Wat God heeft beloofd
WANNEER u elke dag bij het openslaan van de krant nieuwe problemen en crisissen breed uitgemeten krijgt voorgeschoteld, bekruipt u dan wel eens het gevoel van: ’O, kon ik maar een beetje rust krijgen’? Ja, het kan niet anders of betere tijden zullen voor ons ook bevrijding moeten inhouden van de spanningen, irritaties en frustraties waaraan we thans bloot staan.
En dit is nu precies wat God in zijn Woord de bijbel heeft beloofd. Hij kent de gesteldheid van de mens en weet dat deze rust nodig heeft — mensen putten zich momenteel letterlijk uit door de situatie waarin zij verkeren. Het was de psalmist die zei: „Want hijzelf weet zeer goed hoe wij zijn gevormd, gedachtig dat wij stof zijn” (Ps. 103:14). Hij heeft voor de mensheid verlichting beloofd door middel van een rechtvaardige regering, een regering die alle falende stelsels van thans zal vervangen en een gezonde, vreedzame menselijke samenleving op aarde tot stand zal brengen. Die regering is de Koninkrijksheerschappij waar Jezus zijn volgelingen om leerde bidden. — Matth. 6:9, 10.
Het hoofd van die regering is dezelfde als hij die tot mensen in zijn tijd — mensen die reikhalzend naar betere tijden uitzagen — zei: „Komt allen tot mij die zwoegt en zwaar beladen zijt, en ik zal u verkwikken. Neemt mijn juk op u en wordt mijn discipelen, want ik ben zachtaardig en ootmoedig van hart, en gij zult verkwikking vinden voor uw ziel.” — Matth. 11:28, 29.
Hoe kunnen we er echter zeker van zijn dat die hoop op verlichting door deze Koninkrijksregering verwezenlijkt zal worden? Hoe kunnen we er zeker van zijn dat het hier niet om beloftes gaat van hetzelfde kaliber als de hedendaagse wereldleiders al zo vaak hebben geuit?
Wel, als iemand iets belooft en we weten dat hij iets soortgelijks reeds in het verleden heeft gedaan, vertrouwen we erop dat hij zijn belofte kan en zal nakomen. En dit is nu precies met God het geval. Eeuwen geleden handelde hij zodanig met de natie Israël dat wij ons een goed beeld kunnen vormen van zijn vermogen om betere tijden te brengen en wat het betekent wanneer hij zegt dat hij mensen vrede en rust zal schenken. — Jes. 32:17, 18.
Dat niet alleen, God vertelt ons zelfs dat hij speciaal van deze dingen een verslag heeft laten maken om voorbeelden en illustraties te verschaffen van wat hij op wereldomvattende schaal en blijvend voor de gehele aarde zal doen. Laat ons eens enkele van deze illustraties onder de loep nemen. — 1 Kor. 10:11; Rom. 15:4.
Toen een natie rust had
In het besef dat de mens rust nodig had van spanningen en zorgen, voorzag God in de regeling dat de oude natie Israël elk zevende jaar een sabbatjaar had. Geen enkele andere natie genoot zo’n rustverschaffende voorziening. Wat voor heilzaams bracht deze regeling en hoe laat ze zich vergelijken met wat we nu zien?
Wanneer Israël God gehoorzaamde door de daartoe aangewezen sabbatjaren in acht te nemen, werden zij niet verstoord door hun vijanden. Het land had er profijt van en kon herstellen omdat het dat jaar niet bebouwd werd. En geen enkele arme, ook als hij dat jaar misschien nergens een betrekking kon krijgen, leed honger, want hij had de volledige en vrije beschikking over al het graan, alle groenten en al het fruit dat uit zichzelf groeide of opschoot.
De eigenaar van het land, die normaal zes jaar achtereen aan één stuk door werkte, had nu extra tijd voor zijn gezin, omdat hij in de landbouwgemeenschap die Israël indertijd was, in dat jaar vrijwel geen noodzakelijke werkzaamheden had te verrichten. Geestelijke aangelegenheden — het onderwijs en de opleiding van de kinderen en de opbouw van het gezinsleven — konden grotere aandacht ontvangen, waardoor de band van liefde werd versterkt en de verdeeldheid en misdadigheid kon worden voorkomen waarmee thans zoveel gezinnen zijn besmet. Ook economische zorgen plaagden hen niet, want geen schuldeiser kon dat jaar op betaling van een schuld komen aandringen. — Lev. 25:2-7; Deut. 15:1-3.
