Kan een regering vrij van corruptie zijn?
HOE staat u tegenover een regering? Mensen in verschillende landen hebben een grote mate van ontevredenheid over en wantrouwen jegens regeerders aan de dag gelegd. Velen treden uit de grote politieke partijen. Anderen worden onafhankelijk of keren zich tot de een of andere nieuwe partij, terwijl sommigen zich helemaal uit de politiek terugtrekken. Een aantal is van mening dat posten en demonstreren enige verbetering zal bewerkstelligen.
Het is niet zo dat mensen zich van een regering als zodanig afkeren. Zij staan alleen maar wantrouwig tegenover mensen die een regeringsfunctie bekleden. Deze houding wordt overal ter wereld op grote schaal door mensen aan de dag gelegd, vooral in landen waar de mensen een stem in regeringszaken hebben.
Corruptie van de zijde van regeerders heeft A. A. Hutschnecker, een arts en schrijver, ertoe gebracht aan te bevelen dat „kandidaten, alvorens hun wordt toegestaan aan een politieke wedloop deel te nemen, eerst een commissie van artsen en psychiaters moeten passeren om er zeker van te zijn dat zij naar geest en lichaam gezond zijn”.
Bijna iedereen is het erover eens dat de een of andere regering onontbeerlijk is. Het ongewenste alternatief is heerschappij van het gepeupel, anarchie. Maar het geluk van de bevolking hangt in grote mate af van de integriteit en bekwaamheid van degenen die een regeringsfunctie bekleden. En geen mens of groep van mensen is uit zichzelf in staat om op een volkomen rechtvaardige wijze te regeren. Alle mensen zijn onvolmaakt en daarom onderhevig aan druk en invloeden waaraan zij, als hun macht over hun medemens wordt gegeven, niet in eigen kracht weerstand kunnen bieden. Iemand die zelf koning en een scherp waarnemer van regeringen was, sprak over de rampspoeden die er hadden plaatsgevonden „gedurende de tijd dat de ene mens over de andere mens heeft geheerst tot diens nadeel”. — Pred. 8:9.
Heerschappij moet derhalve uit een bron komen die hoger is dan de mens. Alleen de Schepper kan wetten maken die op gelijke en billijke wijze ten behoeve van allen van kracht zijn en ze vervolgens op een volkomen billijke en onpartijdige wijze ten uitvoer leggen. Alleen hij weet wat voor maaksel de mens is en wat hij nodig heeft om gelukkig te zijn. Maar is de Schepper wel bereid zo’n regering te verschaffen? Is hij voornemens dit te doen?
Ja, hij wil dit doen. Hij heeft het zich voorgenomen en heeft een onkreukbare regeerder gekozen. Kunnen wij er zeker van zijn dat zijn keuze juist is? Kunnen wij geloven en erop vertrouwen dat deze regeerder die hij heeft aangesteld zijn regering onkreukbaar of vrij van corruptie zal houden? Wij dienen dit in ons eigen belang en voor onze eigen geruststelling en bescherming zorgvuldig te onderzoeken.
EEN VERBOND VOOR EEN ONKREUKBARE REGERING
God heeft reeds een koninklijk verbond voor zo’n regering gesloten. Dit heeft hij lang geleden gedaan met een koning naar zijn eigen keuze. Waarom werd dit verbond zo lang geleden gesloten en heeft de mensheid toch beslist geen volmaakte heerschappij meegemaakt?
God heeft dit verbond voor ons bestwil zo vroegtijdig gesloten. Hij heeft daardoor tijd gegeven dat er gebeurtenissen konden plaatsvinden die ons in staat zouden stellen het falen van menselijke regeringen te zien en verstandelijk te kiezen wat voor soort van regering wij willen dienen. Wij kunnen met vertrouwen de regering kiezen die God zich heeft voorgenomen. Laten wij eens beschouwen waarin dit belangrijke verbond voorziet en welke belofte erin ligt opgesloten.
