende Michaël die in Openbaring 12 genoemd wordt, niemand anders kan zijn dan Jezus, die van Jehovah het bevel kreeg: „Ga onderwerpen te midden van uw vijanden.” — Ps. 110:1, 2; Hand. 2:34, 35.
Doordat in Openbaring hoofdstuk 12 de naam Michaël staat in plaats van Jezus, wordt onze aandacht gevestigd op de eerder beschouwde profetie in Daniël hoofdstuk 12. In Daniël lezen wij dat Michaël opstaat (Dan. 12:1). In Openbaring hoofdstuk 12 treedt Michaël op als een zegevierende vorst die Satan naar de aarde slingert. Het gevolg: „Wee de aarde en de zee.” — Openb. 12:12.
Jezus een engel?
Sommigen hebben er bezwaar tegen Jezus te vereenzelvigen met de engel van Jehovah die in de Hebreeuwse Geschriften wordt genoemd. Trinitariërs worden door zo’n vereenzelviging natuurlijk voor een probleem geplaatst omdat er onweerlegbaar door wordt aangetoond dat hij niet aan Jehovah God gelijk is. Maar zelfs sommigen die de leerstelling van de Drieëenheid niet aanvaarden, zijn van mening dat aan Jezus’ waardigheid op een of andere manier te kort wordt gedaan als men hem met een engel vereenzelvigt.
Bedenk echter dat de grondbetekenis van het woord „engel” (Hebreeuws: mal·ʼakhʹ; Grieks: ángelos) „boodschapper” is. Als het „Woord” (Grieks: lógos) is Jezus Gods boodschapper bij uitstek. Bedenk ook dat Jezus als de aartsengel en tevens als „de eerstgeborene van heel de schepping” zelfs voordat hij naar de aarde kwam al de hoogste rang onder de engelen bekleedde. — Kol. 1:15.
Het is waar dat de apostel Paulus aan de Hebreeën schreef dat „hij [Jezus] beter [is] geworden dan de engelen in die mate dat hij een naam heeft geërfd welke uitnemender is dan de hunne” (Hebr. 1:4; Fil. 2:9, 10). Daarmee wordt echter de situatie na zijn verblijf hier op aarde beschreven. Hij was nog steeds de aartsengel en „het begin van de schepping door God” (Openb. 3:14). Maar hij werd beter dan de engelen. De ’uitnemender naam’ of positie is iets wat hij niet bezat voordat hij naar de aarde kwam. (Deze schriftplaatsen zijn in tegenspraak met de trinitarische gedachte dat de Zoon in alle opzichten aan de Vader gelijk is en dat ook altijd geweest is.)
Dus het feit dat Michaël de aartsengel of het hoofd van de engelen is, het feit dat hij opstaat om als Koning te heersen en het feit dat hij de leiding neemt bij het uit de hemel werpen van Satan op het tijdstip van de geboorte van Gods koninkrijk, dit alles leidt ons tot slechts één conclusie: ’Michaël, de grote vorst’, is niemand anders dan Jezus Christus zelf. — Dan. 12:1.
[Inzet op blz. 28, 29]
Michaël is de aartsengel die de voorzegde koning werd . . .
. . . Ook werd onder aanvoering van hem Satan uit de hemel geworpen