Ons voeden met de vervulling van Jehovah’s uitspraken
„De mens moet niet van brood alleen leven, doch van elke uitspraak die uit Jehovah’s mond voortkomt.” — MATTHÉÜS 4:4.
1. In welk opzicht is Jehovah de Grote Voedselverschaffer, maar wat zei Jezus over de behoeften van de mens?
JEHOVAH is de Grote Voedselverschaffer. In het allereerste hoofdstuk van de bijbel stelde hij zich als zodanig aan de mens voor (Genesis 1:29, 30). Veel later zei de psalmist David vol dankbaarheid tot Jehovah: „Naar u zien de ogen van allen hoopvol uit, en gij geeft hun hun voedsel te rechter tijd. Gij opent uw hand en verzadigt de begeerte van al wat leeft” (Psalm 145:15, 16). Ja, Jehovah heeft voor zowel mens als dier in een overvloed aan voedsel voorzien. Toch is er een verschil. Terwijl dieren alleen letterlijk voedsel nodig hebben, toonde Jezus aan dat de mens meer nodig heeft dan letterlijk brood of voedsel. Hij ’moet ook leven van elke uitspraak die uit Jehovah’s mond voortkomt’. — Matthéüs 4:4.
2. Wat moeten wij over de betekenis van Jezus’ woorden in Matthéüs 4:4 weten?
2 Met deze woorden reageerde Jezus op Satans poging hem ertoe te verleiden door een wonder stenen in brood te veranderen. De Duivel forceerde de zaak niet maar ging snel op een andere verleiding over. Te oordelen naar de wijze waarop Satan vervolgens Psalm 91:11, 12 verkeerd toepaste, begreep hij wellicht niet eens wat Jezus met zijn antwoord op de eerste verleiding bedoelde (Matthéüs 4:3-7). Maar wij als dienstknechten van Jehovah zijn zeer geïnteresseerd in wat Jezus zei. Wij die graag dieper in de bijbel graven om er zoveel mogelijk geestelijk voordeel van te trekken, kunnen ons afvragen: Bedoelde Jezus dat de mens, ten einde een rijk gevuld leven te kunnen leiden, „elke uitspraak die uit Jehovah’s mond voortkomt”, moet bestuderen en misschien van buiten moet leren? Wat bedoelde hij eigenlijk?
Jehovah’s uitspraken
3, 4. Welke tweeledige betekenis heeft het woord voor „uitspraak” in het Grieks en in het Hebreeuws? Illustreer dit.
3 Toen Jezus Satan van repliek diende, haalde hij Deuteronomium 8:3 aan volgens de Griekse Septuaginta-vertaling van deze Hebreeuwse schriftplaats. Het met „uitspraak” weergegeven Griekse woord (rhèʹma) heeft een tweeledige betekenis. Het wordt soms met „woord”, „uiting” of „uitspraak” vertaald. Maar evenals het Hebreeuwse equivalent ervan (davár) kan het ook „zaak” of „aangelegenheid” betekenen.
4 In Lukas 1:37 lezen wij: „Bij God zal geen verklaring [rhèʹma] een onmogelijkheid zijn.” Lukas 2:15 luidt: „De herders [spraken] tot elkaar . . .: Laten wij toch naar Bethlehem gaan en deze zaak [rhèʹma] zien die er is gebeurd, die de Heer ons heeft bekend gemaakt” (Herziene Voorhoeve-uitgave). Vooral wanneer dit Griekse woord in verband met Jehovah wordt gebruikt, kan het dus duiden op een „woord”, een „verklaring” of een „uitspraak” van God. Of het kan duiden op een „zaak”, ongeacht of daarmee gedoeld wordt op een „gebeurtenis” of op een beschreven „daad”, het resultaat van wat er is gezegd, het vervulde woord.