Ten tijde dat God dit verbond voor een regering over de aarde sloot, had hij de natie Israël geformeerd als zijn naamvolk. Hij vestigde zijn aardse koninkrijk over die natie; niet uit partijdigheid maar ten einde de gehele mensheid te openbaren hoe hij te werk gaat en wat voor regering hij zich heeft voorgenomen. Dat koninkrijk was slechts typologisch. Door de wijze waarop God ten aanzien van dat koninkrijk heeft gehandeld, kunnen wij een basis voor geloof in Gods komende koninkrijk voor de gehele aarde hebben. — Deut. 4:5-8; Ps. 67:1-7.
Jehovah God heeft het koninkrijksverbond gesloten met een man genaamd David, die destijds koning van Israël was. Dit kwam doordat David Jehovah met een onverdeeld hart aanbad. Hij zette zich met hart en ziel in voor de bevordering van de ware aanbidding in zijn gehele rijk. Als u de door David geschreven Psalmen of lyrische gedichten leest, zult u zien hoe hij over een goddelijke regering dacht. In Psalm 40 zei David bijvoorbeeld: „In het doen van uw wil, o mijn God, heb ik behagen geschept, en uw wet is in mijn inwendige delen.” — Ps. 40:8.
David wilde graag Gods naam eren en God aanbidden door een tempel te bouwen. Uit waardering sloot Jehovah een verbond of deed hij een plechtige belofte om voor David een huis te bouwen, geen letterlijk woonhuis, maar een geslacht van koningen dat uit Davids familie zou voortspruiten. Hij zei tot David: „Uw huis en uw koninkrijk zullen stellig tot onbepaalde tijd bestendig zijn voor uw aangezicht; ja, uw troon zal er een worden die tot onbepaalde tijd stevig bevestigd is.” — 2 Sam. 7:11-16.
Hoewel de troon van David in handen van zijn nakomelingen in 607 v.G.T. door de Babyloniërs omvergeworpen werd om nooit meer op aarde te worden hersteld, vergat of verzaakte God dat verbond niet. Hoe kwam dit? — Ezech. 21:25-27; Jes. 9:6, 7; Hand. 13:34.
DE ONKREUKBARE REGEERDER VERSCHAFT
Dit kwam doordat het nooit Gods bedoeling was geweest de troon voor altijd op aarde te vestigen. De blijvende koning moest uit Davids geslachtslijn komen. Jehovah hield die geslachtslijn zowel via koning Salomo, Davids zoon en opvolger, als via Nathan, een andere zoon, intact. In omstreeks 2 v.G.T. koos God een maagd genaamd Maria, uit Nathans geslachtslijn, uit en deed haar door heilige geest zwanger worden. In werkelijkheid bracht God het leven van zijn hemelse Zoon, zijn eerstgeborene, naar een eicel in Maria’s schoot over. Het kind dat werd geboren, was dus de Zoon van God. Hier was niets onheiligs aan (Luk. 1:26-33). Door bemiddeling van zijn engel, verklaarde God de zaak aan Jozef, de jonge man met wie Maria verloofd was. Deze rechtvaardige man nam Maria getrouw en gehoorzaam tot vrouw en toen het kind geboren was en in opdracht van God Jezus werd genoemd, adopteerde Jozef Jezus als zijn zoon. Hierna hadden Jozef en Maria nog andere kinderen. — Matth. 1:18-25; 13:53-56.
Jezus was via zijn moeder, een afstammelinge van Davids zoon Nathan, dus een natuurlijke erfgenaam van David. Maar hoe stond het met het recht op de troon, dat aan de geslachtslijn van koning Salomo toebehoorde? Jezus bezat dit wettelijke recht eveneens omdat zijn pleegvader Jozef een afstammeling van koning Salomo was. Toen Jezus omstreeks dertig jaar was, bood hij zich derhalve als een rechtmatige erfgenaam van koning David aan Gods vertegenwoordiger, Johannes de Doper, voor de doop aan. Jezus begon daarmee een loopbaan waarin hij zou worden getoetst en waardoor zou worden bewezen dat hij tot in eeuwigheid een volkomen betrouwbare en onkreukbare heerser op de troon van David zal zijn. — Hebr. 10:5-10; 5:8-10.
