’Maak niet ten volle gebruik van de wereld’
„Degenen die met de wereld te maken hebben, dienen zich er niet door in beslag te laten nemen. Ik zeg dit omdat de wereld zoals wij die kennen, voorbijgaat.” — 1 KORINTHIËRS 7:31, The Jerusalem Bible.
1, 2. (a) Hoe denken velen thans over de toekomst van de wereld? (b) Wat zei Paulus over de wereld en de wijze waarop wij er gebruik van maken?
„MEN kan niet voorspellen welke verrassingen of teleurstellingen de toekomst in petto heeft. . . . Toch schijnt de wereld hetzij op onbeholpen of op soepele wijze vooruit te gaan en zal ze vooruitgaan.” Dit verklaarde de bekende geschiedschrijver H. G. Wells enkele decennia geleden. Ondanks talloze crises en rampspoeden zijn velen van mening dat de mensheid haar problemen op de een of andere manier zal oplossen en dat de wereld, zoals wij die in grote trekken kennen, zal blijven voortbestaan.
2 De christelijke apostel Paulus, die onder goddelijke inspiratie schreef, schilderde echter een ander beeld toen hij medegelovigen op het hart drukte: „Laten . . . zij die van de wereld gebruik maken, [zijn] als zij die er niet ten volle gebruik van maken; want het toneel van deze wereld is bezig te veranderen.” Een andere weergave is: „Degenen die met de wereld te maken hebben, dienen zich er niet door in beslag te laten nemen. Ik zeg dit omdat de wereld zoals wij die kennen, voorbijgaat” (1 Korinthiërs 7:29-31, Nieuwe-Wereldvertaling; JB). Wat houdt deze raad voor dienstknechten van Jehovah God in deze tijd in?
’De wereld gaat voorbij’
3. Wat besprak Paulus in 1 Korinthiërs hoofdstuk 7, en welke punten deed hij daar onder andere uitkomen?
3 In 1 Korinthiërs hoofdstuk 7 besprak Paulus het huwelijk onder christenen. Hoewel hij de ongehuwde staat als de betere levenswijze aanbeval, erkende hij dat degenen die in het huwelijk treden, „geen zonde begaan”. Toch voegde hij eraan toe dat zij ’verdrukking in hun vlees’ zouden hebben, aangezien het huwelijk met bepaalde zorgen gepaard gaat. De ziekte van een geliefde partner kan bijvoorbeeld een bepaalde druk veroorzaken. Hoewel Paulus hier geen melding maakte van vervolging, kunnen echtparen extra verdrukking te verduren krijgen in tijden waarin de partners van elkaar gescheiden zijn of wanneer ouders van hun kinderen gescheiden zijn. — 1 Korinthiërs 7:25-28.
4. Wat is de betekenis van 1 Korinthiërs 7:29?
4 Paulus zei vervolgens: „Bovendien zeg ik dit, broeders: de overgebleven tijd is kort geworden. Laten voortaan zij die een vrouw hebben, zijn als hadden zij er geen” (1 Korinthiërs 7:29). Aangezien ’de overgebleven tijd kort is geworden’, dienen gehuwde christenen niet zo volledig op te gaan in het genieten van huwelijksvoorrechten en het nakomen van huwelijksverplichtingen dat dit hun gehele leven uitmaakt. Zij dienen veeleer de Koninkrijksbelangen de eerste plaats in hun leven te laten innemen, hoewel zij niet in gebreke zullen blijven zich van hun huwelijksverantwoordelijkheden te kwijten (1 Korinthiërs 7:3-5, 29-40). Aangezien wij in „de laatste dagen” leven, hebben wij des te meer reden om deze geïnspireerde raad op te volgen. — 2 Timótheüs 3:1-5.
5. Wat is de „wereld” waar wij niet ten volle gebruik van mogen maken?
5 Aangezien ’de overgebleven tijd kort is geworden’, zei Paulus dat ’zij die van de wereld gebruik maken, moeten zijn als zij die er niet ten volle gebruik van maken’ (1 Korinthiërs 7:29-31). In deze passage is het Griekse woord dat met „wereld” (kosmos) is vertaald, niet rechtstreeks van toepassing op de mensheid, zoals in Johannes 3:16, maar op de menselijke levenssfeer en alles wat daarmee samenhangt. De mensheid heeft haar taalgroepen, natiën, stammen, families, rijken en armen, en het algemene raamwerk dat mensen omringt en op hen van invloed is (1 Korinthiërs 14:10; Jakobus 2:5, 6; Openbaring 7:9; 14:6). Ja, Paulus verwees naar de menselijke levenssfeer en wat deze te bieden heeft toen hij zei: „Ook al maakt u gebruik van de wereld, probeer er niet alles uit te halen wat u kunt.” — 1 Korinthiërs 7:31, The New Testament in the Language of Today, William F. Beck.
