Een zegevierend geloof ten toon spreiden
Na het lezen van dit „Jaarboek”-verslag over de activiteit van Jehovah’s Getuigen en de geschiedenis van hun werk in verschillende landen, is één ding beslist heel duidelijk. Geloof is niet iets wat een persoon slechts belijdt. Miljoenen religieuze mensen doen dat. Als getuigen van Jehovah bewijzen wij echter dat ons geloof levend en actief is en vergezeld gaat van werken (Jak. 2:18, 26). Dit heeft ertoe geleid dat wij in alle delen van de aarde een geweldig getuigenis geven, ook al moeten wij diverse beproevingen ondergaan. Ondanks het feit dat tegenstanders in vele landen hardnekkige pogingen doen om de Koninkrijksverkondiging een halt toe te roepen, heeft Jehovah God de deur tot deze activiteit opengehouden (1 Kor. 16:9). Allen die in het wereldomvattende veld aan werken des geloofs hebben deelgenomen, zijn de Allerhoogste God werkelijk dankbaar voor zijn rijke zegeningen op alles wat er gedurende het afgelopen jaar is gedaan. Zolang Jehovah God te kennen geeft dat het getuigeniswerk in verband met het Koninkrijk nog niet is afgelopen, zijn wij vastbesloten om met dit werk voort te gaan. Aldus tonen wij ons geloof in navolging van onze Leider, Jezus Christus. — Joh. 16:33; 17:4.
Allen die vorig jaar het internationale „Zegevierend geloof”-congres hebben bijgewoond, konden des te beter beseffen wat bij deze kwestie van geloof betrokken is. Dit werd krachtig onder onze aandacht gebracht op de tweede dag van het congres, toen de „Verklaring van ons geloof” werd bekendgemaakt. Laat een ieder van Jehovah’s Getuigen die „Ja” heeft geantwoord op datgene wat door middel van die verklaring tot uitdrukking werd gebracht, er ernstig mee voortgaan een actief en betekenisvol geloof ten toon te spreiden. Tot nut van Jehovah’s Getuigen wordt deze belangrijke verklaring hieronder als een deel van een permanent verslag in dit „Jaarboek 1979” afgedrukt. Wanneer wij de Verklaring doorlezen en er van tijd tot tijd naar teruggrijpen, zullen wij vervuld worden met de geest van diepe waardering en enthousiasme die openbaar was toen deze inlichtingen op elk congres werden bekendgemaakt.
VERKLARING VAN ONS GELOOF
Als getuigen voor Jehovah God en volgelingen van zijn Zoon Jezus Christus, danken wij God voor zijn kostbare Woord der waarheid en voor „het geloof dat eens voor altijd aan de heiligen werd overgeleverd” (Jud. 3). Wij voelen echter ook de noodzaak de aansporing van de apostel toe te passen: „Blijft beproeven of gij in het geloof zijt, blijft bewijzen dat gij goedgekeurd zijt” (2 Kor. 13:5). Zijn wij — met hart en ziel — „in het geloof”?
„Geloof is de verzekerde verwachting van dingen waarop wordt gehoopt, de duidelijke demonstratie van werkelijkheden die echter niet worden gezien” (Hebr. 11:1). Waar geloof is gebaseerd op kennis van de waarheid, op feiten. Wat zijn dan de feiten die ons tot geloven, leven, werken en aanbidden aanzetten? Waarom zijn wij Jehovah’s Getuigen?