Bovendien was elk vijftigste jaar een „jubel”-jaar. Dit was een jaar van nog vollediger rust, een ’jaar van bevrijding’. Het jubeljaar had dezelfde voorzieningen als de om de zeven jaar gehouden jaarsabbat. Maar daar bleef het niet bij. Landen van thans kunnen veel leren van de jubeljaarwetten.
Aan het begin van het jubeljaar werden alle schulden kwijtgescholden. Elke man die zijn erfelijke bezitting had verkocht, kreeg die terug. Ze werd hem zonder voorwaarden teruggeschonken. Als hij zichzelf als gehuurde werkkracht aan een ander had verkocht om zijn schuld af te lossen, herkreeg hij op de eerste dag van dat ’jaar van bevrijding’ zijn volledige vrijheid. — Lev. 25:8-22.
Welk een rust, welk een zekerheid bracht deze regeling het volk! De huishouding van het land bleef in perfecte balans. Het ontstaan van een klasse van uitzonderlijk rijken en uitzonderlijk armen werd voorkomen en inflatie bleef achterwege. De waarde van het land bleef, evenals dat van de lonen, stabiel. — Lev. 27:16-19; 25:50.
Wat een contrast met de huidige wereldsituatie! Oplopende kosten schepen de consument thans op met stijgende prijzen, een verschijnsel dat op zijn beurt weer een verhoging van het inkomen noodzakelijk maakt. Dit lijkt een poosje goed te gaan, maar er komt een afrekeningsdag. Schulden stijgen met de inflatie tot ongekende hoogten. Het gevolg? Een bankroet, eerst op individueel en dan op nationaal niveau. Alle hulpbronnen van het land zijn te zeer aangesproken en uitgeput. Afgezien van deze ontwikkeling ontkomen veel, zelfs goed verdienende arbeiders niet aan het gevoel van onbehagen dat monotoon lopende-bandwerk hun bezorgt.
Onder Gods regeling kwam de menselijke waardigheid volledig tot haar recht. Een mens was niet voor altijd de slaaf van een geestdodende routine. Elkeen was vrij zijn geest en talenten te gebruiken ter vergroting van het nationaal welzijn. Het gezin werd bijeengehouden. Allen ontvingen onderwijs, velen in gespecialiseerde beroepen. Analfabetisme was onbekend, en onderwijs in geestelijke aangelegenheden hield het zedelijk peil van de natie hoog. Het was gehoorzaamheid aan Gods wet die tot deze zegeningen en gelukkige omstandigheden leidde.
Rust voor de gehele aarde
Allicht zal iemand nu vragen: ’Wat heeft dit nu met onze huidige hoop op betere tijden te maken?’ Wel, laten wij Jezus Christus, Gods aangestelde koning voor de aarde, aan het woord laten; hij legde een verband. Niet dat hij bedoelde dat mensen voor het verkrijgen van verlichting tot de levenswijze van het oude Israël moesten terugkeren, of naar een „paard en wagen”-tijdperk zonder moderne gemakken en uitvindingen. Neen, die sabbatten in het verleden waren een zinnebeeld van grotere en blijvender dingen.
Jezus wees erop dat de sabbatwetten de mens niet louter als een rituele last waren opgelegd. Hij zei: „De sabbat is ter wille van de mens ontstaan, en niet de mens ter wille van de sabbat.” Daarna deed hij een zeer belangrijke verklaring en zei: „Derhalve is de Zoon des mensen Heer ook van de sabbat.” — Mark. 2:27, 28.
Voor het genieten van betere tijden is een goede gezondheid stellig noodzakelijk. Merk dan op hoe Jezus bewees ’Heer van de sabbat’ te zijn door veel van zijn meest verbazingwekkende genezingswerken op de joodse sabbatdag te verrichten. De joodse leiders, wie het werkelijke doel van de sabbat volkomen ontging, waren bitter gestemd over deze werken van barmhartigheid op de rustdag. Niettemin verrichtte Jezus op de sabbat wonderen om te voorschaduwen wat tijdens de grotere rust- of sabbat-„dag” van duizend jaar tijdens zijn Koninkrijksregering op de aarde zou gebeuren.