6, 7. (a) Hoe is ’het toneel van deze wereld bezig te veranderen’? (b) Wat verklaarde de apostel Johannes over de toekomst van de wereld?
6 Paulus wees er ook op dat christenen ’niet ten volle gebruik moeten maken van de wereld’ omdat ’het toneel van deze wereld bezig is te veranderen’. Deze wereld is als de veranderende taferelen op een toneel. Hoewel een tafereel aantrekkelijk kan lijken, veranderen de acteurs en decors. Er verschijnen mensen ’op het toneel’, en heel wat van hen gedragen zich hooghartig. Maar al gauw verdwijnen zij weer met hun generatie en worden vergeten (Prediker 1:4). Van deze oude wereld waarin wij leven, kan gezegd worden dat elk moment het ’gordijn kan vallen’! Ja, ’de wereld zoals wij die kennen, gaat voorbij’. — 1 Korinthiërs 7:31, JB.
7 De apostel Johannes bracht een overeenkomstige gedachte tot uitdrukking door te zeggen: „De wereld gaat . . . voorbij en ook haar begeerte, maar wie de wil van God doet, blijft in eeuwigheid” (1 Johannes 2:15-17). Johannes bedoelde ongetwijfeld dat de onrechtvaardige mensenmaatschappij zou voorbijgaan doordat ze door God vernietigd zou worden, evenals dit met de goddeloze wereld van vóór de Vloed was gebeurd (Hebreeën 11:7; 2 Petrus 2:5; 3:6). Gelijk met de onrechtvaardige mensen verdwijnt vanzelfsprekend ook het huidige menselijke raamwerk van dingen en alles wat het te bieden heeft.
8. Welke hoop bezitten christenen ondanks het feit dat de wereld voorbijgaat, en welke uitwerking dient dit te hebben op de wijze waarop wij van de wereld gebruik maken?
8 Maar net zoals rechtvaardig gezinde mensen de Vloed hebben overleefd, zullen er, zoals Jezus aantoonde, ook heel wat overlevenden zijn van de snel naderende „grote verdrukking” (Matthéüs 24:21, 22, 36-39; vergelijk Openbaring 7:9-17). Er vormt zich reeds een „nieuwe aarde”, een maatschappij van mensen die onder de Koninkrijksheerschappij op deze aarde zullen leven (2 Petrus 3:13; Openbaring 21:1; vergelijk Psalm 96:1). Indien wij persoonlijk de hoop hebben dat wij in leven zullen blijven en eeuwig leven in de Nieuwe Ordening zullen ontvangen, waarom zouden wij het grootste gedeelte van onze tijd en energie dan aan de voorbijgaande oude wereld besteden?
„Zo oppervlakkig mogelijk”
9. Op welke evenwichtige manieren kunnen getuigen van Jehovah een juist gebruik maken van de wereld?
9 Als getuigen van Jehovah die in dit samenstel van dingen leven, kunnen wij niet werkelijk ’uit de wereld gaan’ (1 Korinthiërs 5:9, 10). Daarom kunnen wij terecht een evenwichtig, juist en beperkt gebruik van de wereld maken. Aangezien wij onze belasting betalen, hebben wij bijvoorbeeld recht op bepaalde diensten die door de ’superieure regeringsautoriteiten’ worden verschaft (Romeinen 13:1-7). Wij maken terecht gebruik van postale, politionele en andere wettelijke diensten, zoals vervoersstelsels. Met welk doel? Ten einde betamelijk te kunnen leven en het door God opgedragen Koninkrijksgetuigeniswerk ten uitvoer te brengen. Maar aangezien het niet de bedoeling is dat wij „ten volle” gebruik maken van de wereld, worden dergelijke dingen alleen maar gebruikt voor zover ze de christelijke belangen dienen.
