Een profetisch patroon voor onze tijd
„Ik ben Jehovah. . . . nieuwe dingen kondig ik aan. Nog voordat ze uitspruiten, doe ik ze ulieden horen.” — Jes. 42:8, 9.
1. Welke consideratie toont Jehovah wanneer hij zijn profetieën vervult?
JEHOVAH is de God van ware profetie. Terwijl hij zijn profetieën vervult, gaat hij onweerstaanbaar voorwaarts met zijn grootse voornemen het universum van alle opstandelingen te ontdoen. In het verleden werd er echter over hem gezegd dat, de Heer Jehovah . . . niets [zal] doen tenzij hij zijn vertrouwelijke aangelegenheid heeft geopenbaard aan zijn knechten, de profeten” (Amos 3:7). Ook in de tegenwoordige tijd kunnen Gods dienstknechten er zeker van zijn dat hij hen van tevoren zal inlichten over hetgeen er zal gebeuren, zodat zij tot redding van zichzelf en anderen kunnen handelen. — 1 Tim. 4:16.
2, 3. (a) Wat geeft ons de verzekering dat gebeurtenissen uit de oudheid een profetische betekenis hebben? (b) Waarvan kwam u het meest onder de indruk toen u de hoofdstukken één tot en met zes van Jozua las?
2 „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig om te onderwijzen” (2 Tim. 3:16). Dit omvat niet alleen de profetieën die rechtstreeks betrekking hebben op het beslechten van het eeuwenoude geschilpunt tussen de twee ’zaden’, maar ook vele dramatische gebeurtenissen die onder leiding van Jehovah in de geschiedenis van zijn volk hebben plaatsgevonden. Vele van deze gebeurtenissen dienden als een waarschuwing voor ons in deze tijd. „Deze dingen nu bleven hun overkomen als voorbeelden en ze werden opgeschreven tot een waarschuwing voor ons, tot wie de einden van de samenstelsels van dingen gekomen zijn” (1 Kor. 10:11). Sommige van deze drama’s uit de oudheid tonen aan hoe God de overwinning op zijn vijanden zal behalen en welk werk wij mogen doen terwijl wij aan de overwinningsoptocht deelnemen.
3 Eén zo’n drama werd door Jozua en de natie Israël opgevoerd toen zij het Beloofde Land binnengingen. U kunt het opwindende verslag in de hoofdstukken één tot en met zes van Jozua lezen. Wij raden u aan uw bijbel open te slaan en dit te doen, zodat u de draagwijdte van het drama beter kunt begrijpen.
IJVERIG VOOR JEHOVAH’S ZAAK
4. Wat in de achtergrond van Jozua is thans voor ons van belang?
4 Laten wij eens iets van Jozua’s achtergrond beschouwen. Zoals in het bijbelse verslag wordt aangetoond, had hij zich ongeveer veertig jaar voordien bij Kaleb aangesloten om de ontevreden Israëlieten ertoe aan te sporen op te trekken en het ’zeer, zeer goede land’ dat hun door Jehovah was beloofd, in bezit te nemen. Wegens hun gebrek aan geloof kwamen die Israëlieten in de wildernis om, maar Jehovah beschermde Jozua om een nieuwe generatie Israëlieten het land „dat vloeit van melk en honing” binnen te leiden — en dat op de goede hoge leeftijd van ongeveer tachtig jaar! In dit opzicht was Jozua net als vele getrouwe bejaarde pioniers in deze tijd, die nog steeds voortrekkers zijn in Gods dienst — een schitterend voorbeeld voor anderen. — Num. 14:6-9; Deut. 31:7, 8.
5. (a) Wat waren enkele van Jozua’s eigenschappen? (b) Hoe kunnen wij net als Jozua sterk worden?
5 Jozua was een strijder, en dat dienen ook wij te zijn — theocratische krijgers die erin zijn geoefend het „zwaard van de geest”, Gods Woord, te hanteren (Ef. 6:11-18). Jozua was waakzaam, onbevreesd en grondig in het ten uitvoer brengen van zijn toewijzingen, en wij kunnen dit eveneens zijn, aangezien wij kracht kunnen putten uit dezelfde bron waaruit Jozua kracht putte. Evenals Jozua dienen wij nauwkeurig aandacht te schenken aan Jehovah’s woorden in Jozua 1:7-9.