Met onze eigen ogen hebben wij de gevolgen van gebrek aan geloof gezien, want „niet alle mensen bezitten geloof” (2 Thess. 3:2). De wereld is haar eigen weg gegaan, onafhankelijk van God, en raakt steeds dieper in moeilijkheden, zonder het vooruitzicht op werkelijke verademing. Wij hebben waargenomen hoe het „ruimte-tijdperk” zijn intrede deed en de wetenschap op tal van terreinen spectaculaire vorderingen heeft gemaakt. De wetenschap heeft echter weinig of niets bijgedragen tot de oplossing van de grote problemen waar de mens tegenover staat — armoede, ziekte, honger, misdaad, haat en geweld. Wij worden nog steeds door al deze problemen omringd en ze worden steeds ingewikkelder. Aan de andere kant bevestigt alles wat de moderne wetenschap over de wonderen van het universum heeft onthuld, de eenvoudige waarheid die in Hebreeën 3:4 staat vermeld: „Elk huis [wordt] door iemand gebouwd, maar hij die alle dingen heeft gebouwd, is God.” Overal zien wij het bewijs van een alwijze universele Ontwerper en Architect. Zoals Hebreeën 11:6 dit zegt, „geloven [wij] dat [Jehovah] bestaat en dat hij de beloner wordt van wie hem ernstig zoeken”. Wij geloven stellig dat zijn koninkrijk onder Christus Jezus de enige hoop voor onszelf en voor de gehele mensheid is, en wij zijn vastbesloten dit altijd de eerste plaats in ons leven te blijven toekennen. — Matth. 6:33.
Wij hebben gezien wat het gevolg is van onbekendheid met de bijbel, of van gebrek aan geloof erin en toepassing ervan. Wij zien huwelijken stranden, gezinnen uiteenvallen, jonge levens bezoedeld of zelfs verwoest door immoraliteit, een gestage achteruitgang in de kwaliteit van het leven en ’s mensen levensvreugde; steeds minder vriendelijkheid en onzelfzuchtige bezorgdheid en steeds meer wantrouwen, vrees en onzekerheid. In tegenstelling daarmee hebben wij bemerkt en persoonlijk ervaren wat het getrouw toepassen van Gods Woord tot stand kan brengen, de opmerkelijke veranderingen die het in ons eigen leven en gezin tot stand heeft gebracht, de zegeningen in de vorm van tevredenheid, vreedzame betrekkingen onderling en de warmte van onzelfzuchtige liefde. Wij hebben gezien welk een aantrekkingskracht het „goede nieuws” heeft op rechtgeaarde mensen van elke denkbare achtergrond, in de westerse wereld, in het Oosten, in alle werelddelen en op alle eilanden in de wereldzeeën. Wij hebben gezien wat geloof op wereldomvattende schaal kan teweegbrengen; hoe Gods geest iets heeft voortgebracht dat uniek is: een „gemeenschap van broeders” die zich over de gehele wereld uitstrekt (1 Petr. 2:17). Christus Jezus zei: „Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt” (Joh. 13:35). Het verheugt ons deel uit te maken van de enige werkelijk internationale broederschap op het aardoppervlak, een broederschap die is samengebonden in onverbrekelijke liefde — liefde voor God en zijn Zoon, liefde voor de waarheid, liefde voor wat juist is en liefde voor elkaar.
Wij hebben ook gezien wat God tot stand kan brengen als hij gebruik maakt van broze ’aarden vaten’, onvolmaakte mensen, en hoe hij ons, ook al zijn wij slechts een kleine minderheid, heeft gebruikt om zijn eigen naam, Jehovah, over de gehele aarde bekend te maken (Ps. 83:18; Rom. 9:17). Wij hebben gezien hoe, in deze twintigste eeuw, natiën hebben gestreden om dit te verhinderen en hebben getracht een verhoudingsgewijs klein volk te vermorzelen. Maar wij vatten moed omdat wij weten dat het geloof overwonnen heeft, ook al zijn onze broeders op de meest wrede wijze behandeld! Met de apostel zeggen wij: „Wie zal ons scheiden van de liefde van de Christus? Verdrukking of benauwdheid of vervolging of honger of naaktheid of gevaar of zwaard? . . . Integendeel, in al deze dingen komen wij volledig als overwinnaars uit de strijd te voorschijn door bemiddeling van hem die ons heeft liefgehad.” Evenals de apostel zijn wij ervan overtuigd dat absoluut niets ons zal kunnen scheiden van Gods liefde die in Christus Jezus onze Heer is. — Rom. 8:35-39.
Onze broeders in nazi-Duitsland hadden dat vertrouwen, en onze broeders in Malawi, Moçambique en vele andere landen hebben datzelfde vertrouwen thans evenzeer.
