-
Waardeer uw voorrechten in de tijd van het einde der wereldDe Wachttoren 1958 | 15 mei
-
-
20. (a) Hoe vermaant Paulus allen hun voorrechten te beschouwen? (b) Ten opzichte van wie zal Jehovah’s Koning waardering aan de dag leggen aan het volbrachte einde van deze wereld?
20 Welke gaven en voorrechten Jehovah u ook schenkt, leg hier steeds een grote waardering voor aan de dag en gebruik ze getrouw tot eer van hem. „Al wat gij doet, doet het met geheel uw ziel als voor Jehovah, en niet voor mensen, want gij weet dat gij van Jehovah het u toekomende loon van de erfenis zult ontvangen” (Kol. 3:23, 24). „Daar wij dus verschillende gaven hebben overeenkomstig de aan ons betoonde onverdiende goedgunstigheid, hetzij profetieën, laten wij profeteren naar het geloof dat ons is toegemeten; hetzij een bediening, laten wij bezig zijn met de bediening; hetzij hij die onderwijst, hij zij bezig met het onderwijzen; hetzij hij die vermaant, hij zij bezig met het vermanen; hij die uitdeelt, hij doe het vrijgevig; wie de leiding heeft, doe het werkelijk ernstig; hij die barmhartigheid betoont, hij doe het met blijmoedigheid. Uw liefde zij zonder huichelarij. Verafschuwt wat slecht is, hangt het goede aan. Hebt in broederlijke liefde tedere genegenheid voor elkaar. Neemt de leiding in het betonen van eer aan elkaar. Talmt niet in hetgeen gij moet doen. Zijt vurig van geest. Zijt slaven van Jehovah. Verheugt u in de hoop vóór u. Volhardt onder verdrukking. Houdt aan in gebed” (Rom. 12:6-12). De Koning zegt aan het einde van deze wereld tegen alle mensen van goede wil die nu hun voorrechten weten te waarderen: „Komt, gij op wie de zegen van mijn Vader rust, beërft het koninkrijk dat sedert de grondlegging der wereld voor u is bereid” (Matth. 25:34). Zou u een dergelijke erfenis niet op prijs stellen? Waardeer dan nu aan het einde van deze oude wereld uw voorrechten.
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1958 | 15 mei
-
-
Vragen van lezers
● Waarom wordt er in Leviticus 11:20-23 melding gemaakt van insekten als gaande ’op vier poten,’ wanneer ze toch eigenlijk zes poten hebben? — L.E., Verenigde Staten.
In Leviticus 11:20, 21 staat: „Elk gevleugeld, wemelend schepsel dat op vier poten gaat, zal u een voorwerp van walging zijn. Slechts het volgende moogt gij eten van alle gevleugelde, wemelende schepselen die op vier poten gaan, wat behalve zijn eigenlijke poten springpoten heeft, om er mee op de aarde te springen.”
Het is niet redelijk te veronderstellen dat de bijbelschrijver niet wist dat gevleugelde insekten zes poten hebben. Hij zegt dat deze insekten ’op vier poten gaan’ en maakt dan van enkele er van speciaal melding. Die welke hij noemt, hebben zes poten, waarvan twee springpoten. Een joodse commentator geeft de volgende verklaring van vers 20: „dat op vier pooten gaat, al heeft het insect zes pooten, doch loopt of kruipt slechts op vier daarvan.” Een andere joodse commentator geeft een zelfde verklaring van de verzen 20 en 23: „dat op vier poten gaat. Deze aanduiding kan niet betekenen dat de insekten slechts vier poten hebben. De woorden duiden waarschijnlijk op hun voortbewegingsmethode, en betekenen, ’dat zich beweegt gelijk vierpotigen.’ . . . 23. wat vier poten heeft d.w.z. zonder de ’springpoten.’”
Enkele gevleugelde insekten, zoals bijen, vliegen en wespen, lopen als de vierpotigen, die op hun vier poten gaan. Sommige hunner bezitten springpoten en mochten gegeten worden. Zij hebben eigenlijk dus vier poten om mee te lopen, terwijl de andere twee om te springen zijn. De bijbel is in de bloemrijke taal van het gewone volk geschreven, en wij moeten ruimte overlaten voor schilderachtige of beschrijvende uitlatingen welke niet altijd letterlijk genomen kunnen worden. Soms zeggen wij van mensen ook wel eens dat ze op hun achterste benen staan. Wij bedoelen dat natuurlijk niet letterlijk, want dan zouden wij hiermee te kennen geven dat de mens voorbenen heeft en zich gewoonlijk op zijn vier ledematen voortbeweegt. Wij ontlenen het beeld aan de vierpotigen, die zich op hun achterpoten verheffen en met hun voorpoten slaan, zoals vechtende paarden, rendieren of beren. Evenzo verwijst de bijbel, beschrijvenderwijs en niet letterlijk, naar gevleugelde insekten als gaande op vier poten, als waren het vierpotigen.
-