Het huwelijk onder onvolmaakte omstandigheden
1. Wat zou het huwelijk de mens volgens Gods voornemen moeten bezorgen en welk doel zou het dienen?
HET huwelijk is door onvolmaaktheid onder grote druk en spanning komen te staan. Onvolmaaktheid is aan zonde te wijten en zonde bestaat uit onrechtvaardigheid, ongehoorzaamheid aan de volmaakte wetten van Jehovah God. Het Edense huwelijk van Adam en Eva was volmaakt omdat het door Jehovah God, wiens activiteiten alle volmaakt, wiens wegen alle gerechtigheid zijn, was ingesteld (Deut. 32:4, NW). Adam werd niet ongelukkig toen Jehovah een rib en tezamen hiermee de vrouwelijke kenmerken welke hij oorspronkelijk bezat, van hem wegnam. God gaf hem hiervoor een echtgenote, een volmaakte vrouw terug en dit bezorgde hem een ongekend geluk. Hoe gelukkig waren zij op hun trouwdag in Eden. Het toen ingewijde huwelijk beoogde de huwelijkspartners een voortdurend en onuitsprekelijk geluk te bereiden door vruchtbaar te zijn en volmaakte kinderen naar hun soort voort te brengen. Dit zou God, die hen in de echt had verbonden zeer behagen, want hierdoor zou zijn voornemen met betrekking tot de aarde in vervulling gaan, namelijk, dat zij „bewoond” zou worden. — Gen. 1:26-28; Jes. 45:18, PC.
2. (a) Waardoor werd het volmaakte geluk van het eerste mensenpaar verstoord? (b) Hoe onderwees Adam zijn vrouw en door wat te doen zou hij zijn liefde voor God en haar tonen?
2 Waardoor is er dan eigenlijk een einde gekomen aan het volledige geluk van het menselijke huwelijk, en waardoor zijn de omstandigheden waaronder het bestaat onvolmaakt geworden? Ten eerste doordat zij de juiste verhouding waarin zij ten opzichte van elkaar stonden en welke God zo tussen echtgenoot en echtgenote had ingesteld, weigerden te erkennen en zich er aan te houden. Adam en Eva behoorden elkaar toe, evenals een hoofd en een lichaam bij elkaar behoren. „Want Adam werd eerst geformeerd, daarna Eva” (1 Tim. 2:13, NW). Adam onderwees Eva. Hij wandelde met haar door de hem zo bekende Edense paradijstuin en vertelde haar hoe hij de dieren had genoemd, en wat het belangrijkste was, hoe zij als de moeder van een volmaakte, menselijke familie voor eeuwig in dit paradijs van geneugte zou kunnen blijven leven, doordat hij haar op de hoogte bracht van het speciale gebod van Jehovah God. Daar dit iets speciaals was, ging het vooraf aan de instructies welke God hen beiden gaf betreffende het voor alle schepselen bestemde voedsel (Gen. 1:28-30). Dit alleen aan Adam gegeven gebod luidde: „Van elke boom van de hof moogt gij tot verzadiging eten. Maar aangaande de boom der kennis van goed en kwaad, daarvan moet gij niet eten, want op de dag dat gij er van eet, zult gij beslist sterven” (Gen. 2:16, 17, NW). Dit gebod was nu eveneens op Eva van toepassing, want zij was een deel van hem, één vlees met hem. Hij had haar van dit goddelijke gebod op de hoogte gesteld en was er als hoofd eveneens voor verantwoordelijk dat deze het leven beschermende wet kracht werd bijgezet. Zijn liefde voor haar en zich zelf zou blijken wanneer hij de hand aan deze wet zou houden. Zij was een deel van zijn beenderen en vlees, en het spreekt vanzelf dat hij dit niet zou haten. Wanneer Adam zich aan deze wet zou houden, zou hij in het bijzonder tonen dat hij hun dierbare Levengever, Jehovah God, meer liefhad dan zich zelf of iemand anders, hetgeen zo diende te zijn.