10. (a) Wat dient in ons leven centraal te staan? (b) Hoe illustreerde Jezus de grote waarde van het Koninkrijk? (c) Indien de Koninkrijksbelangen en de vertrouwelijke omgang met Jehovah veel voor ons betekenen, welke uitwerking zal dit dan hebben op de wijze waarop wij van de wereld gebruik maken?
10 Wij kunnen het ons niet veroorloven toe te laten dat wij door wereldse belangen worden beheerst. Wij moeten er veeleer voor zorgen dat onze verhouding tot Jehovah, onze aanbidding van hem en onze dienst voor hem centraal staan in ons leven. Onthullen onze daden dat „de vertrouwelijke omgang met God” werkelijk belangrijk is voor ons? (Job 29:4) En erkennen wij de alles overtreffende waarde van geestelijke dingen? Jezus Christus liet door een illustratie zien hoe kostbaar het Koninkrijk is. Een koopman vond „één parel” die zo waardevol was dat hij ’dadelijk al wat hij had verkocht en deze parel kocht’ (Matthéüs 13:45, 46). Aldus toonde Jezus aan dat iemand die de werkelijke waarde van het verwerven van het Koninkrijk beseft, bereid is hiervoor alle aardse schatten op te geven. Indien het Koninkrijk en de belangen ervan, en vooral de vertrouwelijke omgang met Jehovah, zoveel voor ons betekenen, zullen wij „elk contact met de wereld . . . zo oppervlakkig mogelijk” houden. — 1 Korinthiërs 7:31, Phillips.
’Wij hebben niet de geest van de wereld ontvangen’
11, 12. (a) Wat is „de geest van de wereld”? (b) Welke geest hebben christenen ontvangen, en hoe verschilt die van de geest van deze wereld?
11 Nog een reden om geen volledig gebruik van de wereld te maken, is dat het onmogelijk is zich in de vertrouwelijke omgang met Jehovah te verheugen wanneer men „de geest van de wereld” bezit (1 Korinthiërs 2:12). De geest of bezielende kracht die de wereld — de onrechtvaardige mensenmaatschappij — beheerst, is demonisch en van God vervreemd. Aangezien de wereld door de Duivel beheerst wordt, geeft ze toe aan zelfzucht en de verlangens van het gevallen vlees, hetgeen vijandschap met Jehovah God tot gevolg heeft. — Johannes 14:30; Efeziërs 2:1-3; 1 Johannes 5:19.
12 De apostel Paulus stelde de geest van de wereld tegenover de geest van God en zei met betrekking tot christenen: „Nu hebben wij niet de geest van de wereld ontvangen, maar de geest die van God komt” (1 Korinthiërs 2:12). Aangezien het gedachtenpatroon en gedrag van de wereld tegengesteld zijn aan de invloed van Gods heilige geest en het onderricht dat in zijn Woord wordt aangetroffen, moeten godvruchtige personen de geest van de wereld mijden. In plaats daarvan houden degenen die Jehovah liefhebben zich er terecht mee bezig de vruchten van de heilige geest, namelijk liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtaardigheid en zelfbeheersing, aan te kweken en aan de dag te leggen. — Galáten 5:22, 23.
13. Wat schreef Johannes in 1 Johannes 4:1-6, en houdt dit op enigerlei wijze verband met de manier waarop wij van de wereld gebruik maken?
13 Het is interessant op te merken dat de bejaarde apostel Johannes aantoonde dat Gods werkelijke „geïnspireerde uitingen” via de ware christelijke gemeente kwamen en niet via onchristelijke wereldse bronnen. Vervolgens zei hij: „Wie de kennis van God verwerft, luistert naar ons; wie niet uit God voortspruit, luistert niet naar ons.” Het is waar dat Johannes over het onderwerp „geïnspireerde uitingen” schreef. Maar hij toonde aan dat christenen niet ’spreken wat uit de wereld voortkomt’ (1 Johannes 4:1-6). Waarom zouden wij daarom ten volle gebruik maken van de wereld?