„Wees slechts moedig en zeer sterk om zorgvuldig te handelen overeenkomstig heel de wet die mijn knecht Mozes u heeft geboden. Wijk er niet van af, noch naar rechts, noch naar links, opdat gij overal waar gij gaat, wijs moogt handelen. Dit wetboek dient niet uit uw mond te wijken, en gij moet er dag en nacht met gedempte stem in lezen, opdat gij zorgvuldig moogt handelen overeenkomstig alles wat erin geschreven staat; want dan zult gij uw weg succesvol maken en dan zult gij wijs handelen. Heb ik het u niet geboden? Wees moedig en sterk. Krimp niet van angst ineen en wees niet verschrikt, want Jehovah, uw God, is met u, overal waar gij gaat.”
6. Hoe kunnen wij een nog grotere ijver aankweken dan Jozua bezat?
6 Jozua bezat Gods wet in de vorm van de eerste vijf boeken van onze hedendaagse bijbel en mogelijk het boek Job. Thans hebben wij ongeveer zestig geïnspireerde boeken erbij — alle profeten, de psalmen en de geschriften van Jezus, joodse discipelen. Als wij thans „in de volmaakte wet, die tot de vrijheid behoort” turen, kunnen wij worden toegerust om nog grotere werken te doen dan Jozua heeft gedaan (Jak. 1:25; Joh. 14:12). Onze ijver dient die van Jozua zelfs te overtreffen. En wij zullen stellig altijd ijverig voor Jehovah’s zaak zijn als wij dag en nacht over zijn Woord mediteren en ons er ijverig mee bezighouden de geïnspireerde Geschriften te lezen en te bestuderen.
ZICH VOOR THEOCRATISCHE OORLOGVOERING ORGANISEREN
7. (a) Wanneer begint het drama in vervulling te gaan, en waarom werd het overblijfsel van het geestelijke Israël gezegend? (b) In welk opzicht is Jozua een passende afbeelding van Jezus?
7 Jehovah had het bevel tot de verovering van Kanaän gegeven. Jozua’s geloof in Jehovah was onwrikbaar, en de Israëlieten stelden op hun beurt geloof in Jozua door tot hem te zeggen: „Alles wat gij ons geboden hebt, zullen wij doen, en waarheen gij ons ook zendt, zullen wij gaan” (Joz. 1:16). Na de Eerste Wereldoorlog legde het overblijfsel van het geestelijke Israël, dat toen opnieuw werd georganiseerd om getuigenis af te leggen van Gods koninkrijk, een overeenkomstige loyaliteit en bereidwilligheid aan de dag, en Jehovah zegende hen door bemiddeling van de Grotere Jozua, Jezus Christus. Hoe passend is het dat „Jezus” het Griekse equivalent is van het Hebreeuwse woord „Jozua”, dat „Jehovah is redding” betekent.
8. Wat beelden Kanaän en Jericho af, en in welk opzicht?
8 Jozua zond nu twee mannen uit om Kanaän te verspieden, waarbij hij hun opdroeg: „Gaat heen, bezichtigt het land en Jericho” (Joz. 2:1). „Kanaän” betekent „vernederd”. Het schijnt het land van Satans organisatie af te beelden, zijn vervloekte „zaad” op aarde. Als de eerste stad die werd ingenomen, schijnt het afgodische Jericho „Babylon de Grote” af te beelden, waarvan de christenheid een belangrijk deel vormt en die ’geheel met vuur verbrand’ zal worden als God het oordeel over het huidige samenstel van dingen gaat voltrekken. — Openb. 17:5, 16, 18.
9. Welke vervulling had het verspieden van Kanaän?
9 In het geheim kwamen de twee verspieders Jericho binnen, en zij gingen rechtstreeks naar het huis van Rachab, waar zij hun intrek namen. Onderweg hadden zij de situatie in Kanaän en in Jericho goed in zich kunnen opnemen. Toen Jehovah’s getuigen met hun hedendaagse theocratische oorlogvoering begonnen, beseften ook zij op dienovereenkomstige wijze heel duidelijk aan de hand van Gods profetische Woord dat Satan een grote organisatie op deze aarde had waarvan valse religie het meest verdorven deel vormde en dat dit gehele zichtbare „zaad” van Satan gedoemd was binnen korte tijd vernietigd te worden.
