Volmaaktheid — Wat wordt er eigenlijk mee bedoeld?
DE BIJBEL zegt over God: „Volmaakt is zijn activiteit.” — Deut. 32:4.
Als het werk van Gods handen moet de planeet de Aarde volmaakt geweest zijn. Waarom droeg God Adam en Eva dan op ’de aarde te onderwerpen’? — Gen. 1:28.
Evenzo was het voortbrengsel van Gods activiteit, het eerste mensenpaar, volmaakt. Hoe konden zij dan zondigen?
Hoe zou u deze vragen beantwoorden? Wat betekent „volmaaktheid” eigenlijk? Kent u de bijbelse leer over dit onderwerp? Zou u graag in volmaaktheid op deze aarde wonen? Of denkt u dat volmaaktheid het leven elke uitdaging ontneemt en het mechanisch geregeld, afgezaagd, maakt?
DE WARE BETEKENIS TE WETEN KOMEN
In werkelijkheid hebben de meeste mensen een bijzonder onvolmaakt begrip van wat het woord „volmaakt” betekent. Een stoffenfabrikant zou bijvoorbeeld kunnen adverteren dat hij als gevolg van een verbeterd fabricageproces een „volmaakt” produkt heeft kunnen voortbrengen. Is dat een juist gebruik van het woord „volmaakt”?
Sommigen zullen zeggen: Neen. Zij zeggen wellicht: „Er bestaat niet zoiets als een ’volmaakt’ weefsel. Hoe dat zo? Welnu, zij denken misschien dat een „volmaakt” weefsel verbazingwekkende eigenschappen dient te hebben, dat het misschien nooit zal slijten en eeuwig zal duren. Maar als het weefsel nooit zou kunnen slijten, hoe zou het dan ooit geknipt kunnen worden? Indien het wel geknipt kan worden, kan het ook slijten. En als het niet geknipt kan worden, zou het harder moeten zijn dan elke andere bestaande substantie, zelfs nog harder dan diamant. Hoe zou een kledingstuk dat van een dergelijk materiaal is gemaakt, op uw schouders aanvoelen?
Ja, de fabrikant gebruikt het woord „volmaakt” op juiste wijze. Goed beschouwd bestaat het Nederlandse woord „volmaakt” dan ook uit het voorvoegsel vol, ofte wel „geheel en al”, „grondig” of „volledig” en het werkwoord maken.
Iets wat „volmaakt” is, is derhalve iets wat ’volledig gemaakt of voltooid is, zonder dat er essentiële delen aan ontbreken, zonder onvolkomenheden’. Het is ook iets wat ’aan alle vereisten en aan de gestelde maatstaven van uitnemendheid voldoet’.
De vraag is nu: Wie bepaalt wat essentieel is en wie stelt de vereisten en maatstaven van uitnemendheid vast? In het geval van een weefsel is het de fabrikant, de maker, die bepaalde vereisten en maatstaven heeft vastgesteld. Wanneer hieraan wordt voldaan, is het weefsel of de stof „volmaakt”. Als de stof een sportief dessin heeft en de koper een stof met een gekleed dessin zoekt, is de stof van zijn standpunt uit bezien natuurlijk niet „volmaakt” voor zijn gebruik, het doel dat hij in gedachten heeft.
Degene die bezwaar maakt tegen het woord „volmaakt” met betrekking tot een weefsel of iets dergelijks, laat zich in werkelijkheid alleen maar leiden door zijn persoonlijke „ideaal”. Een „ideaal” is iemands eigen idee of opvatting over uitnemendheid of volmaaktheid, dat wat men zich voorstelt als het hoogste. Maar idealen verschillen van persoon tot persoon, niet waar? Wat is volgens u de „volmaakte” lengte voor een man, de „volmaakte” vorm voor het gezicht van een vrouw, of zelfs de „volmaakte” geur van een appeltaart? Uw antwoord zou vanzelfsprekend slechts uw eigen voorkeur weergeven, uw ideaal.