5. Wat is de betekenis van Lukas 1:37?
5 In dit licht bezien, betekent Lukas 1:37 niet dat God zo maar alles kan zeggen. Met een mens is dit misschien het geval, ook al zouden zijn woorden waarschijnlijk niet uitkomen of zinloos zijn. Maar de strekking van Lukas 1:37 is dat als het gaat om dat wat God zegt, geen woord of verklaring van Jehovah onvervuld kan blijven. De verklaring die de engel tegenover Maria had afgelegd, zou dus stellig verwezenlijkt worden. De gedachte die opgesloten ligt in het Hebreeuwse en het Griekse woord dat weergegeven is met Jehovah’s „woord”, „uitspraak”, „uiting” of „verklaring”, komt prachtig tot uitdrukking in het boek Jesaja. Jehovah zegt: „Want net zoals de stromende regen, en de sneeuw, van de hemel neerdaalt en naar die plaats niet terugkeert, tenzij hij de aarde werkelijk drenkt en haar doet voortbrengen en uitspruiten, en er werkelijk zaad aan de zaaier en brood aan de eter wordt gegeven, zo zal mijn woord [Hebreeuws: davár; Grieks: rhèʹma] dat uit mijn mond uitgaat, blijken te zijn. Het zal niet zonder resultaten tot mij terugkeren, maar het zal stellig datgene doen waarin ik behagen heb geschept en het zal stellig succes hebben in dat waarvoor ik het heb gezonden.” — Jesaja 55:10, 11.
„Niet van brood alleen”
6, 7. Wat was de historische en geografische context van Deuteronomium 8:2, 3?
6 Om nu terug te komen op het punt in kwestie, wat bedoelde Jezus toen hij Deuteronomium 8:3 aanhaalde en zei: „De mens moet niet van brood alleen leven, doch van elke uitspraak die uit Jehovah’s mond voortkomt”? (Matthéüs 4:4) Zei hij dat de godvruchtige mens gevoed wordt door louter uitspraken, woorden of verklaringen? Zou een verstandelijke kennis van zulke goddelijke uitspraken voldoende zijn? Laten wij de historische context van de door Jezus uit Deuteronomium aangehaalde woorden eens onder de loep nemen.
7 Het bijbelstudiehulpmiddel „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig” verstrekt ons op bladzijde 36 de volgende inlichtingen: „Het boek Deuteronomium bevat een dynamische boodschap voor Jehovah’s volk. Na veertig jaar in de wildernis gedoold te hebben, stonden de zonen van Israël nu op de drempel van het Land van Belofte.” Het jaar was 1473 v.G.T. De plaats? De vlakten van Moab. In zijn tweede toespraak tot de bijeengekomen Israëlieten verklaarde Mozes: „Gij moet denken aan heel de weg die Jehovah, uw God, u deze veertig jaren in de wildernis heeft doen gaan, om u te vernederen, om u op de proef te stellen ten einde te weten wat in uw hart was, of gij zijn geboden zoudt onderhouden of niet. Hij vernederde u dus en liet u honger lijden en voedde u met het manna, dat gij niet hadt gekend en ook uw vaderen niet hadden gekend, ten einde u te doen weten dat de mens niet leeft van brood alleen, maar dat de mens leeft van elke uiting uit Jehovah’s mond.” — Deuteronomium 8:2, 3.
8. In welke situatie hadden de Israëlieten verkeerd, en waarom had Jehovah dit toegelaten?
8 Denkt u zich eens in! Ettelijke miljoenen Israëlieten — oud en jong, mannen, vrouwen en kinderen — hadden veertig lange jaren rondgedoold in „de grote en vrees inboezemende wildernis, met vergiftige slangen en schorpioenen en met een dorstige bodem die geen water [had]” (Deuteronomium 8:15). Zij hadden water nodig gehad om te drinken en voedsel om te eten. Jehovah had nu en dan toegelaten dat zij dorst en honger leden. Waarom? Om hen ervan te doordringen dat „de mens niet leeft van brood alleen, maar . . . van elke uiting uit Jehovah’s mond”.