Aangezien Jezus wist dat het offer van zijn eigen menselijke leven ten behoeve van de mensheid de letterlijke week- en jaarsabbatten — de profetische „schaduw” van toekomstige goede dingen — teniet zou doen (Ef. 2:15; Kol. 2:13, 14), verrichtte hij zijn genezingen en opwekkingen van doden slechts tijdelijk en ter aanmoediging van ons thans, die uitzien naar de volledige en blijvende vervulling tijdens de Koninkrijkssabbat. De apostel Paulus schreef hierover aan christenen: „Laat niemand u daarom oordelen . . . met betrekking tot een feestdag of een viering van . . . een sabbat, want die dingen zijn een schaduw van de toekomende dingen, maar de werkelijkheid behoort de Christus toe.” — Kol. 2:16, 17.
Blijvende gezondheid en blijvend leven
Moeten we hieruit opmaken dat dodelijke ziekten als hartkwalen en kanker gedurende de betere tijden die Gods Koninkrijksregering zal brengen, volledig zullen worden uitgeroeid? Ja, stellig. Tijdens die Koninkrijksregering hoeft niemand meer bevreesd te zijn voor het oplopen van een ziekte waar doktoren nu nog machteloos tegenover staan.
Evenmin moeten wij denken dat mensen niet voor eeuwig een uitstekende gezondheid zouden kunnen genieten. Jezus immers genas de meest vreemde ziektes, zonder uitzondering. Hij maakte blinden weer ziend en stommen weer sprekend (Matth. 9:27-34). Hij genas kreupelen en verlamden (Luk. 5:18-26; 13:11-17). Hij hergaf de ergste bezetenen hun volledige denkvermogen (Matth. 8:28-34; Luk. 8:26-39). Hij genas de mensen van de meest gevreesde ziekte van die tijd — melaatsheid (Mark. 1:40-45). Door tijdens zijn Koninkrijksheerschappij over de aarde diezelfde macht aan te wenden, kan hij alle gehoorzame mensen tot volledige volmaaktheid naar lichaam en geest brengen.
Maar degenen die reeds gestorven zijn? Jezus zag ook dezen niet over het hoofd en gaf op liefdevolle wijze een voorproefje van de opstanding door mensen uit de dood op te wekken en zelfs iemand uit het graf terug te brengen. — Matth. 9:18-26; Luk. 7:11-17; Joh. 11:38-44.
Overvloed van de noodzakelijke levensbehoeften
Evenmin bestaat er enige reden om bang te zijn voor een eventueel voedseltekort gedurende de tijd dat Christus als Heer van Gods grote Koninkrijkssabbat over de aarde regeert. De Koning zal weten wat zijn onderdanen nodig hebben (Joh. 2:25; vergelijk Matthéüs 6:7, 8). Bij de Zee van Galiléa gaf Jezus duidelijk blijk van zijn mededogen en wonderbare vermogens in dit opzicht. „Hij had medelijden” met een schare van 5000 (en een andere keer van 4000) mannen, ongerekend de vrouwen en kinderen, en voedde hen allen. In beide gevallen deed hij dit door op wonderbare wijze slechts een paar broden en vissen tot een ongekende hoeveelheid te vermeerderen. — Matth. 14:14-21; Mark. 8:19, 20.
Eeuwen voordien had God zelf al een voorproefje gegeven van de overvloedige voedselhoeveelheid waarin hij tijdens de Koninkrijkssabbatrust zal voorzien. Hoe? Door tijdens het jaar dat voorafging aan een jubel- en/of sabbatjaar voor ongehoorde oogsten te zorgen die genoeg waren voor twee of zelfs wel drie jaar! — Lev. 25:20-22.
Vrede en zekerheid
Natuurlijk zijn stoffelijke dingen, ook een goede gezondheid, op zichzelf nog geen garantie voor geluk. Er moet ook vrede zijn, niet alleen politieke vrede tussen landen, maar vrede onder de gehele aardbevolking, ongeacht ras of achtergrond.
