Is het verstandig een huwelijk aan te gaan met een nauwe bloedverwant?
IN BIJNA alle samenlevingen is het op grond van gewoonte of krachtens de wet voor personen die nauw aan elkaar verwant zijn, verboden met elkaar te trouwen. Het is niet bekend of dit taboe in de eerste plaats is ontstaan doordat men zulke huwelijken als onnatuurlijk en weerzinwekkend ging beschouwen of omdat men bang was dat de erfelijke defecten bij de bevolking hierdoor zouden toenemen.
Bestaat er werkelijk een gevaar voor degenen die met een nauwe bloedverwant trouwen? Dat wil zeggen, bestaat er een meer dan gewone waarschijnlijkheid dat er schadelijke erfelijke factoren op iemands nakomelingen overgedragen zullen worden? Zou het verstandig zijn een intieme verhouding met een nauwe bloedverwant aan te kweken of op te bouwen, een verhouding van een zodanige aard dat deze tot een huwelijk zou kunnen leiden?
Het antwoord is: Thans zou het niet alleen onverstandig zijn maar ook unfair jegens de kinderen die uit zulk een verbintenis geboren worden. Bovendien zou men zich hierdoor wettelijke moeilijkheden op de hals halen, zoals later besproken zal worden.
GENETISCHE GEVAREN
Om volledig te kunnen begrijpen waarom er genetische gevaren bestaan, zullen wij de beginselen of de „mechaniek” van de erfelijkheid aan een korte beschouwing moeten onderwerpen. Dit voert ons naar het microscopische terrein van chromosomen en genen.
Het woord „chromosoom” komt van het Grieks en betekent „kleurlichaam”. Deze naam wordt gebruikt omdat deze draadvormige deeltjes in de kern van elke cel van het menselijke (of elk andere levende) lichaam zichtbaar zijn wanneer er een bepaalde kleurstof wordt toegediend. Er bevinden zich zesenveertig chromosomen in elke menselijke lichaamscel, terwijl slechts de helft van dit aantal, namelijk drieëntwintig, zich in de geslachts- of voortplantingscellen van het individu bevinden. Wanneer er derhalve bevruchting plaatsvindt, ontvangt de bevruchte eicel de helft van haar chromosomen van de vader en de helft van de moeder, waardoor ze in totaal weer uit zesenveertig chromosomen bestaat. Deze cel vormt het begin van het nieuwe individu.
Langs de draadvormige chromosomen bevinden zich talloze „genen”. Dit zijn bepaalde chemicaliën die werkzaam zijn om chemische reacties tot stand te brengen of te doen ontstaan waardoor een bepaald kenmerk van het lichaam wordt ontwikkeld. Ten tijde van de bevruchting liggen de chromosomen van de vader waarop zich de genen bevinden voor de ontwikkeling van specifieke lichaamskenmerken parallel aan de chromosomen van de moeder welke overeenkomstige genen dragen. De genen voor de kleur van de ogen zullen op de twee chromosomen bijvoorbeeld naast elkaar liggen. Het gen dat de baby van de vader heeft ontvangen, zal samenwerken of samengaan met het overeenkomstige gen dat het van de moeder heeft ontvangen. Op deze wijze wordt de kleur van de ogen van de baby bepaald.
In sommige gevallen is een gen dat verantwoordelijk is voor een bepaalde factor „dominant” ten opzichte van (of onderdrukt het de uitwerking van) zijn overeenkomstige gen. Sommige genen zijn „recessief” en hebben de neiging in tegenwoordigheid van het dominante gen terug te wijken. Als gevolg hiervan behoeft een eigenschap van de vader niet in het kind voor te komen (of, omgekeerd, kan een eigenschap van de moeder onderdrukt worden). Het kind zal dan de dominante eigenschap blijken te bezitten, hetgeen in zijn uiterlijk of karaktereigenschappen op de voorgrond zal treden. Niettemin zullen de lichaamscellen van het kind en enkele van zijn voortplantingscellen het „recessieve” gen of de eigenschappen voortbrengende factor bevatten. Hij zal een „drager” van deze eigenschap zijn zonder dat deze bij hemzelf aan het licht treedt. Wanneer hij opgroeit en in het huwelijk treedt met een meisje dat dezelfde „recessieve” eigenschap bezit of „draagt”, kan, wanneer er bevruchting plaatsvindt, de cel van hun kind het „recessieve” gen van elke ouder ontvangen. Hun kind, het kleinkind van het eerstgenoemde individu, zal dan de eigenschap blijken te bezitten welke niet manifest was in de persoonlijkheid of het lichaam van de vader en misschien niet bij de moeder op de voorgrond trad. Soms kan een „recessieve” eigenschap vele generaties achtereen latent zijn en dan plotseling aan het licht treden.