9. Hoe was er door Jehovah’s uitspraken in de behoeften van de Israëlieten voorzien?
9 Welk verband bestond er tussen de behoeften van de Israëlieten en de uitingen of uitspraken die uit Jehovah’s mond voortkwamen? Welnu, welke tastbare dingen waren er onder de Israëlieten gebeurd als resultaat van Jehovah’s uitspraken? Mozes schreef: „Uw mantel is aan u niet versleten, en uw voet niet gezwollen in deze veertig jaren. . . . [Het was Jehovah] die uit de rots van vuursteen water voor u te voorschijn deed komen, die u in de wildernis met manna voedde” (Deuteronomium 8:4, 15, 16). Dit is dus het verband: De Israëlieten zouden niets van dit alles hebben ontvangen als Jehovah daartoe niet het bevel had gegeven. De Israëlieten hadden dus letterlijk geleefd „van elke uiting [of elk bevel] uit Jehovah’s mond”.
Gevoed met Jehovah’s uitspraken
10, 11. In welke andere opzichten konden de Israëlieten met Jehovah’s uitspraken gevoed worden?
10 Hoe nog meer konden de Israëlieten met Jehovah’s uitspraken gevoed worden, afgezien van het feit dat zij van Jehovah afhankelijk waren voor stoffelijke gaven zoals voedsel, water en kleding? Er waren ook geestelijke zegeningen. Mozes zei tot de Israëlieten dat Jehovah hen deze ervaringen in de woestijn had laten meemaken ’om hen te vernederen, om hen op de proef te stellen ten einde te weten wat er in hun hart was, of zij zijn geboden zouden onderhouden of niet’. Hij voegde eraan toe: „Gij weet heel goed in uw hart dat net zoals een man zijn zoon corrigeert, Jehovah, uw God, u corrigeerde . . . ten einde u in uw latere dagen goed te doen.” — Deuteronomium 8:2, 5, 16.
11 Ja, indien de Israëlieten ten volle voordeel hadden getrokken van hun ervaringen in de wildernis, zouden zij hebben geleerd ’van elke uiting uit Jehovah’s mond te leven’, niet alleen doordat zij geleerd zouden hebben zijn opgetekende geboden te gehoorzamen, maar in feite doordat zij in hun leven als natie en in hun persoonlijke leven de resultaten van Jehovah’s uitspraken zouden hebben ondervonden. Zij hadden voldoende gelegenheid gekregen om ’te proeven en te zien dat Jehovah goed is’ (Psalm 34:8). Deze verrijkende ervaringen in verband met Jehovah’s woorden — zowel geuit als vervuld — hadden hen geestelijk moeten voeden.
12, 13. Hoe maakte Jozua zich vertrouwd met Jehovah’s uitspraken, en waarvan legde hij getuigenis af?
12 Jozua, die Mozes als leider van Israël opvolgde, stelde zich op de hoogte van Jehovah’s uitspraken door zich erin te verdiepen. Zijn geloof werd versterkt doordat hij de vervulling ervan aanschouwde. Na Mozes’ dood sprak Jehovah de volgende woorden tot Jozua: „Dit wetboek dient niet uit uw mond te wijken, en gij moet er dag en nacht met gedempte stem in lezen, opdat gij zorgvuldig moogt handelen overeenkomstig alles wat erin geschreven staat; want dan zult gij uw weg succesvol maken en dan zult gij wijs handelen.” — Jozua 1:8.
13 Tegen het einde van zijn leven, na getrouw Jehovah’s woord te hebben gehoorzaamd en de vervulling ervan ten aanzien van Jehovah’s volk te hebben waargenomen, kon Jozua getuigen: „Zo gaf Jehovah aan Israël het gehele land dat hij onder ede aan hun voorvaders beloofd had te geven, en zij namen het nu in bezit en gingen er wonen. Bovendien gaf Jehovah hun rust rondom, overeenkomstig alles wat hij hun voorvaders gezworen had, en niet één van al hun vijanden kon voor hen standhouden. Al hun vijanden gaf Jehovah in hun hand. Geen belofte [Hebreeuws: davár; Grieks rhèʹma] bleef onvervuld van heel de goede belofte die Jehovah het huis van Israël had gedaan; alles kwam uit” (Jozua 21:43-45). Ja, het was inderdaad zo dat Jozua niet van letterlijk brood alleen leefde en slechts daardoor gevoed werd, maar dat hij leefde „van elke uitspraak die uit Jehovah’s mond voortkomt”. — Matthéüs 4:4.