Wat heeft dit met de bijbel of met in volmaaktheid op aarde leven te maken? Heel veel. Want hoewel deze punten eenvoudig lijken, kunnen wij, door ze in gedachten te houden, geholpen worden veel dingen in Gods Woord te begrijpen, met inbegrip van de vragen die aan het begin van deze bespreking zijn gesteld. Dit is zo omdat de Hebreeuwse en Griekse woorden die door de bijbelschrijvers werden gebruikt om volmaaktheid tot uitdrukking te brengen, een betekenis hebben die veel overeenkomst vertoont met de fundamentele betekenis van het Nederlandse woord „volmaakt”. Ze brengen de gedachte over van iets dat „volledig”, „voltooid” en „volledig ontwikkeld” is, iets waarvan „het gestelde voornemen of doel is bereikt”. Laten wij daarom eens zien hoe dit alles ons helpt de Schrift en de daarin opgetekende belofte van leven in volmaaktheid te begrijpen.
DEGENE DIE UITEINDELIJK BEPAALT WAT VOLMAAKTHEID INHOUDT
De hele schepping heeft haar bestaan aan God te danken. Dat betekent dat Hij de uiteindelijke Rechter is die bepaalt of iets volmaakt is of niet. Als het tot zijn tevredenheid aan zijn maatstaven voldoet en overeenkomstig zijn wil zijn voornemen dient, is het volmaakt. Daarom kunnen wij terecht zeggen dat de volmaaktheid van welk deel van Gods schepping maar ook relatief of betrekkelijk is, niet absoluut, en gezien moet worden in verband met het voornemen dat God ermee heeft, en alleen wanneer wij zijn voornemen kennen, kunnen wij weten of iets in zijn ogen volmaakt is of niet.
God heeft bijvoorbeeld de planeet de Aarde voor ’s mensen bewoning gereedgemaakt door deze met plantengroei, vogels, viervoetige dieren en vissen te vullen, waarna hij ten slotte de mens op aarde plaatste. Toen God zijn werk overzag, verklaarde hij dat het voltooide resultaat „zeer goed” was (Gen. 1:31). Het voldeed aan zijn volmaakte maatstaven. Maar merk op dat God het mensenpaar toch opdroeg ’de aarde te onderwerpen’, hetgeen klaarblijkelijk betekende dat zij de aarde moesten bebouwen en de gehele planeet, en niet slechts Eden, tot een tuin van God moesten maken (Gen. 1:28; 2:8). Wij zouden dit kunnen vergelijken met een bouwer die overeenkomt voor een gezin een prachtig huis te bouwen en die het, na de voltooiing van zijn taak, aan hen overdraagt opdat het geverfd, behangen en gemeubileerd kan worden. Als hij het huis aan het gezin overdraagt, is het werk van de bouwer volledig, voltooid of van een uitnemende kwaliteit. Is het „onvolmaakt” omdat er nog andere dingen aan gedaan moeten worden? Neen, want dit was van tevoren in het contract opgenomen.
Zo heeft God ook aan de Israëlieten het bevel gegeven een tabernakel of tent van aanbidding in de wildernis te bouwen, terwijl hij hun nauwkeurig voorschreef hoe zij deze moesten maken. Het werk was van een verheven kwaliteit en werd verricht „naar alles wat Jehovah . . . geboden had” (Ex. 36:1, 2; 39:32, 42, 43). Zouden wij kunnen zeggen dat de tabernakel volmaakt was? Beslist, want toen hij voltooid was, schonk God er zijn goedkeuring aan en maakte hij zijn aanwezigheid aldaar kenbaar (Ex. 40:16, 33-38). Toch liet God die draagbare tent te bestemder tijd door een permanente tempel te Jeruzalem vervangen, terwijl hij later zelfs toeliet dat die tempel werd verwoest. Waarom? Omdat deze bouwwerken slechts als typen dienst deden of een profetische afschaduwing op kleine schaal vormden van een „grotere en volmaaktere tent”, Jehovah’s hemelse regeling waarin de uit de doden opgewekte Christus Jezus als Hogepriester dienst verricht (Hebr. 9:11-14, 23, 24). De aardse tent was volmaakt omdat deze aan al Gods vereisten voldeed. En ze diende haar voorgeschreven doel. Aan de andere kant was de volmaaktheid van dat wat erdoor werd afgebeeld, Gods hemelse regeling, van een veel hogere orde, aangezien hierdoor Gods uiteindelijke voornemen werd vervuld om zonde volledig weg te nemen. In deze betekenis was datgene wat door de aardse tent werd vertegenwoordigd ’groter en volmaakter’.
Wij kunnen ons in deze aangelegenheden daarom niet door onze eigen ideeën laten leiden, aangezien wij ons daardoor tot een god zouden trachten te maken en zelfs onze eigen denkwijze boven die van onze Schepper zouden stellen. Als Maker en Voortbrenger weet hij wat hij wil, en hij heeft het volste recht te beslissen welke maatstaven van uitnemendheid en volmaaktheid er in zijn activiteit en schepping zullen gelden.