Bewaar uzelf „onbevlekt van de wereld”
14. Hoe onderscheiden de gezalfde christenen en hun metgezellen zich als personen die „geen deel van de wereld” zijn?
14 Door hun werkkring en andere activiteiten hebben getuigen van Jehovah in bepaalde opzichten noodzakelijkerwijs „met de wereld te maken”. Er is echter nog een reden waarom wij ons er niet ’door in beslag moeten laten nemen’ (JB). Jezus zei dat zijn volgelingen „geen deel van de wereld” zijn (Johannes 17:14). Jehovah heeft door bemiddeling van Christus redding bewerkstelligd uit deze onder Satans toezicht staande wereld (Kolossenzen 1:13, 14). Door gehoorzaam te zijn aan de geopenbaarde waarheid van Jehovah’s Woord zijn de gezalfde christenen geheiligd ofte wel heilig gemaakt en afgezonderd om door God in zijn dienst gebruikt te worden. Aldus onderscheiden zij en hun opgedragen metgezellen van de „grote schare” zich als personen die „geen deel [zijn] van de wereld” welke niet aan Jehovah’s waarheid vasthoudt (Openbaring 7:9; Johannes 17:16, 17; Jakobus 1:18; 1 Petrus 1:22). Wat zou het ongepast zijn wanneer zulke personen ten volle gebruik zouden maken van de wereld!
15. Wat wordt er volgens Jakobus 1:27 van ons vereist willen wij de reine en onbesmette aanbidding beoefenen?
15 Willen wij „geen deel van de wereld” zijn, dan moeten wij neutraal zijn ten opzichte van de geschillen en politiek van de wereld (Matthéüs 22:21; Johannes 18:36, 37). De gezalfde volgelingen van Christus en hun opgedragen metgezellen moeten ook geestelijke hoererij als gevolg van vriendschap met de wereld vermijden. Er wordt van hen verlangd dat zij zowel moreel als geestelijk rein zijn (Efeziërs 4:25-32; Jakobus 4:4). Om Jehovah op reine en onbesmette wijze te aanbidden, moeten wij ons derhalve „onbevlekt van de wereld bewaren” door niet de houding, de spraak en het gedrag over te nemen die gewoon zijn voor de zondige, van God vervreemde mensheid (Jakobus 1:27). Wij moeten ons afzijdig houden van de corruptie, de gewelddaad, de onrechtvaardige plannen, enzovoort, van de wereld. Ja, de noodzaak ’ons onbevlekt van de wereld te bewaren’ vormt nòg een uiterst belangrijke reden om geen ’gebruik te maken van de wereld ten einde er alles uit te halen wat wij kunnen’. — Beck.
Blijf ’heilig voor onze God’
16. Waarom moesten de Israëlieten „van franje voorziene randen” aan hun gewaden maken?
16 Jehovah’s dienstknechten verschillen van de wereld wat hun hoop, aspiraties en gehoorzaamheid aan de wil van hun heilige God betreft (Exodus 39:30). Zij dienen zich heilig te betonen voor God. Dienovereenkomstig moesten de Israëlieten uit de oudheid „van franje voorziene randen aan de zomen van hun [gewaden] maken”, met een blauw snoer boven de franje. Zij moesten dit doen om niet de kledingstijl van de Moabieten, Egyptenaren of anderen te volgen en om eraan herinnerd te worden dat zij als Jehovah’s volk anders moesten zijn, dat zij Jehovah moesten gehoorzamen en ’zich heilig moesten betonen voor hun God’ (Numeri 15:37-41). Het verlangen om ’heilig te zijn voor onze God’ dient ons ertoe aan te sporen op behoedzame wijze gebruik te maken van de wereld.
17. Hoe zou het wereldse doel om rijkdom te verwerven, onze verhouding tot Jehovah in gevaar kunnen brengen?
17 Bij wereldse doeleinden gaat het om rijkdom, roem en geestelijk ongezonde activiteiten die het christelijke geloof kunnen ondermijnen. Indien wij bijvoorbeeld toelaten dat het najagen van materiële dingen en rijkdom de belangrijkste plaats in ons leven innemen, kan dit ons er zelfs toe verlokken ter wille van zelfzuchtig voordeel verkeerd te handelen, waardoor wij onze verhouding tot Jehovah in gevaar brengen (Spreuken 28:20; vergelijk Jeremia 5:26-28; 17:9-11). Degenen die op dusdanige wijze gebruik maken van de wereld dat zij het nastreven van materiële doeleinden tot hun belangrijkste bezigheid maken, verkeren inderdaad in gevaar betrokken te raken bij oneerlijke praktijken en hun geloof te verliezen omdat zij geestelijke zaken veronachtzamen. Iemand die succes heeft in het zakenleven of die rijk wordt, kan ook „hooghartig” worden en trots van mening zijn dat zijn eigen zienswijze hoger aangeslagen moet worden dan de raad van Gods gemeente (1 Timótheüs 6:9, 10, 17). Dit is beslist niet de manier om ’heilig voor onze God’ te blijven.
