Edelmoedig de hand openen voor degenen die in nood verkeren
ONZE God Jehovah gaat ons in het betonen van edelmoedigheid voor. En dit komt niet alleen doordat hij als de Eigenaar van alle dingen de middelen bezit om edelmoedig te zijn. Het komt doordat hij de personificatie van liefde en van alle edelmoedige gevoelens is. Een geïnspireerde zanger van Israël bracht dit als volgt onder woorden: „Gij [Jehovah] opent uw hand en verzadigt de begeerte van al wat leeft” (Ps. 145:16). Hij schenkt zijn regen en zijn zonneschijn zelfs aan personen die dit het minst verdienen (Matth. 5:45). Wat is hij attent en zorgzaam voor ons allemaal, kleine schepselen op deze onbeduidende planeet!
Degenen die tot hem naderen om hem te aanbidden, worden er door hem in onderricht ernaar te streven net als hij te zijn in zijn bejegening van anderen. In een tijd die sommige zogenaamd wijze mensen van onze tijd als „primitief” beschouwen, onderwees deze edelmoedige God zijn aanbidders als volgt te handelen: „Gij dient uw hand met mildheid te openen voor uw ellendige en arme broeder in uw land” (Deut. 15:11). Als gevolg van dit goed ingeprente onderwijs bestond er geen behoefte aan grote liefdadigheidsacties en was het niet nodig flinke salarissen te betalen aan personen die er hun beroep van maakten geld in te zamelen. De mensen zouden spontaan reageren op het onderwijs en het voorbeeld van Degene die „aan allen edelmoedig [geeft] en zonder verwijt”. — Jak. 1:5.
De hedendaagse aanbidders van Jehovah hebben deze les van edelmoedigheid eveneens geleerd. Zij zijn diep onder de indruk gekomen van de woorden van hun Heer en Meester, Christus Jezus, namelijk: „Het is gelukkiger te geven dan te ontvangen” (Hand. 20:35). Ook zij hebben de waarheid van die woorden ervaren, want zij schenken aandacht aan de behoeftigen in hun omgeving en laten zulken op onopvallende wijze met hen in hun materiële goederen delen. En als zij horen dat medeaanbidders van Jehovah in andere delen van de aarde door de een of andere ramp zijn getroffen, zijn zij er snel bij om aan speciale hulpacties deel te nemen! Zij openen hun hand op edelmoedige wijze voor degenen die in nood verkeren.
IN EEN KOSTBAARDER GIFT DELEN
Jehovah’s dienstknechten zijn echter te weten gekomen dat er een nog grotere behoefte bestaat, een behoefte die door talloze personen over de gehele wereld wordt gevoeld, een behoefte waarop Christus Jezus gedurende zijn speciale bediening hier op aarde de aandacht vestigde. Toen hij bij een zekere gelegenheid een grote schare behoeftige personen toesprak, gaf hij de raad: „Werkt niet voor het voedsel dat vergaat, maar voor het voedsel dat blijft voor het eeuwige leven, dat de Zoon des mensen u zal geven” (Joh. 6:27) Ook verklaarde hij: „Er staat geschreven: ’De mens moet niet van brood alleen leven, doch van elke uitspraak die uit Jehovah’s mond voortkomt.’” — Matth. 4:4.
Er bestaat dus iets wat veel waardevoller is dan zulke belangrijke materialen als brood en water. Jezus’ apostelen waren zich hier heel goed van bewust. Toen Petrus door een kreupele bedelaar werd aangesproken, zei Petrus bijvoorbeeld tot de man: „Zilver en goud bezit ik niet, maar wat ik wel heb, geef ik u: In de naam van Jezus Christus de Nazarener, loop!” Wat was het dat zij hem schonken? Niet slechts de genezing, hoewel die wonderbaarlijk genoeg was. Uit het verslag blijkt dat zij in de man een diepe waardering opwekten voor degene in wiens naam de genezing was geschied, Jezus van Nazareth, en voor Degene die Jezus in de wereld had gezonden, Jehovah God. Het verslag vervolgt met te zeggen hoe de man „al lopend en springend met hen de tempel binnen[ging], terwijl hij God loofde.” — Hand. 3:6-8.
In deze tijd bezitten Jehovah’s Getuigen niet die wonderbare macht om mensen van hun fysieke kwalen te genezen, maar zij zijn blij en verlangend om wat zij wèl hebben met anderen te delen. En wat hebben zij? Een waardering voor Jehovah God en kennis van zijn voornemen ten aanzien van de mensheid en deze aarde, zoals dit voornemen in de Heilige Schrift tot uitdrukking wordt gebracht. Ten einde deze kennis met anderen te delen, gaan zij op de straten van de steden en op het platteland op zoek naar mensen die naar de inlichtingen die zij hebben te bieden, willen luisteren. Het gaat om levenschenkende inlichtingen, want Jezus zei in zijn gebed tot zijn Vader in de hemel: „Dit betekent eeuwig leven, dat zij voortdurend kennis in zich opnemen van u, de enige ware God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus.” — Joh. 17:3.
Christelijke getuigen besteden vele uren aan deze dienst, waarbij zij persoonlijk veel onkosten maken om de goede dingen die zij van God hebben ontvangen, met gulle hand met anderen te kunnen delen. Ook al hebben velen tot wie zij gaan geen waardering voor hun beweegredenen of trekken zij de zuiverheid van hun beweegredenen zelfs in twijfel, toch gaan deze Getuigen voort met hun werk dat erin bestaat mensen te zoeken die de bijbelse boodschap waard zijn en deze kunnen leren waarderen.