Deze heerschappij zou echter niet op een aardse troon worden uitgeoefend. Bij zijn doop werd Jezus de Messías, de Christus, Gods Gezalfde. Andere koningen uit Davids geslachtslijn waren met olie gezalfd, maar Jezus werd met heilige geest gezalfd en als een geestelijke Zoon van God verwekt (Matth. 3:13-17; Hand. 10:38). Hij zou uiteindelijk sterven en worden opgewekt tot de hemel, waar hij voorheen, zelfs nog voordat de wereld werd gegrond, bij zijn Vader was geweest.
EEN GETOETSTE, BEPROEFDE HEERSER
Hoe kunnen wij er zeker van zijn dat de regering van de Messías vrij van corruptie zal zijn? God heeft zijn heerschappij eeuwenlang voorzegd en voorbereid. Voordat zijn Zoon naar de aarde kwam, gebruikte God hem reeds om onzichtbaar voor de mensen zorg te dragen voor de natie Israël (Ex. 33:1, 2; 23:20-23). In deze positie deed de Zoon van God veel ervaring op in het toepassen van Gods wetten en in de wijze waarop God met de mensheid handelt. Bovendien was deze Zoon, die Jezus Christus werd, lang daarvoor, ja, tijdens de schepping van alle dingen, onder Jehovah’s toezicht een „meesterwerker” geweest. Hij had daarom heel veel belangstelling voor de mensheid. — Spr. 8:22, 30, 31.
Wat zijn onkreukbaarheid betreft, zijn levenswandel op aarde bewees dat hij niet om te kopen was of geprest of gedwongen kon worden verkeerd te handelen en ook maar één jota van strikt juiste, eerlijke beginselen af te wijken. Hij voldeed aan Gods vereisten voor een heerser. Degenen die in zijn typologische regering over Israël als rechters en ambtenaren zouden worden aangesteld, gebood God: „Gij moogt het recht niet buigen. Gij moogt niet partijdig zijn, noch steekpenningen aannemen, want steekpenningen verblinden de ogen der wijzen en verdraaien de woorden der rechtvaardigen. Gerechtigheid — gerechtigheid dient gij na te streven, opdat gij in leven moogt blijven.” — Deut. 16:19, 20.
Neem bijvoorbeeld eens een meesterlijke poging tot omkoperij waarmee Jezus aan het begin van zijn aardse bediening werd geconfronteerd. Satan de Duivel, die volgens de Schrift „de god van dit samenstel van dingen” is en die in werkelijkheid de door mensen in het leven geroepen koninkrijken van deze wereld bestiert, deed Jezus een voorstel dat geen enkele menselijke regeerder in deze tijd zou afslaan (2 Kor. 4:4). Jezus werden in een panoramisch uitzicht alle koninkrijken van de wereld getoond en ze werden hem aangeboden onder de bedinging dat hij slechts één enkele daad van aanbidding jegens de Duivel zou verrichten. Denk eens aan — wereldheerschappij, aangeboden door iemand die deze onmiddellijk kon geven. Om het even of een regeerder nu dacht dat hij de wereld kon goeddoen of dat hij volkomen zelfzuchtig was, maar welke politiek georiënteerde man zou zo’n aanbod kunnen weerstaan?
Maar Jezus wist dat één daad van ontrouw het verloochenen van Jehovah’s soevereiniteit betekende. Hij wist dat alleen Jehovah goed is en dat alleen uit deze Bron een regering zou kunnen komen die vrede en rechtvaardigheid op aarde zou brengen (Mark. 10:18). Hij wist eveneens dat, ook al zou hij misschien lange tijd als een wereldheerser over politieke regeringen heersen, Jehovah zijn regering ten slotte toch teniet zou doen (Dan. 2:44). Zonder ook maar een ogenblik over het aanbod na te denken of het te overwegen, antwoordde hij onmiddellijk: „Ga weg, Satan!” — Matth. 4:1-11.
