Wanneer u wordt bedreigd met verkrachting
„VERKRACHTING: snelst toenemende misdrijf” was de titel van een artikel in een van Amerika’s toonaangevende vrouwenbladen dat in de zomer van 1973 verscheen.
Over de nauwkeurigheid van die verklaring hoeft geen twijfel te bestaan, zeker niet wat de situatie in Amerika betreft, waar in New York in 1972 40 percent meer gevallen voorkwamen dan in 1971 en in Washington sinds 1963 een 400 percent-toename is geconstateerd, terwijl volgens voorzichtige schattingen in 75 tot 80 percent van de gevallen zelfs geen aangifte bij de politie wordt gedaan.
Van verkrachting is sprake wanneer iemand door geweld of bedreiging een vrouw dwingt buitenechtelijke vleselijke gemeenschap met hem te hebben. Geslachtsziekten, ongewenste zwangerschap of blijvend lichamelijk letsel zijn er vaak het gevolg van. Bovendien zou „psychologisch gezien” verkrachting „het meest traumatische misdrijf” zijn dat men tegen een vrouw kan begaan, terwijl voor veel slachtoffers het daarnavolgende politieonderzoek „nog schokkender” is — waarschijnlijk een van de redenen waarom in de meeste gevallen aanrandingen niet bij de politie worden aangegeven. „Ze staat als eerste op de lijst van misdrijven die vrouwen het meeste vrezen en als laatste op de lijst van misdrijven waarover door het slachtoffer graag wordt gesproken”, aldus een rapport, waarin onder meer nog stond: „nooit wordt een verkrachting meer door de erbij betrokken vrouw vergeten.” Of om de woorden van een Newyorkse politiefunctionaris te gebruiken: „Men moet een vrouw zijn om te begrijpen wat voor schok een aanrandingsslachtoffer krijgt te verwerken.” — Time, 23 april 1973.
Wat kan een vrouw doen wanneer ze oog in oog komt te staan met een aanrander? J. M. Jordan, plaatsvervangend hoofdcommissaris van de Bostonse politie acht een „lange, luide schreeuw” het beste wapen van een vrouw. Met soortgelijke raad besloot een artikel waarin vrouwen werd verteld wat te doen om zulke aanvallen af te weren: „De techniek komt er eenvoudig op neer uw aanvaller te verrassen, zodat u kunt weglopen; tracht af te weren, maar laat het niet op een beslissend gevecht aankomen. En schreeuw, schreeuw, schreeuw zo hard u kunt.” — McCall’s magazine, juli 1973.
Schreeuw! Schreeuw! Schreeuw! Is dat goede raad? Stellig. Hóe goed moge blijken uit wat er op 12 november 1973 in een van Brooklyns grootste hotels gebeurde.
Bedreigd met verkrachting
De aanrander was een net geklede man met de lichaamsbouw van een rugbyspeler, een lengte van ruim 1,80 meter en een gewicht van 110 kilo. Hij nam een lift naar de negende verdieping en viel daar een hotelgaste van middelbare leeftijd lastig, die door schreeuwen aan zijn greep wist te ontkomen. Zij belde onmiddellijk de politie, die kwam maar hem niet meer wist op te sporen, daar hij al naar lagere verdiepingen was gevlucht.
Op de eerste verdieping zag hij twee knappe jonge vrouwen die met schoonmaakwerkzaamheden bezig waren en vroegen of ze iets voor hem konden doen. „Ja dat kan”, zei hij, een pistool te voorschijn trekkend, en hen gebiedend een kamer in te gaan, waarvan hij de deur vergrendelde. Er zou hen niets gebeuren, zei hij, zolang ze maar geen geluid maakten. Hij had een plaats nodig om zich enige tijd schuil te houden tot het beneden weer wat rustiger was geworden. Ze moesten ongeveer een uur bij hem blijven.