Wat een kalmerende gedachte zal het zijn, rustig van uw huis weg te kunnen gaan zonder de deuren te hoeven sluiten! Wat aangenaam buren te hebben die zich oprecht om uw voorspoed en welzijn bekommeren! Hoe goed te weten dat u of uw kinderen geen gevaar lopen door oorlogshandelingen, misdaad of ziekte het leven te verliezen!
Deze toestand van werkelijke vrede en zekerheid werd ook lang geleden door God voorzegd en voorschaduwd, en wel in een profetie aangaande „nieuwe hemelen en een nieuwe aarde” (dat wil zeggen, de hemelse regering van Jezus Christus en het nieuwe aardse bestel onder diens duizendjarige Koninkrijksregering).
Deze profetie werd uitgesproken door Gods profeet Jesaja ten aanhoren van het volk Israël, dat later, wegens het niet in acht nemen van Gods wetten, in 607 v.G.T. in ballingschap naar Babylon werd weggevoerd. God troostte hen door duidelijk te maken dat hij hun het land zou teruggeven. Hij zei:
„Er zal van die plaats geen zuigeling meer komen van enkele dagen oud, noch een grijsaard die zijn dagen niet vervult; want als een jongen nog maar zal men sterven, ook al is men honderd jaar oud; en wat de zondaar betreft, ook al is hij honderd jaar oud, hij zal kwaad over zich hebben afgesmeekt.” — Jes. 65:17, 20.
Tijdens de zeventigjarige ballingschap waren de Israëlieten van hun afgodische weg teruggekeerd en dienden God opnieuw in waarheid (Jer. 29:10). Bij hun terugkeer konden zij zich veilig voelen, in plaats van constant in vrees voor hun vijanden te leven. Verdwenen was dat gevoel dat zij zeventig jaar voordien hadden ervaren toen Nebukadnezar was gekomen en zowel jong als oud had gedood (Klaagl. 2:21). In hun herstelde staat zou een kind tot volwassenheid opgroeien en een man zou een natuurlijke dood sterven zonder dat zijn leven vroegtijdig beëindigd zou worden door het zwaard, de honger of de gesel van een pestilentie.
Jesaja’s profetie vervolgt:
„En zij zullen stellig huizen bouwen en bewonen, en zij zullen stellig wijngaarden planten en hun vrucht eten. Zij zullen niet bouwen en iemand anders het bewonen; zij zullen niet planten en iemand anders ervan eten. . . . Zij zullen niet voor niets zwoegen, noch zullen zij baren tot ontsteltenis, want zij zijn het nageslacht bestaande uit de uitverkorenen van Jehovah, en hun nakomelingen met hen. En het zal werkelijk geschieden dat voordat zij roepen, ikzelf zal antwoorden, terwijl zij nog spreken, ikzelf zal horen.” — Jes. 65:21-24.
De uit Babylonische ballingschap herstelde Israëlieten genoten, na door Jehovah’s profeten te zijn vermaand geestelijke belangen op de eerste plaats te stellen, bij hun bouwen en planten grote voorspoed — hun bezittingen gingen niet verloren door de inval van een vijand of economische moeilijkheden. Zij hoefden hun kinderen niet meer groot te brengen om hen ten slachtoffer te zien vallen aan oorlog, misdaad of een vroegtijdige dood. Vele jaren genoten zij aldus zegen van Jehovah. Later werden zij echter wederom ongehoorzaam, en verdwenen als natie. Waarom liet God dit toe?
Het was voor Gods Messiaanse Koninkrijk nog niet de tijd om te regeren; het was nog niet de tijd voor de installering van ’nieuwe hemelen en een nieuwe aarde waarin rechtvaardigheid zal wonen’ en waarover de apostel Petrus schreef. Het betrof toentertijd slechts een miniatuur- of typologische vervulling van de profetie. — 2 Petr. 3:13.
Daden van God in het verleden verschaffen garantie voor paradijselijke omstandigheden in de toekomst
Maar wat zal de realiteit zijn onder Gods Messiaanse regering? God deed die dingen in het verleden voor zijn volk als zij naar hem luisterden. Hij zal ze op blijvende en veel grotere schaal doen voor degenen die zijn beloften thans horen en geloven, want het is zijn voornemen een paradijsaarde te hebben waarin werkelijk nieuwe levensomstandigheden voor eeuwig zullen voortduren.