VOLMAAKTHEID ONDER MENSEN
Wanneer wij ons nu tot het eerste mensenpaar wenden, zien wij dat Adam en Eva volmaakt werden geschapen — zowel in fysiek als in mentaal opzicht. God gaf hun zelfs een volmaakt moreel begin, want hij plantte een geweten in de mens. Daarom kon de apostel terecht zeggen dat Gods wet „in hun hart staat geschreven” (Rom. 2:15). Kon dat volmaakte mensenpaar zondigen? Of zouden zij, om volmaakt te zijn, niet kunnen zondigen, ja, zo zijn gemaakt dat zij alleen maar konden gehoorzamen en alleen maar de juiste weg konden volgen, zonder ooit van de voor hen afgebakende handelwijze af te wijken? Als u een machine, zoals bijvoorbeeld een automobiel, zou maken, zou u dit voertuig zo maken dat het altijd in de richting zou gaan waarin u het stuur draait, niet waar? Welnu, had het eerste mensenpaar dan niet zo moeten zijn om volmaakt genoemd te kunnen worden?
Neen. Waarom niet? Omdat zij niet waren gemaakt om machines te zijn, om zich net als machines te gedragen. God, de Maker, nam zich voor dat zij hun eigen vrije wil zouden gebruiken, hetgeen zou betekenen dat zij persoonlijke morele beslissingen zouden kunnen nemen en zouden kunnen kiezen tussen goed en kwaad, tussen gehoorzaamheid en ongehoorzaamheid. Houd in gedachten dat de Maker de maatstaven en vereisten vaststelt, dat zijn wil regeert. Indien het mensenpaar dit vermogen om te kiezen niet had bezeten, zouden zij derhalve in werkelijkheid, volgens Gods maatstaven, onvolledig, onvolmaakt, zijn geweest. — Vergelijk Genesis 2:15-17; 3:2, 3; Deuteronomium 30:19, 20; Jozua 24:15.
Maar stel nu eens dat iemand betoogt: „Ja, maar als zij volmaakt waren, hadden zij alleen moeten kiezen wat juist was.” Dit is hetzelfde als te zeggen dat zij geen keuze hadden, want als iemand alleen maar één ding kan „kiezen”, kan hij in werkelijkheid helemaal niet kiezen. Door op deze wijze te argumenteren, stelt men dus alleen maar een persoonlijke gedachte in de plaats van Gods eigen maatstaven. Op grond van die maatstaven moest het mensenpaar in staat zijn het goede of het kwade te kiezen. Waarom? Omdat alleen dan liefde in het beeld kon verschijnen. Als zij zouden gehoorzamen omdat zij niets anders konden doen dan gehoorzamen, zou hun dienst automatisch zijn. Maar God schonk hun het vermogen te kiezen, opdat zij dienst konden verrichten omdat er liefde in hun hart was. Zij konden ook ongehoorzaam worden doordat hun hart zelfzuchtig was geworden. Hoe kon dat gebeuren?
Dit zou afhankelijk zijn van datgene waarmee zij hun hart, waaruit hun beweegreden voortsproot, zouden voeden. Evenals hun lichaam, hoewel dit volmaakt was, het juiste soort van voedsel nodig had om goed te functioneren, moesten zij ook hun hart met juiste gedachten en redeneringen voeden. De volmaakte Adam kon geen aarde, grint of hout eten en zich dan nog steeds in een volmaakte fysieke gezondheid verheugen; als hij zou proberen water in plaats van lucht in te ademen, zou hij verdrinken. Zijn volmaaktheid was relatief, beperkt tot de menselijke levenssfeer. En als hij het zou verkiezen zijn verstand en hart met verkeerde gedachten te voeden, zou dit er evenzo toe leiden dat hij verkeerde verlangens ging koesteren die uiteindelijk zonde en de dood zouden voortbrengen. Dit is precies wat er gebeurde, en door zijn ongehoorzaamheid werd Adam, op grond van zijn eigen vrije keuze, onvolmaakt. — Jak. 1:14, 15; vergelijk Genesis 1:29; Matthéüs 4:4.