18. Waarom dienen wij er niet naar te streven om net als de wereld een overvloed aan materiële dingen te verwerven?
18 Jezus heeft terecht gezegd: „Maakt u vrienden door middel van de onrechtvaardige rijkdom, opdat wanneer deze u in de steek laat, zij [uw hemelse Vrienden, Jehovah God en Jezus Christus] u mogen ontvangen in de eeuwige woonplaatsen” (Lukas 16:9). Hoewel wij dus enkele materiële dingen nodig hebben en wij deze middelen kunnen gebruiken om de Koninkrijksbelangen te bevorderen en hemelse Vrienden te maken, dienen wij niet toe te laten dat ons hart wordt verdorven doordat wij het wereldse doel nastreven een overvloedige hoeveelheid van deze dingen te verwerven. — Lukas 12:34.
19. Hoe dienen wij te denken over het wereldse doel om eer te verwerven?
19 Nog een werelds doel is het verwerven van een goede positie, roem en eer. Vaak vergt dit jaren van hoger onderwijs, omhoogklimmen op de sociale ladder en dergelijke. Maar mensen die hun eigen eer zoeken, worden in de Schrift vergeleken met degenen die te veel honing eten, hetgeen misselijkheid kan veroorzaken. Zo lezen wij: „Veel honing eten is niet goed, veel eer zoeken al evenmin” (Spreuken 25:16, 27, Groot Nieuws Bijbel; NW). Evenzo is het onschriftuurlijk om wereldse helden en sterren te vereren, iets waarvan christelijke ouders beseffen dat zij dit soms op vriendelijke wijze aan hun kinderen duidelijk moeten maken. (Vergelijk Handelingen 12:21-23.) Ook op zulke kwesties moeten wij beslist een juiste kijk hebben indien wij ’heilig voor onze God’ willen blijven en het willen vermijden ten volle gebruik te maken van de wereld.
Maak niet ’ten volle gebruik van de wereld’
20, 21. Waarom dienen wij niet ten volle gebruik te maken van de wereld?
20 Als getrouwe getuigen van Jehovah dienen wij derhalve niet ten volle gebruik te maken van de wereld. Wij „dienen [ons] er niet door in beslag te laten nemen” omdat (1) ’de overgebleven tijd kort is geworden’, (2) „de wereld zoals wij die kennen, voorbijgaat”, (3) onze kostbare verhouding tot Jehovah centraal dient te staan in ons leven, (4) wij Gods geest en niet die van de wereld aan de dag moeten leggen, (5) wij ons ’onbevlekt van de wereld moeten bewaren’ en (6) wij ’heilig voor onze God’ moeten blijven.
21 Wij kunnen dit alles alleen doen met Jehovah’s hulp. (Vergelijk Zacharia 4:6.) Aangezien wij de schitterende Koninkrijkshoop hebben, dienen wij niet ten volle gebruik te willen maken van de wereld, alsof datgene wat de wereld te bieden heeft, alles is wat wij hebben. Maar wat kan ons werkelijk helpen wereldse wegen en begeerten te verwerpen?
Kunt u zich dit herinneren?
□ Welke „wereld” wordt in 1 Korinthiërs 7:31 bedoeld?
□ Hoe dienen christenen de wijze waarop zij gebruik maken van de wereld, te bezien aangezien ’het toneel van deze wereld bezig is te veranderen’?
□ Tot in welke mate kunnen christenen op passende wijze gebruik maken van de wereld?
□ Wat is „de geest van de wereld”, maar welke geest leggen degenen die Jehovah liefhebben aan de dag?
□ Hoe verschilt Jehovah’s volk van de wereld wat doeleinden betreft?
[Illustratie op blz. 18]
De koopman verkocht alles om „één parel van grote waarde” te kopen
[Illustratie op blz. 20]
Van franje voorziene randen aan hun gewaden herinnerden de Israëlieten eraan dat zij zich heilig moesten betonen voor Jehovah. Het verlangen ’heilig te zijn voor onze God’ dient ons ertoe te brengen op behoedzame wijze gebruik te maken van de wereld