Thans van Jehovah’s uitspraken leven
14. (a) Hoe kunnen wij, door dieper in Matthéüs 4:4 te graven, beter begrijpen wat Jezus bedoelde? (b) Waardoor werden van waardering vervulde Israëlieten gesterkt?
14 Nu wij wat dieper hebben gegraven in de bovenstaande woorden die door Jezus werden aangehaald als reactie op de verleiding van de Duivel, kunnen wij beter begrijpen wat Jezus bedoelde. De historische en geografische context van Mozes’ verslag, waaruit Jezus een aanhaling deed, laat zien dat de uitspraken van Jehovah die godvruchtige mannen en vrouwen nodig hebben om te kunnen leven, niet slechts van buiten geleerde woorden zijn. Voor die Israëlieten hield „elke uiting uit Jehovah’s mond” verband met het manna en het water dat zij hadden gekregen en de kleding die niet was versleten. Ja, de uitspraken hielden ook de vervulling ervan in, de wonderbaarlijke dingen die Jehovah voor zijn volk deed. Doordat zij deze dingen als een vervulling van Jehovah’s uitspraken ondervonden, werden de van waardering vervulde Israëlieten gesterkt.
15. Hoe kunnen wij door Jehovah’s uitspraken worden gevoed?
15 Zo wordt ook Jehovah’s volk in deze tijd niet gevoed door eenvoudig Jehovah’s uitspraken te lezen en te bestuderen, hoe noodzakelijk dit ook is, maar veeleer door, zowel collectief als individueel, te ondervinden op welk een wonderbaarlijke wijze Jehovah ten aanzien van ons en ten behoeve van ons handelt. Hoe meer wij ons bewust zijn van Jehovah’s bemoeienissen met ons, des te meer zullen wij door zulke vervulde uitspraken worden gevoed, doordat ons geloof en onze geesteshouding worden versterkt.
16. (a) Waarmee hield een psalmist zich intens bezig? (b) Hoe dienen wij dat eveneens te doen, en hoe zal dit ons helpen?
16 Een psalmist schreef: „Ik zal de daden van Jah gedenken; want ik wil uw wonderdaden van weleer gedenken. En ik zal stellig over al uw activiteit mediteren, en met uw handelingen wil ik mij intens bezighouden” (Psalm 77:11, 12). Indien wij ons intens met Jehovah’s daden, wonderdaden, activiteiten en handelingen ten behoeve van zijn volk bezighouden, in het besef dat ze een tastbare uitdrukking van zijn uitspraken zijn, zullen deze uitingen van de goddelijke voorzienigheid als geestelijk brood voor ons zijn. Ze zullen ons in een nauwere persoonlijke verhouding tot Jehovah brengen. Wij zullen als Jezus zijn. Hij weigerde om op verzoek van de Duivel stenen in broden te veranderen. Zo zullen ook wij ervoor zorgen niet toe te laten dat wij door materiële dingen of onnodige bezorgdheid over stoffelijke behoeften in de strik van de Duivel vallen en Jehovah’s aanbidding de rug toekeren.
17. In welk opzicht was Jezus een schitterend voorbeeld?
17 Jezus zei: „Mijn voedsel is, dat ik de wil doe van hem die mij heeft gezonden en zijn werk voleindig” (Johannes 4:34). Hij was een schitterend voorbeeld door ons op praktische wijze te tonen dat de mens „niet van brood alleen [moet] leven, doch van elke uitspraak die uit Jehovah’s mond voortkomt”. — Matthéüs 4:4.
Verdere instructies afwachten
18. Welke goddelijke uitspraak gaat thans in vervulling?
18 Jehovah heeft door bemiddeling van zijn Zoon gezegd dat ’dit goede nieuws van het koninkrijk op de gehele bewoonde aarde gepredikt zal worden’ voordat het einde komt (Matthéüs 24:14). Die goddelijke uitspraak gaat thans als gevolg van de wereldomvattende prediking van Jehovah’s Getuigen in vervulling. ’Leeft’ u van die uitspraak uit Jehovah’s mond doordat u een volledig aandeel hebt aan het predikingswerk en aldus geestelijk gevoed wordt omdat u zijn wil doet?