Hoewel wij in vele opzichten rijke zegeningen genieten, worden wij allemaal nog steeds geconfronteerd met de wrede werkelijkheid van onze onvolmaakte staat — ouderdom, ziekte, ongelukken en de dood. Wij kunnen niet geloven en geloven ook niet dat dit korte leven alles is wat er is. Wij hebben geloof in Gods voorziening van het loskoopoffer, dat Jehovah door zijn onverdiende goedheid de regeling heeft getroffen dat Jezus Christus „voor iedereen de dood zou smaken” (Hebr. 2:9). Hoewel wij nù, op dit moment, in ons dagelijks leven de waarheid ervaren van de woorden dat „godvruchtige toewijding . . . nuttig [is] voor alle dingen”, zijn wij werkelijk dankbaar dat ze een belofte inhoudt, niet alleen voor het „tegenwoordige” maar ook voor „het toekomende leven” (1 Tim. 4:8). Wij geloven van ganser harte in Jehovah’s belofte van eindeloos leven in zijn rechtvaardige nieuwe ordening.
Wegens alles wat wij in ons eigen leven hebben gezien, gehoord en meegemaakt, brengen wij hier op dit internationale „Zegevierend geloof”-congres van Jehovah’s Getuigen opnieuw ons vaste besluit tot uitdrukking voorwaarts te gaan in de dienst van de Allerhoogste God, Jehovah, en de leiding te volgen van zijn Zoon Jezus Christus. Wij hebben het volste vertrouwen dat zij ons als een verenigd lichaam leiden. Wij zijn ervan overtuigd dat het thans niet nodig is ons onzeker te voelen of het gevoel te hebben dat het ons aan positieve leiding ontbreekt, nu wij recht vooruit blijven gaan in de koers die Gods Woord ons aangeeft. Er is niets met betrekking tot Gods voornemen veranderd; dit blijft vast en onveranderlijk. Wij weten dat het tijdstip voor zijn oordeelsdag niet is verschoven en niet in het minst naar een later tijdstip is verschoven. Wij weten niet wanneer die dag komt, maar wij weten wel dat hij, zoals Gods Zoon zei, ons plotseling, als een schok, zal overvallen (Luk. 21:34, 35). Niet het afgaan op een specifieke tijdsperiode, maar een volledig vertrouwen in God en de overtuiging dat zijn voornemen met absolute zekerheid in vervulling gaat — dàt geeft ons een gevoel van duidelijke richting in ons leven (Hebr. 3:14; 4:12). Wij geloven dat wij, wanneer wij door geloof de druk en verleidingen van deze wereld blijven overwinnen, de dag zullen bereiken waarop wij kunnen terugzien en, evenals Gods dienstknechten uit de oudheid, kunnen zeggen: „Geen belofte bleef onvervuld van heel de goede belofte die Jehovah . . . had gedaan; alles kwam uit.” „Geen woord daarvan is onvervuld gebleven.” — Joz. 21:45; 23:14.
Wij zullen en kunnen niet ophouden te spreken over de dingen die wij gezien en gehoord en ondervonden hebben (Hand. 4:20). Wij voelen ons gedrongen met onze lippen uiting te geven aan ons krachtige geloof in Jehovah’s zegevierende koninkrijk en wij willen oprecht de zegeningen van dit „goede nieuws” met allen delen. Evenals de getrouwe apostel, doen wij het dringende verzoek: „Wordt met God verzoend” (2 Kor. 5:20). Het is ons vaste besluit een openbare bekendmaking te doen van dit goede nieuws van Jehovah’s koninkrijk, van nu af aan tot het einde van dit samenstel van dingen. — Matth. 24:14; 28:19, 20.
Wij weten dat wij het bewijs moeten geven van ons geloof in Jezus Christus als ons Hoofd en onze Loskoper en Koning, en wij hebben zijn woorden: „Belijdt daarom iemand voor de mensen dat hij in eendracht met mij is, dan zal ook ik voor mijn Vader, die in de hemelen is, belijden in eendracht met hem te zijn; maar al wie mij verloochent voor de mensen, die zal ook ik verloochenen voor mijn Vader, die in de hemelen is.” — Matth. 10:32, 33.