3. (a) Hoe handelde Eva voordat een wetsverbreker zich bij haar aandiende? (b) Wat deed Satan om welk doel te verwezenlijken?
3 Een tijd lang onderwierp Eva zich aan haar echtgenoot als haar hoofd. Zij trok de straf welke er op het verbreken van Gods wet stond, niet in twijfel en was niet de mening toegedaan dat haar echtgenoot door God dienaangaande was bedrogen. Het kwam niet bij haar op te bepalen of vast te stellen wat goed en wat kwaad was. Zij was een echte hulp voor Adam en paste op volmaakte wijze in zijn leven en dit gaf haar veiligheid en geluk. Toen zij alleen was, stelde er zich op een bepaald tijdstip een wetsverbreker, een huwelijksstoker, aan haar voor. Door middel van een in Eden levende slang vroeg hij haar om inlichtingen. Zij vertelde hem wat haar echtgenoot haar had verteld. De slang, of de onzichtbare die achter hem stond, roddelde niet door zonder bepaalde bedoeling over alledaagse onbenulligheden te praten of een leugen te herhalen. Neen, hij deed wat Jezus over hem zeide, hij loog ondubbelzinnig en maakte zich zelf tot de vader van alle leugens (Joh. 8:44; 2 Kor. 11:3). Zonder veel omhaal weersprak hij wat Adam aan Eva en wat God in het begin aan Adam had medegedeeld. „De slang [zeide] tot de vrouw: ’Gij zult beslist niet sterven,’” en daarna vervolgde hij, terwijl hij deed alsof hij de ware feiten betreffende die verboden boom kende: „Want God weet dat op dezelfde dag dat gij er van eet, uw ogen stellig geopend moeten worden en gij stellig gelijk God moet zijn, kennend goed en kwaad” (Gen. 3:1-5, NW). De Slang, Satan de Duivel, beoogde door God op deze wijze tegen te werken en te belasteren, een begin te maken met de breuk in de huwelijksverbintenis tussen Jehovah God en zijn organisatie-vrouw, zijn „vrouw,” dat wil zeggen zijn universele organisatie van heilige schepselen, waartoe Adam en Eva toentertijd behoorden.
4. (a) Hoe had Eva moeten reageren, maar aan wiens woorden gaf zij de voorkeur boven die van wie anders? (b) Waarom was hetgeen Eva deed insubordinatie in haar huwelijk en waardoor werd zij hiertoe aangedreven?
4 Antwoordde Eva nu, haar huwelijksverhouding in acht nemend: ’Welk recht heb je het woord van mijn echtgenoot en van zijn God die het hem heeft gegeven, te weerspreken? Zal ik mij aan jou, een beest, onderwerpen in plaats van aan mijn echtgenoot, mijn door God aangestelde hoofd?’ Neen! Eva gaf hier niet de voorkeur aan het woord en de wet van God boven die van haar echtgenoot, maar stelde het woord van de slang boven het in overeenstemming met het woord van Jehovah zijnde woord van haar echtgenoot. Twee getuigen, Jehovah en Adam, stonden hier tegenover de ene valse getuige, de grote Slang. Wanneer Eva haar menselijke hoofd zou hebben gerespecteerd, zou zij hebben gezegd dat zij eerst haar echtgenoot zou raadplegen om te zien of hij het eten van de verboden vrucht, hetgeen in strijd was met Gods gebod, zou goedkeuren, want hij kende God beter dan zij. In plaats dat Eva echter naar haar echtgenoot opzag en met hem over Gods wet sprak, bezag zij de verboden vrucht vanuit het nieuwe, haar door een beest voorgehouden standpunt. Zij liet toe dat de begeerte naar de vrucht in haar opkwam, haar in verzoeking leidde en haar er toe bracht tot de daad over te gaan, hetgeen tot zonde leidde en waarop onvermijdelijk de doodstraf stond (Jak. 1:14, 15). „Daarom begon zij van zijn vrucht te nemen en er van te eten” (Gen. 3:6, NW). Zij liep op haar echtgenoot en hoofd vooruit en stelde haar eigen verstand boven het zijne. Zij werd op grove wijze bedrogen, maar haar ongehoorzaamheid aan de huwelijksbepalingen was even ernstig.