Jezus sprak tegen een boosdoener die naast hem aan de paal hing over dit paradijs waarin ook hij, de boosdoener, een opstanding zou ontvangen. Deze man bracht, alhoewel hij terecht voor de een of andere misdaad werd terechtgesteld, geloof in Christus’ komende koninkrijk tot uiting, en dit bewoog Jezus ertoe hem te beloven dat hij de gelegenheid zou ontvangen daar voor eeuwig te leven. — Luk. 23:39-43.
Let ook op enige andere beloften van God, die hij in veel gevallen reeds, ten behoeve van ons geloof, onze hoop en onze troost, in de zesde eeuw vóór onze jaartelling typologisch of in het klein vervulde:
„De wildernis en de waterloze streek zullen zich uitbundig verheugen, en de woestijnvlakte zal blij zijn en bloeien als de saffraan. Ze zal zonder mankeren bloeien, en ze zal werkelijk blij zijn met blijdschap en met vreugdevol geroep. . . . Want in de wildernis zullen wateren zijn uitgebarsten, en stromen in de woestijnvlakte.” — Jes. 35:1, 2, 6.
Deze beloften werden op kleine schaal bewaarheid toen Israël uit Babylon terugkeerde. Hun land had volkomen woest en verlaten gelegen, geen mens of huisdier, slechts wilde beesten hadden het zeventig jaar bewoond. Het was een bijna volslagen woestijnachtige wildernis. God was echter verheugd over hun terugkeer tot de ware aanbidding en liet wateren in overvloed te voorschijn komen, zodat het land in korte tijd tot bloei kwam en in overvloed begon voort te brengen.
Jehovah belooft blijvende zegeningen voor hen die hem onder zijn Koninkrijksheerschappij gehoorzamen — zegeningen overeenkomend met die welke hij de gerepatrieerde Israëlieten bereidde:
„En voor hen zal ik stellig een verbond sluiten op die dag in verband met het wild gedierte van het veld en met het vliegende schepsel des hemels en dat wat op de grond kruipt, en de boog en het zwaard en oorlog zal ik uit het land verbreken, en ik wil hen in zekerheid doen neerliggen.” — Hos. 2:18.
Als Israël getrouw was gebleven, zou hun vrede hebben voortgeduurd. Maar zij waren opstandig tegen God. Onder Christus’ hemelse regering zal zo’n opstand niet plaatsvinden. Immers, op basis van zijn zoenoffer voor de mensheid, zal hij geleidelijk aan gehoorzame personen tot volmaaktheid brengen en daarmee zelfzucht en hebzucht van de aarde uitbannen. Dit is het grote verschil in basis tussen de vrede die Gods Koninkrijksregering zal brengen en die de wereldse leiders trachten te vestigen.
Thans reeds kunnen wij, door het toepassen van bijbelse beginselen, gedeeltelijk slechte eigenschappen overwinnen en voor het merendeel onder controle houden. Maar wanneer de waarde van Christus’ offer volledig wordt aangewend, zullen gehoorzame personen volkomen geestelijke, mentale en lichamelijke genezing ontvangen; zij zullen de volledige beheersing krijgen over al hun vermogens, en al hun onvolmaaktheden zullen zij geheel overwinnen. — Vergelijk Romeinen 7:18-25.
Lees hoe God ons in het laatste boek van de bijbel verzekert van blijvende vrede, gezondheid en zekerheid:
„’Zie! De tent van God is bij de mensen, en hij zal bij hen verblijven, en zij zullen zijn volken zijn. En God zelf zal bij hen zijn. En hij zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen [van dit huidige oude samenstel] zijn voorbijgegaan.’ En hij die op de troon zat, zei: ’Zie! Ik maak alle dingen nieuw.’ Ook zegt hij: ’Schrijf, want deze woorden zijn getrouw en waarachtig.’” — Openb. 21:3-5.