Het volgende is in dit verband opmerkenswaardig: Niemand behoeft aan een ware volgeling van Jezus Christus te zeggen wat hij precies op het gebied van materiële of geestelijke hulp aan behoeftigen moet geven. Neen, want het bijbelse beginsel dat in Deuteronomium 16:17 tot uitdrukking wordt gebracht, geldt in hun geval: „Het geschenk van ieders hand dient evenredig te zijn aan de zegen van Jehovah, uw God, die hij u geschonken heeft.” En wie weet de mate van de zegen die iedereen van God ontvangen heeft? Alleen God en Christus Jezus en de individuele aanbidder. Wanneer een christen dus nadenkt over alle zegeningen die hij van een edelmoedige God ontvangen heeft, hoeft hij er niet toe aangespoord te worden met anderen te delen. Hij wordt er door een dankbaar hart toe bewogen dit te doen.
GEORGANISEERD OM TE GEVEN
Met het oog op het feit dat talloze mensen over de gehele aarde er een dringende behoefte aan hebben de levengevende boodschap van Gods koninkrijk te horen, heeft de gemeenschap van christelijke getuigen zich georganiseerd om in die behoefte te voorzien. Voor dit doel hebben zij in verschillende landen corporaties gevormd, zoals de Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania in de Verenigde Staten van Amerika. In overeenstemming met de vereisten van de wet in deze vele landen worden zulke corporaties gebruikt om technische aangelegenheden te behartigen, zoals het drukken en versturen van bijbels en bijbelse studiehulpmiddelen in tientallen talen, het beheer van de gelden die door Jehovah’s Getuigen en hun welmenende vrienden worden geschonken, het organiseren van de diensten van reizende vertegenwoordigers en de zorg voor een grote hoeveelheid verwante activiteiten.
Geen van de functionarissen en bestuurders van deze corporaties ontvangen een salaris. Allen geven gaarne van hun tijd en energie om eraan mee te helpen het „goede nieuws van het koninkrijk” op de gehele aarde bekend te maken (Matth. 24:14). Dan zijn er ook verscheidene mannen en vrouwen die de gelegenheid om een lucratieve positie met attractieve mogelijkheden te verkrijgen, de rug hebben toegekeerd ten einde er een aandeel aan te hebben bijbelse lectuur te drukken en gereed te maken en naar bijna elk deel van de aardbol te verzenden. Zij verrichten deze noodzakelijke dienst in meer dan 90 bijkantoren en drukkerijen die Jehovah’s Getuigen in evenveel landen hebben. Zij zijn blij dat zij de beste jaren van hun leven aan een bijzonder onzelfzuchtige dienst kunnen geven, waarbij zij als tegenprestatie voedsel en onderdak en een kleine toelage ontvangen voor bijkomstigheden.
Al deze corporaties, bijkantoren en drukkerijen en hun personeel verrichten dienst onder leiding van het besturende lichaam van Jehovah’s Getuigen, een lichaam dat alle door de geest gezalfde aanbidders van Jehovah God op aarde vertegenwoordigt en handelend voor hen optreedt. De opgedragen krachtsinspanningen van al Jehovah’s dienstknechten worden aldus samengebundeld opdat het werk dat volgens Gods besluit vóór het einde van dit oude samenstel van dingen moet worden verricht, doeltreffend ten uitvoer gebracht kan worden (Mark. 13:10). Meer dan 2.000.000 getuigen van Jehovah zijn aldus voor de wereldomvattende onderwijzings- en predikingsdienst georganiseerd. Zij zijn blij in hun eigen omgeving een aandeel te hebben aan het geven van getuigenis. Degenen die zij niet persoonlijk kunnen bereiken, omdat deze mensen in andere gebieden en landen wonen, bereiken zij op een verenigde manier, namelijk via de diensten van de wereldomvattende organisatie. Zij sturen hun kleine bijdragen naar het bijkantoor in het land waar zij wonen, zoals degenen die in Nederland wonen, hun gaven ter bevordering van het Koninkrijkswerk naar het Wachttorengenootschap, Voorburgstraat 250, Amsterdam zenden (België: Potaardestraat 60, B-1950, Kraainem; Suriname: Box 49, Wicherstraat 8-10, Paramaribo).
De woorden die Gods eigen Zoon in zijn bergrede heeft geuit, zijn derhalve bijzonder toepasselijk in onze tijd: „Gelukkig zijn zij die hongeren en dorsten naar rechtvaardigheid, want zij zullen verzadigd worden” (Matth. 5:6). De royale God spoort zijn aanbidders op aarde er door middel van zijn geest toe aan zijn leiding te volgen en de talloze behoeftigen geestelijke bijstand te verlenen, terwijl zij tegelijkertijd niet de stoffelijke behoeften over het hoofd zien van degenen die hulp waardig blijken te zijn. En deze loyale aanbidders van de God van wie elk volmaakte geschenk afkomstig is, hebben een grote waardering voor de corporaties door middel waarvan zij er een verenigd aandeel aan kunnen hebben hun bijdragen en gaven aan de hongerigen en dorstigen te geven die ver weg wonen.
Wat genieten wij, die zulk een God aanbidden, een groots voorrecht! Wij kunnen zijn gulheid navolgen en bewijzen dat wij zijn zonen en dochters zijn. Het stemt ons bijzonder vreugdevol wanneer de geïnspireerde beschrijving van een edelmoedig persoon op ons van toepassing gebracht kan worden: „Goed is de man die goedgunstig is en uitleent. . . . Hij heeft rijkelijk uitgedeeld; hij heeft aan de armen gegeven. Zijn rechtvaardigheid houdt eeuwig stand”! — Ps. 112:5, 9.