10. (a) Wie worden door Rachab afgebeeld? (b) Waardoor wordt aangetoond dat Rachab zich van valse religie had afgescheiden?
10 Wie worden evenwel door Rachab afgebeeld? Behalve „wijd; breed” kan haar naam onder andere ook „in vrijheid” betekenen, waardoor te kennen wordt gegeven dat zij zich had losgemaakt van de demonische religie van Kanaän. Zij moet ook haar vroegere beroep van prostituée vaarwel hebben gezegd, anders zou Jehovah de verspieders niet naar haar huis hebben geleid (Deut. 23:17, 18). Zij vormt een goede afbeelding van een klasse die uit de Babylonische religie komt en erdoor wordt veracht. Dit is de klasse van met schapen te vergelijken personen die Jezus’ profetie in Matthéüs 25:34-40 vervullen door Christus’ broeders vriendelijkheid te betonen. Dit is de „grote schare” die, evenals Rachab, over Jehovah’s machtige werken verneemt en erkent dat hij „God [is] in de hemel daarboven en op de aarde beneden”. — Joz. 2:11; Openb. 7:9, 10.
11. (a) Hoe zullen de verspieders hun tijd bij Rachab hebben doorgebracht, en wat wordt hierdoor afgebeeld? (b) Waarvoor prijst Gods Woord Rachab?
11 Wij kunnen er zeker van zijn dat de verspieders hun tijd bij Rachab niet met leuterpraat hebben verdaan. Wat hadden zij een grootse gelegenheid haar in Gods wet te onderwijzen! Zo besteden ook Jehovah’s gezalfde getuigen in deze tijd er graag tijd aan om de verachten van de aarde over Gods weg van redding te onderwijzen. In dit opzicht volgen zij Jezus’ voorbeeld na (Matth. 21:31; 11:19). Rachab was ongetwijfeld een ijverige vlasbewerkster, maar nu was zij er verlangend naar haar geloof door middel van een ander soort van werk te bewijzen door te trachten een verbond met de Israëlieten te sluiten. Gods Woord prijst haar hiervoor door te zeggen: „Gij ziet dat een mens rechtvaardig verklaard wordt door werken, en niet door geloof alleen. Werd insgelijks ook Rachab, de hoer, niet rechtvaardig verklaard door werken, nadat zij de boodschappers gastvrij ontvangen en hen langs een andere weg heengezonden had?” — Jak. 2:24, 25; Joz. 2:6, 12, 13.
12. (a) Hoe moet de „grote schare” thans handelen, zoals door Rachab werd voorschaduwd? (b) Wat stelt het „scharlaken koord” voor?
12 In deze gevaarlijke „laatste dagen” moet de „grote schare” met het gezalfde overblijfsel van Christus’ broeders samenwerken en hen beschermen. Bovendien hebben zij een dringende verantwoordelijkheid nog anderen te onderwijzen. Dit wordt goed afgebeeld door het feit dat Rachab de verspieders herbergde en hen naar een veilige schuilplaats in de bergen wegstuurde, en ook door de handelwijze die zij daarna volgde door ijverig ten behoeve van haar familie op te treden. Er was echter nog iets nodig! Rachab had de verspieders met een touw uit haar raam neergelaten. Dit „koord van scharlaken draad” kan hetzelfde koord zijn geweest dat Rachab op last van de verspieders uit haar raam liet hangen. Degenen die in haar huis bijeenwaren, moesten onder de bescherming van die scharlaken draad blijven en niet naar buiten gaan, aangezien zij zich daardoor de dood op de hals zouden halen terwijl hun bloed op hun eigen hoofd zal zijn. Dit herinnert ons aan Gods bescherming van de eerstgeborenen van Israël in hun door bloed gekenmerkte huizen ten tijde van het eerste Pascha, en ook aan de toevluchtssteden, waarin de onopzettelijke doodslager aan de terechtstelling wegens bloedschuld kon ontkomen. Het „scharlaken koord” duidt op de voorziening die God thans heeft getroffen voor de redding van de „grote schare”, welke voorziening is gebaseerd op Jezus’ slachtoffer (Hebr. 9:19, 28). Degenen die uit Babylon de Grote komen, moeten onder die voorziening blijven.