Jezus trachtte niet eens zichzelf tot een aardse koning over het huis van David of over het huis van Jakob, de vader van zijn natie, te verheffen. Hij wees zelfs een poging van het volk af om hem koning te maken (Joh. 6:14, 15). Hij zag op naar het verbond dat Jehovah met de geslachtslijn van David had gesloten, op grond waarvan hij op Gods bestemde tijd als koning zou worden aangesteld. Hij betoonde zich de betrouwbare en onkreukbare door God gekozen koning van Gods hemelse koninkrijk. Toen hij voor de Romeinse bestuurder Pontius Pilatus stond, legde hij getuigenis van zijn koningschap af, maar hij verklaarde terzelfder tijd: „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld. . . . mijn koninkrijk is . . . niet uit deze bron.” — Joh. 18:33-37.
Jezus kwam onder de hevigste druk te staan — haat van zijn eigen volk, laster en officiële vervolging. Ten slotte werd hij op grond van de ergste, valse beschuldigingen — beschuldigingen van godslastering en opruiing — aan een paal ter dood gebracht. Hij had dit soort van dood kunnen vermijden door een compromis te sluiten, door de waarheid te verwateren om de religieuze en politieke leiders te behagen. Maar in weerwil van spot, haat, lijden en zelfs de dood bleef hij de waarheid trouw. — Joh. 8:31, 32; 1 Tim. 6:13.
Jezus kon er ook niet door afpersing toe worden gebracht het recht te buigen, zoals met zoveel politici is gebeurd. Niemand kon ook maar enige overtreding vinden die gebruikt kon worden om hem onder druk te zetten of in verlegenheid te brengen, zelfs niet de „kleine” zonden waarmee mensen in het algemeen behept zijn. Zijn religieuze vijanden zouden zelfs de allerkleinste afwijking van Gods volmaakte wet stellig hebben aangegrepen. Maar Jezus kon openlijk tot hen zeggen: „Omdat ik . . . de waarheid zeg, gelooft gij mij niet. Wie van u overtuigt mij van zonde?” (Joh. 8:45, 46) Vóór zijn dood kon hij zeggen: „De heerser van de wereld [de Duivel] is op komst [om Jezus ter dood te laten brengen]. En hij heeft geen vat op mij.” — Joh. 14:30.
Wat zijn liefde voor de mensen betreft over wie hij zal regeren, Jezus heeft zijn leven gegeven opdat hun zonden en onvolmaaktheden weggenomen konden worden. Hij heeft het mensengeslacht gekocht — alle mensen, van de grootste tot de geringste (1 Tim. 2:5, 6). Als Koning van Gods rechtvaardige regering zal hij een wettige basis hebben op grond waarvan hij zijn macht kan aanwenden om hen geestelijk en fysiek tot het peil van menselijke volmaaktheid te genezen, met eeuwig leven in het vooruitzicht. — Hebr. 9:28.
Wie in de hemel of op aarde kan derhalve aanmerkingen maken op het aardse leven van de Messías, de Christus, Degene die gezalfd is om als koning over de gehele mensheid te regeren? Beslist niemand. Wijzend op het smetteloze leven dat Jezus Christus op aarde heeft geleid, zei de apostel Petrus tot de Romeinse hoofdman Cornelius en zijn heidense vrienden: „Gij weet welk onderwerp in geheel Judéa werd besproken, te beginnen van Galiléa na de doop die Johannes predikte, namelijk Jezus, die van Nazareth was, hoe God hem met heilige geest en kracht heeft gezalfd, en hij ging het land door, wéldoend en gezond makend allen die door de Duivel onderdrukt waren, want God was met hem. En wij zijn getuigen van al de dingen die hij zowel in het land der joden als in Jeruzalem heeft gedaan.” — Hand. 10:37-39.
De afbrokkelende staat van hedendaagse regeringen wijst op het einde van mensenheerschappij onder invloed van Satan. De nabijheid daarvan maakt het voor allen dringend noodzakelijk naar Gods rechtvaardige en onkreukbare regering op te zien. Allen die wensen te leven, moeten die regering ondersteunen door zich erover te laten onderrichten en door er aan anderen getuigenis van af te leggen. Jehovah’s getuigen, die veel energie en tijd besteden om er getuigenis van af te leggen, zullen u graag helpen om een actieve ondersteuner van Gods onkreukbare regering onder Jezus Christus te worden.
[Illustratie op blz. 291]
„Als rechtvaardigen heersen, verheugt zich het volk.” — Spr. 29:2, P.C.