De twee jonge vrouwen bleken christelijke bedienaressen van het evangelie te zijn die een gesprek begonnen om de spanning wat te verlichten. Een van hen vroeg de man of ze onder het wachten mochten lezen. Na zijn „ja” nam ze een bijbelstudiehulpmiddel dat onder handbereik lag, overhandigde de andere vrouw een ander exemplaar en begon een bijbelbespreking over de vraag hoelang Noach had gepredikt voordat de vloed kwam. Die vraag was ze de dag tevoren tijdens haar bediening tegengekomen. Zij merkte op dat het ongeveer veertig jaar moest zijn geweest, maar de man dacht dat het wel 200 jaar was geweest. Van die bespreking kwamen ze als vanzelf op andere onderwerpen als de naam van God, Jehovah, en het koninkrijk waar Jezus zijn volgelingen om leerde bidden. Zij vertelden hem ook dat zij christelijke getuigen van Jehovah waren en over de hoge gedragsbeginselen waar Jehovah’s getuigen zich aan houden. De twee vrouwen waren niet uitzonderlijk bang, want het begon veel te lijken op een bijbelbespreking die zij al zo vaak hadden gevoerd, vooral toen de man met eigen gedachten over de desbetreffende onderwerpen bleef komen.
Na ongeveer vijfenveertig minuten namen de zaken echter een onrustbarende wending. De man keek op zijn horloge en zei dat hij hen zou moeten vastbinden om voldoende ontsnappingstijd te hebben. Hoewel ze hem verzekerden dat dit niet nodig was, beval hij een van hen op de vloer van de toiletruimte te gaan zitten, bond haar voeten met een stropdas en maakte haar handen op haar rug vast, deed het toiletlicht uit en sloot de deur. De andere vrouw beval hij in de badkamer te gaan, maar veranderde toen plotseling van gedachten en greep naar de ritssluiting van haar blouse, haar waarschuwend niet te gillen of te schreeuwen. Maar zij riep: „Nee! Nee! Dat niet!” en zei hem dat ze wanneer hij haar zou aanraken, zou gaan schreeuwen zoals hij nog nooit iemand had horen schreeuwen en als hij wilde schieten dat rustig mocht doen, want als ze niet zou schreeuwen, ze in feite ook dood zou zijn.
Ze bezwoer hem dat het huwelijk voor God eerbaar was en dat ze getrouwd was, maar dat wat hij wilde, niet eerbaar was. Ook dat als ze niet zou schreeuwen, ze haar verhouding tot Jehovah God en de christelijke gemeente zou ruïneren; dat ze dan uitgesloten of geëxcommuniceerd zou worden en dat dat voor haar erger was dan gedood te worden. Hij keek vertwijfeld, begreep het niet en vroeg haar nog eens te herhalen wat ze had gezegd, hetgeen ze ondanks haar angst en opwinding deed. Later legde ze uit: „Ik was ziek van de situatie en alleen de gedachte eraan was al zo walgelijk dat er bij mij niet de geringste twijfel over bestond wat ik moest doen.” Hierna trachtte hij opnieuw zijn armen om haar heen te slaan, waarop ze terugdeinsde en riep: „Blijf uit de buurt en raak me niet aan.”
Een en ander doet denken aan een verklaring van het politiebureau van Dallas (Texas), namelijk dat „de beste bescherming van een vrouw” onder meer „haar vernuft” en „een gil” zijn.
Ja, deze jonge vrouw in het Brooklynse hotel gebruikte stellig haar vernuft door moedig haar kennis van de bijbel aan te wenden om deze man, deze mogelijke aanrander, af te leiden van zijn boze toeleg. Het resultaat was dat hij de vrouwen verder met rust liet en vertrok, na hen eerst nog gewaarschuwd te hebben pas na vijftien minuten uit de kamer te komen.
Na deze tweede mislukking gaf hij echter niet op. In de gang zag hij een andere leuke jonge vrouw en knoopte een gesprekje met haar aan, door te vragen naar de ligging van de liften, de soort van kamers enzovoort. Plotseling schoof hij op haar toe en trachtte haar in een van de kamers te duwen waarvan de deur openstond.
Wat moest ze doen? Hij was minstens dertig centimeter groter en zeker tweemaal zo zwaar als zij. Ze deed wat de bijbel een jonge vrouw aanraadt te doen: ze schreeuwde, harder dan ze ooit had geschreeuwd (Deut. 22:23-27). Dit had de aanrander volstrekt niet verwacht. Ontsteld rende hij aan het eind van de gang de trappen af.