5. Welk gevolg bleef nadat Eva van de vrucht had gegeten, vooreerst uit, maar welk niet?
5 In openlijke minachting van God als haar hemelse Soeverein en haar echtgenoot als haar hoofd, at Eva van de verboden vrucht. Het bijbelse verslag vermeldt niet dat haar geweten haar terstond begon te kwellen en zij zich er van bewust werd dat zij volkomen naakt was, waardoor ze door een schrik werd bevangen en zich voor de andere sekse, haar echtgenoot, wilde verbergen. Spreuken 9:17, 18 (NBG) zegt ons: „Gestolen water is zoet, heimelijk gegeten brood is smakelijk. Maar hij weet niet, dat daar schimmen zijn, dat haar genodigden zijn in de diepten van het dodenrijk.” Totaal bedrogen, in het geheel niet beangst voor de doodstraf, zonder seksuele schaamte, en het tijdelijk genot smakend van de vrucht welke zij van de verboden boom had gestolen en heimelijk buiten medeweten van haar echtgenoot had opgegeten, ging Eva zelfingenomen naar Adam toe en bood hem een gedeelte van de verboden vrucht aan. Wat zou hij nu doen?
6. Uit welke later gegeven theocratische wet blijkt welke handelwijze Adam aan de dag had moeten leggen en waarom?
6 Adam begreep onmiddellijk dat Eva door de slang was bedrogen en had gezondigd. Gods Woord zegt: „Adam [werd] niet bedrogen, maar de vrouw werd grondig bedrogen en geraakte in overtreding” (1 Tim. 2:14, NW). Eva kon niet namens hem als haar hoofd spreken of handelen. Het hoofd moest een beslissing nemen en Adam moest óf haar zonde goedkeuren door zich willens en wetens aan haar zijde te scharen door van de gestolen vrucht te eten, óf haar daad afwijzen en onmiddellijk maatregelen nemen om te voorkomen dat dit een gewoonte zou worden in zijn gezin. Jehovah’s later aan de natie Israël gegeven theocratische wet verklaarde dienovereenkomstig: „Ingeval een vrouw Jehovah een gelofte zou doen of zich met een gelofte van onthouding zou binden . . . en zij ondertussen wellicht . . . aan een echtgenoot is gaan toebehoren en aan haar gelofte of aan de toezegging welke haar lippen ondoordacht aflegden en waarmee haar ziel zich een verplichting heeft opgelegd, gebonden zijn, en haar echtgenoot het gehoord heeft en er op de dag dat hij er van hoorde niet met haar over gesproken heeft, dan blijven haar geloften of haar geloften van onthouding welke zij zich als een verplichting heeft opgelegd, bestaan. Indien haar echtgenoot het haar echter op de dag dat hij het hoort, verbiedt, heeft hij de gelofte waaraan zij was gebonden of de toezegging welke haar lippen ondoordacht aflegden en waarmee haar ziel zich een verplichting had opgelegd, teniet gedaan, en zal Jehovah haar vergeven” (Num. 30:3, 6-8, NW). Adam had Eva dus kunnen berispen, God waarachtig en de Slang, de Duivel, een leugenaar bevonden kunnen laten worden, en aldus had hij zich zelf kunnen rechtvaardigen en het bewijs hebben geleverd dat hij geen deel had aan haar verbreking van Gods wet. God had hem als hoofd aangesteld en hij had dit dienen te respecteren door zich tegen Eva’s eigenmachtige daad van het nemen van beslissingen alsof zij het hoofd was, te verzetten.
DE KWADE GEVOLGEN VAN OVERTREDINGEN DER HUWELIJKSBEPALINGEN
7. Wat zou Adam getoond hebben wanneer hij de hem door Eva aangeboden vrucht had geweigerd? en wat gaf hij te kennen doordat hij haar aannam?