13. Welke opgedragen dienst verrichtte Rachab, en hoe is dit profetisch?
13 Nadat de verspieders waren weggegaan, moet Rachab zich extra ijverig ten behoeve van haar huisgezin hebben ingespannen. Als een niet-Israëlitische moet zij zich persoonlijk aan Jehovah hebben opgedragen, evenals dit het geval is met de „grote schare” die zo ijverig met het gezalfde overblijfsel van het geestelijke Israël samenwerkt in de tegenwoordige wereldomvattende bijbelse onderwijzingsveldtocht. Wellicht behoort u ook tot hen, en misschien hebt u zelfs de aangrijpende ervaring opgedaan dat u enkelen van uw eigen familie door middel van een huisbijbelstudie in veiligheid hebt mogen brengen. Of misschien hebt u met anderen gestudeerd die in geestelijk opzicht uw ’broers en zusters en moeders en kinderen” zijn geworden, met de hoop op eeuwig leven in het komende samenstel van dingen (Mark. 10:30). Laten allen die zich door bemiddeling van Christus aan Jehovah hebben opgedragen en aldus zijn bijeengebracht, geloof blijven oefenen op grond van Jezus’ vergoten bloed. Het zal uw redding betekenen, evenals het „scharlaken koord” redding betekende voor Rachab en haar huisgezin! — Joz. 2:17-21; 1 Joh. 1:7.
HET SCHEIDEN VAN DE WATEREN
14, 15. (a) Hoe gaf Jozua blijk van zijn geloof? (b) Welk wonder gebeurde er nu, en wat werd hierdoor afgebeeld?
14 Laten wij nu weer met de verspieders naar Jozua’s kamp terugkeren! De Jordaan was buiten haar oevers getreden en de Kanaänieten moeten gedacht hebben dat Jozua gek was om een overtocht te riskeren. Jozua oefende echter geloof in Jehovah, wiens tegenwoordigheid in Israël werd vertegenwoordigd door de ark des verbonds die in hun midden was. Evenals vele getrouwe pioniers in deze tijd „stond Jozua vroeg in de morgen op” — om het grote leger van miljoenen Israëlieten naar de wassende rivier te brengen. De volgende dag gingen de priesters, „die de ark van Jehovah, de Heer van de gehele aarde, [droegen]”, naar de oever van de Jordaan. En „zodra” de voeten van de priesters in de rivier werden ondergedompeld, gebeurde er iets verbazingwekkends! Toen kwamen „de wateren die van boven afkwamen, tot staan”, terwijl de wateren die naar de Zoutzee afvloeiden, „werden afgevoerd”. — Joz. 3:1, 13, 15-17.
15 Wat een wonderbaarlijk bewijs dat Jehovah bij zijn volk tegenwoordig was! En thans is er net zo’n bewijs. Terwijl de volken van de wereld zowel in aantal als in goddeloosheid het vloedpeil bereiken, treden de christelijke getuigen van Jehovah moedig in hun midden. De Koninkrijksboodschap is niet in gebreke gebleven een duidelijke en afdoende scheiding teweeg te brengen tussen de rechtvaardig gezinde mensen met een ’hoog’ levenspeil en degenen die hebben besloten zich met de meerderheid te laten meesleuren naar de vernietiging in Armageddon. Evenals de priesters die de Ark droegen „in de Jordaan onbeweeglijk op droge grond [bleven] staan, terwijl heel Israël . . . overtrok”, zijn Jehovah’s gezalfde getuigen in de tegenwoordige tijd „standvastig” gebleven, „onwrikbaar, altijd volop te doen hebbend in het werk van de Heer”, terwijl velen daardoor in staat worden gesteld over te komen en redding te ontvangen. — Joz. 3:14-17; 1 Kor. 15:58.
16. Welk gedenkteken richtte Jozua toen op, en welke betekenis heeft dit in deze tijd?
16 Jozua vond Jehovah’s wonder zo belangrijk dat hij twaalf grote stenen uit de Jordaan nam en te Gilgal oprichtte als een getuigenis voor de verdere generaties van Israël. Bovendien richtte hij twaalf andere stenen in de rivierbedding op, waar de voeten van de priesters die de Ark hadden gedragen, hadden stilgestaan. De kolkende wateren van de Jordaan moesten daarna steeds voorbij die stenen der getuigenis stromen. Op overeenkomstige wijze kunnen de krachtig stromende wateren van de mensheid thans niet de wereldomvattende oordeelsbekendmaking die sinds het begin ervan in 1919 tot een crescendo is toegenomen, negeren. Bent u niet blij dat u thans een aandeel aan dat getuigenis mag hebben? Het wordt gegeven „opdat alle volken der aarde Jehovah’s hand kennen, dat die sterk is; opdat gij inderdaad Jehovah, uw God, voor altijd vreest”. — Joz. 4:14-24.