Niet alle „recessieve” eigenschappen zijn slecht, evenals niet alle „dominante” eigenschappen goed zijn. Ongewenste eigenschappen zijn echter vaak „recessief”. Deze kwestie van gencombinatie vormt een belangrijke reden waarom een huwelijk met een nauwe bloedverwant ten zeerste af te raden is.
Een voorbeeld van een onwenselijke „recessieve” eigenschap is het albinisme. Dit is een toestand waarin de pigmentkleurstof in de huid, het haar en de ogen ontbreekt. Zulke mensen kunnen geen sterk zonlicht verdragen. Een voorouder in de geslachtslijn kan een albino zijn geweest. Deze eigenschap zal zich pas manifesteren wanneer twee „recessieve” genen voor deze eigenschap, het ene van de vader en het andere van de moeder, samenkomen. Individuen die van deze albinovoorouder afstammen, kunnen „dragers” van dit gen of deze eigenschap zijn zonder noodzakelijkerwijs de eigenschap in hun eigen uiterlijk te vertonen. Aangezien dit een zeldzaam gen is, zal iemands huwelijkspartner, zolang hij met iemand buiten zijn vleselijke familie trouwt, dit gen naar alle waarschijnlijkheid niet bezitten en zullen de kinderen normaal zijn. Het „recessieve” gen zal naar alle waarschijnlijkheid door een normaal gen van de huwelijkspartner in zijn werking worden onderdrukt.
Aan de andere kant zou een bloedschennig huwelijk, een huwelijk met een nauwe bloedverwant, bij wie meer kans bestaat dat deze het „recessieve” gen bezit, de mogelijkheid van albinisme bij het kind sterk doen toenemen. Hoe nauwer de verwantschap, des te groter de mogelijkheid. Veronderstel eens dat een vader een albino is. Dan zal, wanneer een bloedschennige seksuele verhouding met zijn dochter bevruchting tot gevolg heeft, de mogelijkheid één op twee — ofwel een kans van 50 percent — zijn dat het voortgebrachte kind een albino is. Indien een broer en zus, de kinderen van deze vader, trouwen (ook al is geen van beiden een albino), dan wordt de mogelijkheid van albinisme bij hun kind verminderd tot één op vier.
Elke stap in de richting van een verdere graad van bloedverwantschap verkleint de mogelijkheid dat de onwenselijke eigenschap zich zal voordoen. Vandaar dat wanneer een volle neef en nicht met elkaar trouwen, de kans dat de defectieve eigenschap op de voorgrond treedt, aanzienlijk is verkleind. En, zoals reeds is opgemerkt, wordt de kans wanneer de huwelijkspartners geen familie van elkaar zijn, nog kleiner.
WETTELIJKE BEPALINGEN EN HET GEWETEN
Welk standpunt dient een christen met betrekking tot deze kwestie in te nemen? Zijn er, afgezien van de bovengenoemde redenen, ook nog bijbelse overwegingen?
In de door bemiddeling van Mozes aan Israël gegeven Wet komen enkele verbodsbepalingen voor met betrekking tot huwelijken tussen personen die nauw aan elkaar verwant zijn (Lev. 18:6-17; 20:11, 12, 14, 17, 19-21; Deut. 22:30; 27:20-23). Christenen staan thans echter niet onder die Wet en worden er niet door beperkt (Kol. 2:14; Ef. 2:15). En in de christelijke Griekse Geschriften komt geen wetstelsel voor.
Jezus heeft echter het gebod gegeven: „Betaalt caesar . . . terug wat van caesar, maar God wat van God is” (Matth. 22:21). En de apostel Paulus gaf de overeenkomstige raad: „Iedere ziel zij onderworpen aan de superieure autoriteiten, want er is geen autoriteit dan door God” (Rom. 13:1). Ware christenen gehoorzamen de wetten van het land waarin zij leven, met inbegrip van de huwelijkswetten.