Toen de drie jonge vrouwen op de politiepost hun verhaal deden, groeide hun gehoor van drie tot acht man, terwijl ook twee vrouwelijke agenten verbaasd kwamen luisteren. Men kon zijn oren niet geloven. Het kwam hun onbegrijpelijk voor dat twee van die jonge vrouwen met een eventuele aanrander over de bijbel hadden zitten praten. Een van de vrouwelijke agenten vroeg om verdere inlichtingen over het geloof van Jehovah’s getuigen en verklaarde dat als meer vrouwen zo’n beslist en vastberaden standpunt zouden innemen, er minder van dergelijke misdrijven zouden gebeuren.
Toename waaraan te wijten?
Bovenstaand gebeuren zoals zich dat november jongstleden in een hotel in Brooklyn afspeelde, is slechts één voorbeeld van dit hand over hand in aantal toenemende sociale misdrijf. Een redacteur van de Amerikaanse Campus Law Enforcement Journal zei erover: „Het is niet slechts een kwestie van meer vrouwen die aangifte doen. Er is een toename.”
Ongetwijfeld moet als hoofdoorzaak van aanrandingen worden gewezen op de buitenzinnige zelfzucht van mannen die niet bereid zijn hun geslachtsdrift onder controle te houden. Dit is altijd een hoofdoorzaak geweest, of zoals Dr. R. Garofalo, van het Massachusetts’ Centrum voor diagnose en behandeling van seksueel gevaarlijke personen, het stelde: ’Normale mannen vinden een sociaal aanvaardbare uitlaatklep voor hun verlangens, terwijl de aanrander alle morele of wettelijke overwegingen uit het oog verliest.’ Maar waaraan is vooral in de moderne tijd en de laatste jaren deze toename toe te schrijven?
De oorzaken opsommend, verklaarde het hoofd van de afdeling zedendelicten van de politie te Seattle: „Ons hele morele klimaat, onze houding ten aanzien van seks en de kleding van de vrouw moeten medeoorzaak zijn.” Wat hij ook noemde als factor die heeft bijgedragen tot de stijging in het aantal gerapporteerde aanrandingen, was ’de toenemende blootstelling aan pornografische lectuur’.
Vrouwen dragen een deel van de schuld. Om te beginnen wordt tot de leeftijd van vijf of zes jaar, de belangrijkste periode in de kinderjaren, de persoonlijkheid van kleine jongens grotendeels gevormd door vrouwen: hun moeders. En naarmate zij opgroeien, is het veelal de moeder die de meeste gelegenheid heeft, door zowel woord als daad, haar zoon respect voor het vrouwelijk geslacht bij te brengen. Nochtans schieten maar al te veel moeders in dit opzicht te kort. Vooral en speciaal te laken zijn die vrouwelijke verwanten — een tante of misschien zelfs de moeder zelf — die jongens gebruiken voor seksuele spelletjes, en hen daardoor op een weg plaatsen die leidt tot het ontwikkelen van agressieve gevoelens ten aanzien van vrouwen.
Een nieuwe Amerikaanse filmster die het erop toelegt de plaats van Amerika’s voormalige sekssymbolen in te nemen, pocht op haar charmes en vermogen mannen te prikkelen door haar lichaam op het witte doek te presenteren. Dergelijke actrices zijn medeverantwoordelijk voor de toename in het aantal aanrandingen; mannen die hen op het filmdoek zien, zullen na afloop vaak een volmaakt onschuldige vrouw grijpen die misschien het toonbeeld van deugdzaamheid is.
Toch zijn al deze factoren maar ten dele oorzaak. De toename in het aantal aanrandingen, alsook in dat van andere misdrijven, onderstreept het feit dat we in de door de bijbel genoemde „laatste dagen” leven, waarin mensen ’zichzelf zouden liefhebben, en geen natuurlijke genegenheid zouden hebben, zonder zelfbeheersing, heftig en zonder liefde voor het goede’ zouden zijn (2 Tim. 3:1-5). Een van de oorzaken hiervan is, zoals uit de bijbelprofetieën blijkt, dat Satan de Duivel, te zamen met zijn demonen, de geest van de mensen beïnvloedt. Woedend omdat zijn tijd kort is, is hij vastbesloten alle vlees te verderven, zoals hij dat ook vóór de vloed van Noach trachtte. — Gen. 6:2-12; Matth. 24:37-39; Openb. 12:7-12; 20:1-3.