7 Wanneer Adam zich zelf, zijn leven en zijn nakomelingen had liefgehad, zou hij de verboden vrucht uit de hand van zijn vrouw hebben geweigerd en haar, zijn eigen vlees, de juiste handelwijze hebben getoond. Wanneer hij God meer dan zich zelf en zijn vrouw had liefgehad, zou hij het aanbod van de hand hebben gewezen en Gods gebod hebben gehouden. Hij zou liever van zijn vrouw dan van God zijn gescheiden. De plaats van een ware echtgenoot vervullend, zou hij zijn door God verordineerde leiderschap hebben gerespecteerd en voor zich en zijn huis de juiste beslissing hebben genomen. Hij zou hebben getoond dat hij de kracht bezat zich van zijn verantwoordelijkheid te kwijten en zijn rechtschapenheid jegens God te handhaven. Adam zag echter niet naar God op, maar naar zijn vrouw die hem de vrucht voorhield. Nu vormde zich in hem een begeerte naar haar, niet als helpster en aanvullende persoon om Gods opdracht tot vermenigvuldiging ten uitvoer te brengen, doch als naar een middel tot bevrediging van zijn vlees. Hij werd hierdoor verleid, dacht meer daaraan en schonk daaraan meer aandacht dan aan de vreugde om Gods gebod te gehoorzamen, en verzwakte. Hij verloochende en verwierp zijn eigen leiderschap als echtgenoot en luisterde naar de stem van zijn vrouw, niet naar die van God. Hij at van de verboden vrucht.
8, 9. Wat voor gevolg had het dat Adam zijn vrouw verkoos boven God? Hoe antwoordden zij God?
8 Hij bleef zijn vrouw trouw, maar in het verkeerde, want hij verliet het gezelschap van zijn God en Vader. Zonder bedrogen te zijn, maar weloverwogen schaarde hij zich aan de zijde van de Slang, Satan de Duivel, in diens opstand tegen God. De bijbel beschrijft niet de geestelijke strijd of de emoties, maar verklaart eenvoudigweg: „Daarna gaf zij er ook van aan haar echtgenoot toen deze bij haar was en hij begon er van te eten.” Hoewel beiden nu hadden gezondigd, was Adams zonde groter daar hij een grotere verantwoordelijkheid droeg. Zij konden elkaar niet meer op reine, natuurlijke wijze aanzien. „Toen werden hun beider ogen geopend en zij begonnen te beseffen dat zij naakt waren. Zij naaiden daarom vijgebladeren aan elkaar en maakten zich lendebedekkingen.” — Gen. 3:6, 7, NW.
9 Er was nu een barrière tussen de man en zijn vrouw opgeworpen, al werd dit slechts door aan elkaar genaaide vijgebladeren gesymboliseerd. Voor zijn vrouw noch voor zijn God kon Adam zich meer rein voelen. Hij voelde zich niet meer op zijn gemak wanneer hij met God sprak; hij zag er niet langer gretig naar uit, maar vluchtte er nu voor. Toen Adam en Eva daarom bemerkten dat God onzichtbaar tegenwoordig was en naar hen toekwam, verborgen zij zich achter de bomen. God riep Adam, niet zijn vrouw. Adam antwoordde God dat hij voelde dat hij niet voor hem kon verschijnen. Wel, waarom dan niet? Had Adam van de verboden vrucht gegeten? Nu, niet rechtstreeks van de boom, maar hij had uit de hand van zijn vrouw gegeten ten einde haar een plezier te doen. Maar waarom had de vrouw dan rechtstreeks van de verboden boom gegeten? Nu moest de vrouw toegeven dat zij niet zo verstandig had gehandeld. Ze zeide: „De slang heeft mij bedrogen en daarom heb ik gegeten” (Gen. 3:8-13, NW). Zij had niet gedacht dat dit het gevolg zou zijn.
10. (a) In welk huwelijk zou Satan niet kunnen stoken en waarom niet? (b) Wat zeide God dat er met Satan en zijn zaad zou gebeuren?