Met het oog op deze feiten houden de christelijke gemeenten van Jehovah’s getuigen zich aan de wettelijke vereisten van het land waarin zij leven. Zij trachten de leden van de gemeenten niet de in het boek Leviticus opgetekende wetten betreffende verboden huwelijken op te leggen, waardoor zij hen onder de Mozaïsche wet zouden brengen. Het is echter waar dat in vele wetstelsels de verboden verhoudingen dezelfde zijn als die welke in de Mozaïsche wet worden aangetroffen, terwijl sommige zelfs nog verder gaan en het huwelijk tussen een volle neef en nicht verbieden. Sommige van de straffen op incest of bloedschande zijn erg zwaar. En wanneer een christen moedwillig de burgerlijke wet met betrekking tot bloedschande overtreedt, komt hij ook onder het strenge onderricht van de christelijke gemeente.
Belangrijker is echter dat een christen de wetten van het land niet in de eerste plaats uit vrees, maar wegens zijn geweten gehoorzaamt (Rom. 13:5). Zijn geweten brengt hem er ook toe te beseffen dat sommige dingen onnatuurlijk zijn en het gevoel van welvoeglijkheid, dat alle mensen hebben, geweld aandoen. Er bestaat onder de mensen een natuurlijk gevoel van wat gepast is, een diep innerlijk gevoel van wat juist en goed is. Ook wil een christen niet de gevoelens van de gemeenschap krenken of smaad brengen op de naam of de reputatie van een christen, en nog minder op Jehovah, wiens naam hij ook draagt. — 1 Petr. 4:16; Jes. 43:10-12.
Een voorbeeld van het standpunt dat God en de christelijke gemeente innemen ten opzichte van datgene wat onnatuurlijk is, is het geval waarover de apostel Paulus de gemeente in de stad Korinthe moest schrijven. Een man in de gemeente aldaar bedreef hoererij, hetgeen voor christenen verboden is (1 Kor. 6:9, 10). Dit was echter een bijzonder ontaarde soort van hoererij. Waarom? Omdat hij de vrouw van zijn vader had genomen. De vrouw was klaarblijkelijk niet zijn eigen moeder, maar een tweede vrouw van zijn vader. Men beschouwde dit terecht als een schandelijke daad, vooral aangezien hierdoor een grove oneerbiedigheid en minachting jegens de vader werd getoond en zijn handelwijze erop neerkwam dat hij ’de naaktheid van zijn vader had ontbloot’. — Lev. 18:8; vergelijk Genesis 35:22; 49:3, 4.
Toen de apostel aan de gemeente schreef, maakte hij speciaal gewag van de buitengewone verdorvenheid van deze daad door te zeggen: „Er wordt zowaar hoererij onder u bericht, en zulk een hoererij als zelfs onder de natiën niet voorkomt, dat een zekere man een vrouw heeft van zijn vader” (1 Kor. 5:1). Deze zonde kwam zelfs onder de heidense natiën van die tijd sporadisch voor.
BIJBELSE GESCHIEDENIS
’Maar’, zo zou iemand kunnen vragen, ’trouwden de mensen in bijbelse tijden niet met nauwe bloedverwanten? Abram (Abraham) is bijvoorbeeld met zijn halfzuster getrouwd.’ Ja, dit is waar. Wanneer wij de bijbelse geschiedenis beschouwen, kunnen wij echter begrijpen waarom er later verandering in deze situatie kwam.
Toen God Adam en Eva in volmaaktheid schiep, was het zijn voornemen dat de gehele mensheid van één mens afstamde en derhalve aan elkaar verwant zou zijn in het vlees, ja, dat allen één familie zouden vormen (Gen. 1:28). Adam noemde zijn vrouw Eva, hetgeen „Levende” betekent, „omdat”, zoals de bijbel bericht, „zij de moeder moest worden van een ieder die leeft”. — Gen. 3:20.
Wilde het mogelijk zijn dat iedereen van Adam en Eva afstamde, dan is het duidelijk dat op zijn minst één man met zijn zuster moest trouwen. Kaïn, de eerste van Adams zoons van wie wordt gezegd dat hij trouwde, heeft dit naar alle waarschijnlijkheid gedaan. Abel en Seth zullen òf met een van hun zusters òf met een van hun nichten zijn getrouwd, want Adam had nog meer zonen en dochters, die op hun beurt weer kinderen hadden (Gen. 5:3, 4). Er bestond toen erg weinig gevaar dat er bij de kinderen kenmerkende abnormaliteiten zouden worden voortgebracht, aangezien het mensengeslacht veel dichter bij de volmaaktheid stond dan thans. Er bestonden nog weinig slechte genen (hetzij „recessief” of „dominant”). De kracht van de eerste nakomelingen van Adam blijkt wel uit hun lange levensduur, terwijl een van hen volgens het bijbelse bericht zelfs 969 jaar heeft geleefd. — Gen. 5:27.