Voorzichtigheid geboden
Wat kunnen vrouwen gezien al deze feiten doen? Ten eerste dienen ze zeer voorzichtig te zijn met ’s avonds alleen over straat te gaan, vooral in de grote steden. Begin 1973 besloot een jonge christelijke vrouw ’s avonds laat, omstreeks tien uur, nog alleen naar huis te gaan, hoewel haar werd gewaarschuwd dat niet te doen. Ze was al bijna thuis, toen ze plotseling bij het omgaan van de achterkant van haar flatgebouw, op weg naar de achteringang, door een man werd beetgepakt die haar met een mes bedreigde. Ze schreeuwde niet en werd verkracht.
In de New York Times van 26 november 1973 stond een berichtje over twee vijftienjarige meisjes die kort na middernacht door een winkelbediende in een winkel werden gedwongen, daar uren werden vastgehouden en door de bewuste employé herhaalde malen werden gebruikt tot de politie kwam en hen uit de handen van deze kidnapper en aanrander redde. Maar wat hebben twee tienermeisjes rond middernacht op straat te zoeken?
En nooit zal een vrouw het risico nemen alleen als liftster bij een wildvreemde automobilist in de auto te stappen, hetgeen zelfs voor twee vrouwen nog onverstandig is. Maar al te vaak hebben zij die dit waagden, het met verkrachting of de dood moeten bekopen.
Daarnaast zal elke deugdzame vrouw met het oog op de denkwijze van veel mannen aandacht schenken aan bescheiden kleding. Volgens het plaatsvervangend hoofd van de politieafdeling in Seattle voor de behandeling van dit soort misdrijven, staan vrouwen in „onthullende” kledij meer bloot aan het gevaar aangerand te worden. „Men kan geen koopwaar adverteren zonder kopers te verwachten . . . Een beetje bescheidenheid”, zo meent hij, zou heel wat aanrandingen voorkomen.
Ongetwijfeld kan voorzichtigheid er veel toe bijdragen van aanrandingen verschoond te blijven.
Er zijn feministen die karate voor vrouwen bepleiten, maar is dat goede raad? Laten we brigadier Maxwell van de politie in Dallas aan het woord laten, die verklaarde: „Judo- en karatetechnieken zijn zeer ingewikkeld en in de regel krijgt men onvoldoende tijd om ze te gebruiken.” Voorts moeten, aldus nog steeds Maxwell, deze technieken voortdurend geoefend worden, willen ze in tijd van gevaar nut opleveren. Bovendien zijn er nog andere gevaren. In de Medical Tribune van 21 november 1973 werd onder de kop: „Twee doktoren uit Atlanta wijzen op gevaar karate-’slagen’”, melding gemaakt van vrouwen die tijdens het leren van karate letsel hadden opgelopen aan hun lever en alvleesklier. Van een andere patiënt was het oognetvlies zwaar beschadigd en een achttienjarige jongen stierf aan een slag op de borst tijdens deelneming aan een van stadswege gefinancierde karatecursus.
In plaats van op fysieke kracht te vertrouwen, zal elke deugdzame vrouw grote voorzichtigheid betrachten en elke situatie vermijden die haar aan aanrandingsgevaar blootstelt. Ook haar geest zal ze versterken met het vaste besluit wat ze moet doen wanneer ze voor een dergelijke beproeving komt te staan. De bijbel en wat in de lectuur van Jehovah’s getuigen over dit onderwerp staat kunnen hierbij van groot nut zijn. Om met de woorden van een van de drie eerder genoemde vrouwen te besluiten: „Wij waren Jehovah God zo dankbaar voor zijn hulp en kracht, en ook hebben wij grote waardering voor wat zijn zichtbare organisatie heeft gedaan om ons te leren hoe in dergelijke situaties te handelen.”