17. In welke toestand verkeert de wereld thans, zoals door Kanaän wordt afgebeeld?
17 Heeft Jehovah’s wonder echter tot gevolg gehad dat het hart van de Kanaänieten veranderde? Verre van dat! Indien hun „hart versmolt”, gebeurde dit alleen maar om in een nog hardere vorm gegoten te worden. De beschrijving van de Kanaänieten en hun praktijken in Leviticus 18:3, 21-27 en Deuteronomium 18:9-12 toont aan dat zij te diep in ontaarding waren weggezonken om ooit met een berouwvol hart tot Jehovah te kunnen terugkeren. Zij waren te ver afgeweken om de kracht van Jehovah’s geest te kennen. Het land kon alleen maar gereinigd worden door hen uit te roeien. In deze tijd ligt ook „de gehele wereld . . . in de macht van de goddeloze”, terwijl ze voortdurend nieuwe diepten van immoraliteit bereikt. „De dag van het oordeel en van de vernietiging der goddeloze mensen” is nabij! Satans gehele organisatie moet vergaan. — Joz. 5:1; 1 Joh. 5:19; 2 Petr. 3:7.
18. Welke reiniging was noodzakelijk, zowel in de oudheid als in deze tijd?
18 De oorlog die gevoerd moest worden om het Beloofde Land in bezit te nemen, was nabij! Eerst moest Gods volk echter gereinigd worden. De nieuwe generatie van Israël die in de wildernis was geboren, was niet besneden. Hun toestand bleef een smaad. Vandaar dat de manlijke leden van de gehele natie te Gilgal werden besneden, om de ’smaad van Egypte af te wentelen’ (Joz. 5:9). Ook in de hedendaagse tijd moest Jehovah’s volk de ’besnijdenis die van het hart is, door geest,’ ondergaan, hetgeen inhoudt dat zij zich volledig van de vuiligheid van Satans wereld reinigen en Jehovah exclusieve toewijding in zijn dienst schenken. Behoort u tot degenen die zich aan Jehovah hebben opgedragen en hem thans ijverig, uit een zuiver hart, dienen? — Rom. 2:29.
19. Wat is de profetische betekenis van de gebeurtenissen die tot de aanval op Jericho leidden?
19 Door welk een vreugde moet de viering van het eerste Pascha in het Land der Belofte zijn gekenmerkt! En toen Israël vervolgens de opbrengst van het land begon te eten hield het wonderbare manna, het voedsel dat zij veertig jaar lang hadden gehad, op. Ook in de tegenwoordige tijd is Jehovah’s volk, dat altijd waardering heeft gehad voor het slachtoffer van het „Lam Gods”, ertoe over gegaan vaster geestelijk voedsel te eten, ten einde een dieper inzicht in Jehovah’s grootse profetische Woord te verkrijgen. Zij zijn voor de geestelijke oorlogvoering gesterkt. Evenals de „vorst van het leger van Jehovah”, ongetwijfeld de Logos of het „Woord” (Joh. 1:1), verscheen om Jozua in dit opzicht te versterken, heeft Jehovah’s volk in deze tijd de versterkende verzekering uit Gods Heilige Schrift dat de verheerlijkte Christus bij hen is om hen in de theocratische oorlog voor te gaan. — Joz. 5:14, 15.
20. Welke vreemde oorlogsstrategie volgde Jozua, en waarom?
20 Nu wenden wij ons evenwel tot Jericho, een stad die achter massieve muren „goed afgesloten” was. Door vuur verschroeide ruïnes die tot de huidige dag zijn blijven bestaan, vertellen over de schier onneembare kracht van de stad. Louter een menselijk leger zou haar nooit door een snelle aanval kunnen innemen. Geen enkel menselijk leger heeft echter ooit een strategie gevolgd als die waartoe Jehovah nu opdracht gaf! Israël moest marcheren, alle krijgslieden. Zes dagen lang moesten zij een maal per dag om de stad heen trekken, terwijl priesters, trompetten en de ark van Jehovah in hun midden gingen en de priesters voortdurend op horens bliezen. Wat vreemd! En wat zullen de mensen op Jericho’s muren gelachen en gespot hebben! — Joz. 6:6-9.