Naarmate het mensengeslacht zich vermenigvuldigde, werden huwelijken tussen verdere familieleden mogelijk. Maar na de Vloed, toen de mensen nog steeds een hoge leeftijd bereikten, zijn Noachs kleinzoons, toen zij opnieuw de aarde bevolkten, ongetwijfeld met hun nichten getrouwd. Ongeveer vierhonderd jaar later trouwde Abraham met zijn halfzuster, de dochter van zijn vader, maar niet van zijn moeder (Gen. 20:11, 12). Toen Israël in Egypte was, trouwde Amram, Mozes’ vader, met zijn tante van vaderszijde (Ex. 6:20). Deze mannen worden hiervoor noch geprezen noch veroordeeld, aangezien God nog geen wet had gegeven waarin zulke huwelijken werden verboden. Vanzelfsprekend werd iemands seksuele omgang met een vrouw van zijn vader, alsook alle hoererij of overspel, altijd al schandelijk geacht. — Gen. 35:22; 49:3, 4; 34:2, 7.
In 1513 v.G.T. gaf God Israël vervolgens de Wet. Tegen die tijd waren de mensen talrijk geworden op de oppervlakte der aarde. En de natiën in het land Kanaän, waarheen God Israël leidde, waren buitengewoon verdorven geworden, aangezien zij door hun losbandige levenswijze — waarbij zij zich aan allerlei seksuele uitspattingen, met inbegrip van bloedschande, overgaven — alles schonden wat juist en natuurlijk was (Lev. 18:24, 25). God gaf wetten betreffende seksuele betrekkingen met bloedverwanten, aangezien zijn volk een afgescheiden volk moest zijn. Deze wet plaatste hen op een hoog niveau en deed hen uitsteken boven die zeven ontaarde natiën in Kanaän.
Vrij geslachtelijk verkeer en losbandigheid op het gebied van seksuele betrekkingen werden Israël verboden. Ook werden huwelijken tussen familieleden die nauwer aan elkaar verwant waren dan volle neef en nicht door God verboden. Behalve dat deze wetten religieuze reinheid voor het aangezicht van God bewerkstelligden, boden ze bescherming tegen de genetische gevaren die toen onder het mensengeslacht, dat meer dan tweeduizend jaar van de oorspronkelijke volmaaktheid van Adam en Eva verwijderd was, reeds veelvuldiger op de voorgrond traden.
BELANGRIJK VOOR EEN CHRISTEN BEHOEDZAAM TE ZIJN
In deze huidige tijd van losbandigheid en ontaarde seksuele praktijken, welke de ontaarding van de bewoners van het oude Kanaän benaderen of overtreffen, dienen christenen op hun gedrag toe te zien. En zelfs de natiën zijn huwelijksbetrekkingen met een nauwe bloedverwant gedurende de afgelopen drieduizend jaar als onnatuurlijk gaan bezien. Zij hebben naar alle waarschijnlijkheid slechte genetische gevolgen opgemerkt. Ook spreekt het vanzelf dat zulke bloedschennige betrekkingen gemakkelijk oneerbiedigheid konden kweken en verwarring veroorzaakten bij het bijhouden van geslachtslijnen, erfenissen, enzovoort.
Deze houding die de meeste menselijke samenlevingen, op zijn minst in de hedendaagse geschiedenis, ten opzichte van bloedschennige betrekkingen hebben gehad, vormt een bescherming, aangezien alle mensen onvolmaakt en zondaars zijn en dientengevolge verkeerde neigingen hebben. Deze zienswijze heeft tot gevolg dat seksuele betrekkingen binnen de onmiddellijke gezinskring zich niet gemakkelijk zullen voordoen. Ondanks dit taboe is bloedschande in bepaalde gebieden toch nogal vaak voorgekomen, met alle hieruit voortvloeiende slechte genetische gevolgen van dien.