19, 20. Welke andere goddelijke uitspraken zullen binnenkort opwindende gebeurtenissen teweegbrengen?
19 Andere uitspraken van Jehovah zullen in de nabije toekomst opwindende gebeurtenissen teweegbrengen. „De tien horens” en „het wilde beest” zullen zich tegen „de hoer”, Babylon de Grote, keren. Ja, de vernietiging van dat wereldrijk van valse religie door antireligieuze elementen binnen de Verenigde Naties zal een in het oog springende daad zijn die het resultaat is van de volvoering van een van Jehovah’s uitspraken. — Openbaring 17:16, 17.
20 Nog een opmerkelijke goddelijke uitspraak zal verwezenlijkt worden wanneer Jehovah, symbolisch gesproken, „haken” in de kaken van Gog, of Satan, slaat en hem en zijn „krijgsmacht” uitdaagt om Zijn volk op aarde aan te vallen (Ezechiël 38:2-4, 8-12). Weer een andere goddelijke uitspraak zal de vernietiging van Gogs horden teweegbrengen (Ezechiël 39:1-6).a Dit zal „de oorlog van de grote dag van God de Almachtige” te Har–mágedon betekenen (Openbaring 16:14, 16; 19:11-21). Wat zal het opwindend voor Jehovah’s getrouwe volk zijn de vervulling van deze goddelijke uitspraken gade te slaan en, te midden van het strijdgewoel, figuurlijk gesproken deze verdere uitspraak te horen: „Blijft staan en ziet de redding van Jehovah ten behoeve van u.” — 2 Kronieken 20:17.
21. Welke ontwikkelingen zullen zich door de volvoering van Jehovah’s uitspraken voordoen?
21 Vervolgens zal Christus nog een goddelijke uitspraak volvoeren door Satan en zijn demonen te binden en hen voor „duizend jaren” in de afgrond te slingeren (Openbaring 20:1-3). Die duizend jaar zullen de gelegenheid bieden voor de vervulling van andere uitspraken van Jehovah, met inbegrip van de opstanding der doden en de „genezing van de natiën”, de gehoorzame mensheid (Openbaring 20:11-15; 22:1, 2). Gedurende deze duizendjarige oordeelsperiode zal Jehovah kennelijk aanvullende instructies geven, momenteel nog onbekend voor ons, aangezien er nieuwe „boekrollen” worden geopend (Openbaring 20:12). Wat zal het voor de overlevenden van de „grote verdrukking” en voor de opgestane doden geweldig zijn onderricht en leiding te ontvangen door middel van deze verdere instructies die in de ontrolde „boekrollen” van Jehovah uiteengezet staan, en die instructies vol vreugde ten uitvoer te brengen!
22. Waartoe worden wij thans aangemoedigd?
22 Laten wij, met zo’n schitterend vooruitzicht voor ogen, ten volle voordeel trekken van de gelegenheid die wij thans hebben om ons vertrouwd te maken met Jehovah’s uitspraken en een diepgaande persoonlijke studie van zijn Woord maken en aan het predikingswerk deelnemen, ons steeds meer bewust van het feit dat Jehovah ten behoeve van ons handelt.
[Voetnoten]
a Zie hoofdstuk 19 en 20 in het boek „De natiën zullen weten dat ik Jehovah ben” — Hoe? uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Hoe leerden de Israëlieten „van elke uiting uit Jehovah’s mond” te leven?
◻ Hoe konden de Israëlieten zich in geestelijk opzicht met Jehovah’s uitspraken voeden?
◻ Hoe kunnen wij thans van Jehovah’s uitspraken leven?
◻ Welke uitspraken van Jehovah zullen nog in vervulling gaan?
[Illustratie op blz. 14]
Wat betekent Jezus’ reactie op de verleiding door Satan voor u?
[Illustratie op blz. 16]
Dat de Israëlieten „van elke uiting uit Jehovah’s mond” leefden, had rechtstreekse stoffelijke voordelen