10 Nu wendde God zich tot de grote Slang, Satan de Duivel, die het huwelijk tussen Adam en Eva in grote moeilijkheden had gebracht. Indien de Slang, Satan de Duivel, echter ook maar een enkel ogenblik had gedacht dat hij in het huwelijk tussen Jehovah God en zijn „vrouw,” zijn hemelse, universele organisatie onder zijn eniggeboren Zoon, zou kunnen stoken, had hij het toch beslist bij het verkeerde eind. Terwijl Jehovah Satan de Duivel vervloekte en hem tot een vernederd bestaan veroordeelde waarin hij zich met gewoon stof moest voeden, bracht de Grote Echtgenoot, zijn „vrouw” ter sprake. Hij schreef haar de volgende, andere, handelwijze voor dan Eva had gevolgd: „Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw en tussen uw zaad en haar zaad. Hij zal u in de kop vermorzelen en gij zult hem in de hiel vermorzelen” (Gen. 3:14, 15, NW). Zijn hemelse organisatie-vrouw zou er liefdevol geheel niet aan denken van zijn zijde te wijken, maar de Bedrieger, de Slang, Satan de Duivel, zou zij haten. Haar nakomelingen of kinderen zouden de nakomelingen of het zaad van de bedrieger weerstaan. De verwonding welke haar nakomeling de grote Slang zou toebrengen, zou ernstiger zijn dan omgekeerd, want dit laatste zou slechts een tijdelijke mankheid tot gevolg hebben. De verwonding zou op een vitaler plaats worden toegebracht: De kop van de Slang zou verpletterd en zijn gehele zaad vernietigd worden. Gods organisatie-vrouw of „vrouw” zou tot in alle eeuwigheid vruchten kunnen tonen die de naam van haar Echtgenoot, Jehovah, zouden dragen.
11. Wat zeide God dat er van die tijd af met het menselijke huwelijk zou gebeuren, en waarom zou vooral de positie van de vrouw moeilijk worden?
11 Jehovah voorzegde vervolgens dat er zich in het menselijke huwelijk van toen af aan vele moeilijkheden zouden voordoen en dat getrouwde paren ’verdrukking in het vlees’ zouden kennen. Vooral de positie van de vrouw in de huwelijksregeling zou erg moeilijk zijn, en na een zesduizendjarige ervaring kan er gezegd worden dat Jehovah daarover toen in Eden de waarheid heeft gesproken. „Tot de vrouw zeide hij: ’Ik zal uw zwangerschapspijnen sterk doen toenemen; in barensweeën zult gij kinderen voortbrengen, en uw begeerte zal naar uw echtgenoot uitgaan, en hij zal over u heersen’” (Gen. 3:16, NW). De heerschappij van de echtgenoot over de vrouw was niet iets wat hij naar believen zou kunnen uitoefenen en waaraan zij zich naar willekeur zou kunnen onderwerpen. Zijn heerschappij zou evenzeer een feit zijn als de toekomstige toename van haar zwangerschapspijnen en dat zij in barensweeën kinderen zou voortbrengen. Desondanks zou zij toch een echtgenoot willen hebben. Zou zij geen echtgenoot hebben, dan zou zij hierdoor in verlegenheid worden gebracht en het als een schande beschouwen; zou zij wel getrouwd zijn maar geen kinderen hebben, dan zou zij dit opvatten als een verijdeling, een nederlaag toegebracht aan het doel van haar sekse, een teleurstelling voor haar en haar echtgenoot. Laat hem eigenaar en heerser zijn, maar geef haar een huwelijk met kinderen.