De belover, een God van waarheid
Ja, deze woorden zijn getrouw en waarachtig. Het zijn niet louter politieke beloften van mannen die eropuit zijn een vooraanstaande machtspositie te behouden. God heeft zich al lang van tevoren moeite gegeven deze dingen voor te bereiden en ze al eeuwen geleden tot ons onderricht laten opschrijven (2 Tim. 3:16, 17). In het voorgaande hebben we gezien dat hij reeds op kleine en tijdelijke schaal vervullingen van zijn beloften tot stand heeft gebracht. Tal van andere beloften zijn reeds vervuld, en deze dienen ons een krachtig vertrouwen te schenken in de betrouwbaarheid van zijn woord. Neem slechts de volgende:
Toen God eeuwen geleden voorzei de aarde door een vloed te zullen reinigen, kwam er ook een vloed (Gen. 6:17; 7:11-24). Toen hij meer dan 400 jaar van tevoren beloofde Israël uit Egypte te zullen bevrijden, gebeurde dat ook precies op tijd (Gen. 15:13, 14; 50:25; Ex. 12:37-42). Toen hij bijna tweehonderd jaar van tevoren beloofde een man genaamd Cyrus de Pers te zullen verwekken die Babylon als wereldmacht zou omverwerpen zodat de Israëlieten bevrijd konden worden, gebeurde dit ook. — Jes. 45:1, 2; 2 Kron. 36:22, 23; Ezra 1:1-4.
Bovendien gingen honderden profetieën nauwkeurig ten aanzien van Jezus Christus, de beloofde Bevrijder en Koning in vervulling — de plaats waar en de manier waarop hij werd geboren, de tijd van zijn verschijning als de Messías, zijn verraad, zijn dood, zijn opstanding, en nog andere bijzonderheden, te talrijk om hier op te noemen. — Micha 5:2; Jes. 7:14; Dan. 9:25, 26; Ps. 41:9; Jes. 53:12; Ps. 16:10.
De enige redelijke conclusie waartoe wij derhalve kunnen komen, is dat wat God heeft beloofd, ook zonder mankeren zal uitkomen, precies zoals hij gezegd heeft. Evenmin kunnen wij voorbijgaan aan het getuigenis van getrouwe mannen die er aan het eind van hun leven geen enkel zelfzuchtig belang meer bij hadden om God als de Vervuller van zijn beloften te verheerlijken, maar toch hem in plaats van zichzelf als zodanig lof toezwaaiden. Neem bijvoorbeeld Jozua, die de Israëlieten bij de verovering van het Beloofde Land had geleid en zei: „Gij weet zeer goed met geheel uw hart en met geheel uw ziel dat niet één woord van alle goede woorden die Jehovah, uw God, tot u gesproken heeft, onvervuld is gebleven.” — Joz. 23:14.
Buiten de bijbel is er geen bron die de mensen datgene belooft waarnaar ze werkelijk verlangen en waaraan ze werkelijk behoefte hebben. Waar elders treft men een belofte aan van ware vrede, ware vrijheid van misdaad, gezondheid, zekerheid en overvloed, te zamen met eeuwig leven? Zijn dit niet de dingen waarnaar uw verlangen werkelijk uitgaat? Zijn deze unieke beloften niet uw volledige aandacht waard?
[Illustratie op blz. 10]
Gods sabbatjaar-voorziening voor de natie Israël in de oudheid bevorderde het geestelijk welzijn en de ontwikkeling van de natie
[Illustratie op blz. 11]
Jezus genas in een oogwenk een vrouw die al achttien jaar kromgebogen was geweest, daarmee illustrerend welk wonderbare genezingswerk hij tijdens zijn Koninkrijksregering tot stand zal brengen
[Illustratie op blz. 12]
Jezus bracht de dode zoon van de weduwe van Naïn weer tot leven, en gaf daarmee een verzekering van de opstanding onder zijn Koninkrijksheerschappij
[Illustratie op blz. 13]
Jehovah zorgde voor een overvloedige oogst wanneer zijn volk gehoorzaam was, en gaf ons daarmee een kleine indruk van de overvloedige voedselhoeveelheid waarin hij tijdens Christus’ Koninkrijksheerschappij zal voorzien
[Illustratie op blz. 14]
Jezus’ belofte aan een naast hem stervende boosdoener, was dat hij zou worden opgewekt en de gelegenheid zou ontvangen op een paradijsaarde te leven
[Illustratie op blz. 15]
Bijna 200 jaar van tevoren had God al voorzegd dat hij een man genaamd Cyrus zou verwekken om Babylon omver te werpen en de Israëlieten te bevrijden