’S MENSEN TERUGKEER TOT VOLMAAKTHEID OP AARDE
In antwoord op het gebed: „Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde”, zal Jehovah God alles van de aarde verwijderen wat niet aan zijn maatstaven voldoet en niet met zijn rechtvaardige voornemen strookt. Hij geeft de belofte dat als gevolg hiervan „de dood . . . niet meer [zal] zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn” (Matth. 6:10; Openb. 21:3-5). Gedurende de duizendjarige regering van het hemelse koninkrijk van zijn Zoon over de bewoners van de aarde, zullen gehoorzame personen tot lichamelijke en mentale volmaaktheid worden gebracht, zodat zij op hetzelfde niveau zullen staan als het eerste mensenpaar voordat zij zondigden. — 1 Kor. 15:25, 26; Openb. 20:4-6.
Zal dit ’het leven zijn uitdaging ontnemen’ en het ’mechanisch geregeld en afgezaagd’ maken? Precies het tegenovergestelde is waar. Dat sommigen deze gedachte koesteren, komt doordat zij zich voorstellen dat een volmaakt mens zonder zich bijzonder in te spannen zo ongeveer alles kan doen wat hij of zij graag zou willen doen. Stel bijvoorbeeld dat u viool zou willen spelen. Welnu, u zou het instrument gewoon oppakken en, ook al had u er nog nooit eerder een in handen gehad, nu een stuk spelen zoals De Sarasate’s Zigeunerwijzen, zonder ook maar één enkel foutje te maken! Dat schijnen sommigen te denken. Maar dit is slechts een denkbeeldig ideaal. De bijbel ondersteunt zulk een gedachte niet.
Jezus Christus werd als volmaakt mens geboren. Toch moest hij, net als alle andere kleine kinderen, leren vast voedsel te eten, en ook moest hij leren lopen en praten. Als hij, wat beslist waarschijnlijk lijkt, met zijn pleegvader timmerwerk verrichtte, moest hij beslist leren het timmergereedschap vaardig te hanteren. Dit kwam hem niet automatisch aanwaaien omdat hij volmaakt was, en dit was ook niet het geval met andere kennis, zelfs niet met kennis over het Woord en voornemen van zijn Vader. Zoals Lukas 2:52 over zijn leven vanaf zijn twaalfde jaar zegt, „bleef [Jezus] toenemen in wijsheid en in fysieke groei en in gunst bij God en de mensen”. — Luk. 2:42-52.
Volmaaktheid zal dus niet de uitdaging van het leven wegnemen. Elke taak zal haar eigen problemen hebben die opgelost moeten worden. Men zal nog steeds krachtsinspanningen in het werk moeten stellen, moeten denken en plannen moeten maken. Maar volmaaktheid zal wel een einde maken aan de frustratie, de teleurstelling en de nutteloosheid die het leven in een onvolmaakte, door zonde geteisterde wereld ons thans schenkt, waar zelfs onze beste krachtsinspanningen door bepaalde hindernissen of door de kortheid van onze levensduur worden verijdeld of ten gevolge van de zwakheid van onze zondige aard op een mislukking uitlopen.
Alleen reeds het vooruitzicht van eeuwig leven zal voor degenen die in Gods nieuwe ordening zullen leven, een uitdaging vormen om steeds meer te leren, om meer te weten te komen over de prachtige aarde waarop zij wonen en de enorme verscheidenheid van geschapen dingen die God heeft gemaakt. Het zal een uitdaging vormen met betrekking tot ieders produktiviteit, initiatief, vindingrijkheid, ondernemingsgeest, vernuft en originaliteit. Wat iedereen voortbrengt op het gebied van huizen, tuinen, kleding, handenarbeid en kunstwerken, zal zijn eigen persoonlijke voorkeur en voornemen weerspiegelen, hoewel alles in harmonie zal zijn met de wil van God. Dit zal een oneindige variëteit over de gehele aarde verzekeren, terwijl er nooit gelijkheid en eentonigheid zal bestaan.
Besef daarom dat wij nu al het mogelijke dienen te leren van de Bron van kennis die werkelijk de moeite waard is. Besef dat „wat de ware God betreft, [zijn weg] volmaakt is . . .; Jehovah’s woord is gelouterd”. Vertrouw op zijn Woord, laat het nu in uw leven werkzaam zijn en vertrouw op zijn beloften met betrekking tot de toekomst, terwijl u hem tot uw toevlucht en bron van kracht maakt. Dan kunt u met de psalmist zeggen: „De ware God is Degene die mij vast omgordt met vitale kracht, en hij zal geven dat mijn weg volmaakt is”. — Ps. 18:30-32.