12. Wat bracht Adam over zich zelf doordat hij trachtte zijn vrouw te behagen?
12 Hoe vernederend moet het voor het aangestelde hoofd van het echtpaar, Adam, zijn geweest toen God het doodvonnis over hem begon uit te spreken: „Omdat gij naar de stem van uw vrouw hebt geluisterd.” Ja, alleen omdat hij had geluisterd naar het schepsel in plaats van naar de Schepper, die hem het bevel had gegeven niet van de boom der kennis van goed en kwaad te eten. Hij probeerde zijn vrouw te behagen in de hoop haar niet te verliezen, maar daardoor deed hij iets wat niet zulke prettige gevolgen voor haar met zich bracht en waardoor hij dus onvermijdelijk in haar waardering en achting moest dalen. Zijn gebrek aan wijsheid bleek uit de resultaten. Hij verloor het paradijstehuis voor haar. Hij verloor zijn positie van goedgekeurde zoon van God waarin hij bij God voor haar had kunnen pleiten en had kunnen bewerkstelligen dat haar als bedrogen vrouw enige consideratie zou zijn betoond. Hij liet haar zonder voldoende bescherming tegen de verdere misleidingen en het een beproeving vormende wanbestuur van Satan de Duivel. Indien zij niet als eerste zou sterven, zou zij bij zijn dood als weduwe, zonder echtgenoot, achterblijven. Met hem was zij uit de hof van Eden verdreven om door God verstoten te sterven. — Gen. 3:17-24, NW.
13, 14. Waarom kon hun leven buiten Eden niet gelukkig zijn, en aan wie was dit te wijten?
13 Gods Woord vertelt ons verder zeer weinig over het huwelijksleven van Adam en Eva buiten de Edense paradijstuin, maar wij kunnen er zeker van zijn dat het niet gelukkig was. Wanneer zij elkaar bekeken en zich herinnerden welk aandeel elk had gehad in het teweegbrengen van dit droeve resultaat, kon geen van beiden zich in de ander verheugen. Adam had nu zijn volmaakte zelfbeheersing verloren. Eerst buiten Eden had hij seksuele omgang met zijn vrouw. Het was geen gelukkig ogenblik toen hij haar in barensweeën zag ineenkrimpen toen zij hun eerste kind, een zoon, ter wereld bracht. Deze jongen, Kaïn, werd een moordenaar, doodde zijn eigen broer, en werd hierdoor de moordenaar van de eerste menselijke getuige van Jehovah, de getrouwe Abel. Kaïn kwam onder de vloek te staan van de God van wie Abel een getuige was. Hij was ten dode bestemd en het vonnis zou door niemand anders dan God zelf voltrokken worden. Zijn huwelijksleven met een van zijn zusters in het land van het Vluchtelingschap was niet gelukkig. — Gen. 4:1-17; 1 Joh. 3:12; Hebr. 11:2, 4; 12:1.
14 Adam en Eva leefden lang genoeg om de slechte vruchten van hun onvolmaakte huwelijksleven te zien toenemen. De echtelijke staat van geen hunner nakomelingen bleek volmaakt gelukkig te zijn. Waaraan was dit alles toch te wijten? Allereerst schoten de eerste man en zijn vrouw er in tekort God eendrachtig en meer dan iemand anders lief te hebben. Hierbij bleef het echter niet, want ten gevolge hiervan toonden zij in het geheel geen waardering voor de hun door God toegewezen plaats van echtgenoot en echtgenote in de huwelijksregeling en leefden niet in overeenstemming met de verantwoordelijkheden en verplichtingen welke aan die plaats verbonden waren. Adam droeg als het hoofd in deze de voornaamste verantwoordelijkheid. Het Woord van God, de Rechter, zegt, wanneer het op hem wijst als de persoon die voornamelijk verantwoordelijk is voor alle zonde en dood welke over ons die als gevolg van hun geruïneerde huwelijk zijn geboren, is gekomen: „Door één man [is] de zonde de wereld . . . binnengekomen en door de zonde de dood, en de dood [heeft] zich aldus tot alle mensen . . . uitgebreid omdat zij allen hadden gezondigd — . . . de dood [heeft] als koning geheerst van Adam” (Rom. 5:12-14, NW). Daarom was de schade, ontstaan door het op verkeerde wijze ten uitvoer brengen van de in het begin door God ingestelde huwelijksregeling, zo verstrekkend en rampzalig.