Met het oog op al deze punten dient een christen er vooral zorgvuldig op toe te zien dat hij geen amoureuze of hartstochtelijke gevoelens voor een nauwe bloedverwant gaat koesteren. Wanneer hij een huwelijk overweegt, zal hij heel ernstig rekening houden met de gezondheid en het welzijn van kinderen die geboren zouden kunnen worden, vooral gezien de gevaren die aan een huwelijk met een nauwe bloedverwant kleven. Gods zienswijze met betrekking tot het huwelijk en zijn eigen geweten te negeren, zou zelfzuchtig zijn en er een bewijs van vormen dat hij zich niet bekommert om de kinderen die met een gebrek geboren zouden worden. Bovendien zou hij zich hierdoor smaad en wettelijke moeilijkheden op de hals halen, terwijl het hem een slechte positie bij de christelijke gemeente kan bezorgen.
Misschien is iemand voordat hij tot een kennis van de waarheid kwam, een wettelijk huwelijk met een nauwe bloedverwant aangegaan. Indien kinderen die uit die verbintenis zijn geboren, genetische defecten hebben geërfd, is het een troost te weten dat deze kinderen als gevolg van Jehovah’s onverdiende goedheid gedurende de duizendjarige regering van zijn Zoon Jezus Christus genezing zullen ontvangen (Openb. 21:1-4; 22:1, 2). Iemand die evenwel op de hoogte is van het christelijke standpunt met betrekking tot het sluiten van een huwelijk met een nauwe bloedverwant en die zich thans niet in een dergelijke huwelijksverhouding bevindt en in harmonie wenst te leven met de beginselen van Gods Woord, zal een dergelijke verbintenis niet aangaan.
[Kader op blz. 298]
ONWENSELIJKE EIGENSCHAPPEN DIE HET GEVOLG KUNNEN ZIJN VAN DE VERENIGING VAN EEN TWEETAL RECESSIEVE GENEN
Eigenschap Opvallende tekenen
Acheiropodie Ontbreken van handen en voeten
Albinisme Ontbreken van pigment in huid, haar en ogen
Amaurotische idiotie Stofwisselingsstoornis van de
intelligentie, met blindheid
Cretinisme Onvoldoende functie van de schildklier,
gekenmerkt door fysieke afwijkingen,
dwerggroei en idiotie
Doofheid Aangeboren doofheid
Fenylketonurie Enzymtekort, hetgeen een geestelijke
achterstand doet ontstaan
Galactosemie Enzymdeficiëntie — grauwe staar en
geestelijke achterstand
Hyperlipoproteïnemie Vetstofwisselingsstoornis met
geestelijke achterstand
Microcefalie Abnormaal klein hoofd
OPMERKING: Niet al deze abnormaliteiten zijn aan bloedschennige huwelijken te wijten. Ze kunnen zich ook in andere huwelijken voordoen, maar komen vaker voor in gevallen van bloedschande.
[Tabel op blz. 297]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
HUWELIJKEN DIE ONDER DE MOZAÏSCHE WET UITDRUKKELIJK VERBODEN WAREN
Bloedverwanten met wie een man niet mocht trouwen
’Geen naaste vleselijke verwant.’ — Lev. 18:6. (Zie Leviticus 18:7-18; 20:14, 19-21 en Deuteronomium 27:23.)
Grootouders van vaderszijde Grootouders van moederszijde
Tante Oom Tante Vader Moeder Tante Stiefmoeder
Moeders vroegere echtgenoota
Halfzuster Zuster Broer Schoonzusterb Halfzuster MAN
Schoonvader Schoonmoeder
Eerste vrouwc
Dochter Zoon Schoondochter
Kleindochter Kleindochter
Schoonvader Schoonmoeder
Tweede vrouw Vroegere echtgenoot van tweede vrouwd Zuster van vrouwe
Stiefdochter Stiefzoon
Stiefkleindochter Stiefkleindochter
* — MANNEN
◯ — VROUWEN
● — VERBODEN HUWELIJKEN VOOR DEZE MAN
[Voetnoten]
a — MOGELIJK GESTORVEN
b — BEHALVE IN HET GEVAL VAN HET LEVIRAATSHUWELIJK — DEUT. 25:5, 6
c — MOGELIJK GESTORVEN
d — MOGELIJK GESTORVEN
e — WANNEER BEIDE ZUSTERS IN LEVEN WAREN — LEV. 18:18