Wij zullen Degene die zoveel voor ons heeft gedaan, die betekenis en doel aan ons leven heeft gegeven, nooit de rug toekeren. Wij zullen nooit onze ogen afwenden van het licht dat hij ons heeft gegeven en dat ons in staat heeft gesteld door alle verwarring van onze tijd heen te zien en te begrijpen waarom de wereld der mensheid thans in nood verkeert en wat de huidige toestanden met betrekking tot de nabijheid van zijn nieuwe ordening van rechtvaardigheid betekenen. In plaats daarvan zullen wij ons gezicht en ons hart altijd op hem en zijn Zoon gericht houden en hun leiding en gunst zoeken door ons in ons hele leven gehoorzaam aan hun leiding te onderwerpen. Wij zullen ons geloof noch door materialisme laten wegknagen noch door tegenstand laten vernietigen.
Jezus’ apostel Johannes zei: „Dit is de overwinning die de wereld heeft overwonnen, ons geloof” (1 Joh. 5:4). Wij hebben geen geloof in menselijke organisaties, hun leiders en plannen, maar in Jehovah God en zijn grootse voornemen in verband met Jezus Christus. Wij hebben het volledige vertrouwen dat ons geloof zal zegevieren. Wij zijn er zeker van dat dit geloof stevig gefundeerd is, en het zal daarom tot succes en niet tot mislukking leiden, tot de verwezenlijking van onze hoop en niet tot teleurstelling. „Want de Schrift zegt: ’Niemand die zijn geloof op hem grondt, zal worden teleurgesteld.’” — Rom. 10:11.
Wij zijn er zeker van dat wij, door zo’n levend geloof ten toon te spreiden, een geloof dat elke dag van ons leven actief aan het werk is, het voorrecht zullen hebben in de resterende dagen tussen nu en de plotselinge komst van Gods oordeel op een nog wonderbaarlijker manier gebruikt te worden. Wij verwachten vol vertrouwen dat deze resterende tijd vol zal zijn van grootse bewijzen dat God zijn naamvolk ondersteunt. Door ons dagelijks leven en door — gedreven door naastenliefde — getrouw getuigenis te geven, zijn wij vastbesloten het woord des levens aan te bieden aan allen die willen luisteren. Als wij thuis en op straat mensen ontmoeten, en in al onze dagelijkse contacten, zullen wij hun het „goede nieuws” bekendmaken dat Gods koninkrijk nabij is en op het punt staat de mensheid grootse zegeningen te schenken. Wij hopen dat de resterende tijd een grootse toename in de verbreiding van het goede nieuws van het Koninkrijk te zien mag geven, de schitterendste boodschap die er bestaat. Wij bidden tot Degene die, zoals Efeziërs 3:20 zegt, „overeenkomstig zijn kracht, die in ons werkzaam is, overvloedig veel meer kan doen dan alles wat wij vragen of waarvan wij ons een denkbeeld kunnen vormen”, en wij vragen of hij ons op zo’n manier wil gebruiken dat „aan hem . . . de heerlijkheid [zij] door middel van de gemeente en door bemiddeling van Christus Jezus tot in alle geslachten, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen”. — Ef. 3:21.
Als deze verklaring van geloof die jullie nu hebben gehoord, tot uitdrukking heeft gebracht wat jullie allen voelen en jullie zeggen „Amen”, „het zij zo”, op deze verklaring, laat ons dan jullie „Ja!” als antwoord horen.
Het voorlezen van de Verklaring werd herhaaldelijk door spontaan applaus onderbroken en na deze hele verklaring van geloof te hebben aangehoord, gaven de congresgangers hun instemming ermee te kennen door luid „Ja” als antwoord te laten horen. Misschien bevond ook u, beste lezer, zich onder die congresgangers. En stellig hebben Jehovah’s Getuigen over de gehele wereld zich ten doel gesteld overeenkomstig deze verklaring te leven, want daarin wordt ondubbelzinnig uiteengezet dat het ons vaste besluit is voorwaarts te gaan in de dienst van de Allerhoogste God en het goede nieuws van zijn koninkrijk bekend te maken. Mogen wij te zamen met Jehovah’s volk over de gehele wereld vast staan in één geest, „één van ziel zijde aan zijde strijdend voor het geloof van het goede nieuws”. — Fil. 1:27, 28.
Jullie broeders,
BESTUREND LICHAAM VAN JEHOVAH’S GETUIGEN