Kunt u zich dit herinneren?
Hebt u over recente uitgaven van De Wachttoren nagedacht? Dan zult u zich misschien de volgende punten herinneren:
□ Wat ligt opgesloten in de uitdrukking „matige gewoonten hebbend”, zoals deze in 1 Timótheüs 3:2 is gebruikt?
Hoewel het Griekse woord dat met „matige gewoonten hebbend” is vertaald (nèfalion) op veel aspecten van het leven betrekking kan hebben, wordt het gedefinieerd als „sober, gematigd; zich onthoudend van wijn, hetzij geheel of op zijn minst van onmatig gebruik ervan”. — Thayer’s Greek-English Lexicon of the New Testament. — 15/7, blz. 22.
□ Hoe alleen kan het boek Openbaring begrepen worden?
Om de betekenis van Openbaring te vatten, hebben wij kennis nodig van zowel de bijbel in zijn geheel als van de wijze waarop God door de jaren heen met zijn volk heeft gehandeld. — 15/7, blz. 25.
□ Waarom wordt in Deuteronomium 14:21 gezegd dat aan de „inwonende vreemdeling” niet-uitgebloed vlees verkocht mocht worden, terwijl het de „inwonende vreemdeling” in Leviticus 17:10 wordt verboden bloed te eten?
De uitleg houdt verband met de religieuze positie van de desbetreffende vreemdeling. Het schijnt dat de persoon op wie in Deuteronomium 14:21 wordt gedoeld, geen volslagen proseliet was, maar iemand die zich niet aan al Gods wetten probeerde te houden en die misschien zelf een manier wist om gebruik te maken van een kadaver dat door de Israëlieten en proselieten als onrein werd beschouwd. De in Leviticus 17:15 genoemde „inwonende vreemdeling” was daarentegen in de volledige betekenis van het woord een tot proseliet gemaakte vreemdeling en was derhalve verplicht Gods wet in verband met bloed te houden. — 15/7, blz. 29-31.
□ In welk opzicht ’had Jezus medelijden’ met de scharen die naar hem toekwamen, zoals in Matthéüs 14:14 wordt beschreven?
Volgens één bijbelgeleerde is het Griekse woord dat hier met „had medelijden” is vertaald, „afgeleid van het woord splanchna, dat de ingewanden betekent”. Jezus kon het lijden van anderen niet aanzien zonder iets te doen om de pijn te verlichten. — 1/8, blz. 5, 6.
□ Waarom is het boek Genesis zo waardevol voor christenen?
Het verschaft christenen een basis voor geloof, hoop en moed. Het bezielt hen met geloof in Jehovah en hoop op het beloofde „zaad” der zegening (Genesis 3:15; 22:18). Het helpt christenen ook de toekomst moedig onder de ogen te zien, evenals getuigen van Jehovah in de oudheid dit hebben gedaan. — 1/8, blz. 32.
□ Hoe kunnen wij gunstig reageren op Christus’ aan de gemeente te Laodicéa gegeven aansporing dat zij hetzij „koud of anders heet” dienden te zijn? (Openbaring 3:15, 16)
Wij kunnen dit doen door nooit toe te laten dat wij „lauw” — dat wil zeggen, apathisch, ongevoelig of onverschillig ten opzichte van onze bediening — worden. In plaats daarvan moeten wij Jezus’ voorbeeld navolgen door de Koninkrijksbelangen de eerste plaats toe te kennen. Door zijn manier van optreden en persoonlijkheid te weerspiegelen, kunnen wij stimulerend heet worden voor degenen die God liefhebben en verfrissend koud en kalmerend voor degenen die vermoeid zijn als gevolg van zonde en de lasten van het leven (Matthéüs 11:28, 29; Johannes 2:17). — 15/8, blz. 9-11.
□ Hoe beziet God homoseksualiteit?
Gods wet eiste dat homoseksuelen in het oude Israël „zonder mankeren ter dood gebracht” werden (Leviticus 20:13). Zijn wet voor christenen laat zien dat zijn gedachten over de kwestie niet zijn veranderd. „Mannen die bij mannen liggen” worden op één lijn geplaatst met anderen die ’Gods koninkrijk niet zullen beërven’. Maar homoseksuelen kunnen berouw hebben en Gods goedkeuring verwerven (1 Korinthiërs 6:9, 10). — 1/9, blz. 26.
□ Wat moeten wij doen als wij willen dat God onze gebeden verhoort?
De apostel Johannes heeft gezegd: „Wat wij ook vragen, ontvangen wij van hem, omdat wij zijn geboden onderhouden en de dingen doen die in zijn ogen welbehaaglijk zijn” (1 Johannes 3:22). Wij moeten dus Gods wil doen en zijn wetten gehoorzamen. Wij moeten werken aan datgene waar wij om bidden en God door onze daden tonen dat wij werkelijk menen wat wij zeggen. — 15/9, blz. 8, 9.
□ Bekommert God zich om personen die aan een geestesziekte lijden?
De bijbel verschaft geestelijke leiding voor alle depressieve personen en bezielt hen met hoop (Romeinen 15:4, 13). In dit boek wordt de verplichting om voor geesteszieke personen te zorgen in de eerste plaats aan de naaste familieleden opgelegd (1 Timótheüs 5:4, 8). De christelijke gemeente, waarin de ouderlingen de leiding nemen in het bieden van hulp, vormt nog een manier waarop Jehovah zijn zorg toont voor degenen die aan een geestesziekte lijden (1 Thessalonicenzen 5:14). — 1/10, blz. 28-31.