15. (a) Wat valt er over Jehovah’s huwelijk te zeggen? (b) Wat had Jehovah zich voorgenomen met betrekking tot het huwelijk van de mens, en wat deed hij ten teken hiervan in Noachs dagen?
15 Jehovah Gods eigen huwelijk met zijn organisatie-vrouw, zijn universele hemelse organisatie, is niet verbroken en is gelukkig gebleven, en het is ondanks alles wat de kwaadaardige huwelijksstoker er tegen heeft proberen te doen, zeer vruchtbaar geweest. Het zaad van Jehovah’s vrouw is voortgebracht en spoedig zal het de kop van de Slang verpletteren en er op toezien dat de universele soevereiniteit van de Allerhoogste God wordt gerechtvaardigd. In overeenstemming met zijn eigen echtelijke geluk lag het oorspronkelijk in de bedoeling van Jehovah God dat het huwelijksleven van zijn getrouwe zonen en dienaren hier op aarde eveneens een vreugdevolle ervaring zou zijn, waarbij zij geen „verdrukking in het vlees” zouden ondervinden, welke op het ogenblik onvermijdelijk is vanwege de onvolmaaktheid van een ieder afzonderlijk en van ieder getrouwd paar en omdat zij in het wereldse samenstel van dingen leven waarvan de god Satan de Duivel is (1 Kor. 7:28, NW). Ten teken hiervan vaagde Jehovah God in de dagen van Noach alle getrouwde paren die een deel van de corrupte, gewelddadige „wereld van die tijd” waren, van de aardbodem, door de aarde een zonnejaar lang met een boven de bergen uitstijgende vloed te bedekken, zodat allen verdronken. In die dagen ’huwden mannen, vrouwen werden ten huwelijk gegeven, tot de dag waarop Noach de ark inging.’ God bracht echter slechts vier echtparen, alle getuigen van Jehovah, namelijk Noach en zijn drie zonen elk met hun vrouw, door de vloed heen. — Luk. 17:26, 27, NW.
16. (a) Hoe waren de omstandigheden voor het huwelijk vlak na de vloed? (b) Welke zegen gaf God die overlevenden en wat heeft dit tot nog toe betekent?
16 De wereld van voor de vloed behoorde volledig tot het verleden toen deze vier echtparen op de berg Ararat uit de ark stapten om een nieuw leven op de gereinigde aarde te beginnen. De omstandigheden waren toen nagenoeg gelijk aan die waaronder Adam en Eva in Eden leefden. Buiten de ark bevonden zich nergens op aarde menselijke bewoners. God zegende hen en gaf hun het gebod kinderen voort te brengen en de aarde met hen te vervullen. Behalve die vier echtparen waren er nergens anders op aarde menselijke schepselen te vinden. Ten einde zijn oorspronkelijke bedoeling met de aarde te bekrachtigen, zegende God hen nadat zij op het droge land de aanbidding van Jehovah God weer hadden ingesteld. „En God ging voort Noach en zijn zonen te zegenen en tot hen te zeggen: ’Weest vruchtbaar en wordt tot velen en vult de aarde. . . . En wat ulieden aangaat, weest vruchtbaar en wordt tot velen, doe de aarde van u wemelen en wordt tot velen op de aarde’” (Gen. 9:1-7, NW). Dat betekende dat er in de duizenden jaren tot nu toe vele huwelijken zouden worden gesloten. Als gevolg hiervan wemelt de aarde op het ogenblik van mensen en blijft het aantal huwelijken toenemen. De groeiende onvolmaaktheid van echtparen en de omstandigheden waaronder zij leven, hebben tot vele gecompliceerde echtelijke moeilijkheden geleid. Hoe kunnen deze op een Gode welbehaaglijke wijze worden opgelost, zodat het resultaat het eeuwige geluk van de betrokken huwelijkspartners zal zijn? Hoe deze moeilijkheden in de Nieuwe-Wereldmaatschappij worden aangepakt, zal uitvoerig worden uiteengezet in de komende uitgaven van De Wachttoren.