21. Hoe gaat de moedige mars van Israël in vervulling?
21 Er was voor die Israëlieten moed voor nodig om in theocratische orde om die grote stad heen te trekken. En Jehovah’s getuigen in deze tijd hebben er moed voor nodig om rondom Babylon de Grote, met de christenheid als haar belangrijkste vesting, te blijven trekken en de oordeelsboodschap uit te bazuinen. Wij trekken echter steeds weer rond het gebied, waarbij wij smaad verachten en ons krachtig op Jehovah’s tegenwoordigheid in ons midden verlaten. De oordeelsboodschap is van God, en hierin wordt in duidelijke taal bekendgemaakt dat Satans organisatie van valse religie werkelijk „tot puinhopen [zal] instorten”. Alleen een „heilig zaad” dat de zuivere, ware aanbidding van Jehovah God bevordert, zal blijven bestaan. — Jes. 6:11-13.
22. Wat wordt door Israëls gehoorzaamheid aan Jozua’s gebod voorschaduwd?
22 Jozua had het volk het bevel gegeven: „Gij moogt niet schreeuwen, noch uw stem laten horen, en geen woord dient uit uw mond te komen tot de dag waarop ik tot u zeg: ’Schreeuwt!’ Dan moet gij schreeuwen” (Joz. 6:10). Evenzo bazuinen Jehovah’s getuigen in deze tegenwoordige tijd ijverig „dit goede nieuws” van Gods opgerichte koninkrijk uit, evenwel zonder zich in schreeuwerige krachtmetingen te storten of met de verstokte tegenstanders in de christenheid in een verhit debat te gaan. Dezen worden nu door een „grote kloof” van de ware aanbidders van God gescheiden (Luk. 16:26). Afzonderlijke personen met een eerlijk hart kunnen de Babylonische religie evenwel nog steeds ontvluchten. Zij moeten echter tot handelen overgaan, en dit moet vlug gebeuren, evenals Rachab en haar huisgezin dit hebben gedaan. — Zef. 2:3.
DE CLIMAX VAN DE MARS
23. (a) Waarom was de zevende dag ongewoon? (b) Hoe reageren Jehovah’s getuigen op de betekenis van de tijd, en met welke verzekering?
23 Wij leven thans in de zevende marsdag. Zou dit een dag kunnen zijn om zich „te verslapen” of om het met het oog op de afstand die moet worden afgelegd, kalm aan te doen? Verre van dat! Er was gedurende de zes dagen geen sabbat van rust geweest, en ook zou deze zevende dag geen sabbat zijn. Op deze dag „geschiedde het . . . dat zij vroeg opstonden, zodra de dageraad was opgeklommen”. Nu moesten zij op slechts één dag zeven keer rondom de stad marcheren! Denkt u zich eens in, deze laatste krachtsinspanning zou groter zijn dan die van alle voorgaande dagen bij elkaar! (Joz. 6:15) En worden wij in deze tijd, nu er minder dan zes jaar tot het einde van zesduizend jaar menselijke geschiedenis zijn overgebleven en nu alle profetische aanwijzingen te kennen geven dat de christenheid elk ogenblik van haar trotse grondvesten zal worden afgeschud, niet van ijver vervuld om zeven of meer keren rond ons gebied te gaan? De tijd is kort en de boodschap moet weerklinken! Er is geen tijd voor verslappende handen of wankelende knieën (Zef. 3:16, 17; Jes. 35:3, 4). Als wij ons helemaal in zijn dienst geven, kunnen wij het vertrouwen hebben dat Jehovah, de God die „noch moe noch mat” wordt, in ons midden zal zijn om ons te sterken, evenals de ark van Jehovah’s tegenwoordigheid in het midden van Jozua’s voorttrekkende leger was. Hij zal ons kracht blijven schenken naarmate de laatste mars aan intensiteit wint. — Jes. 40:28.
24. Hoe kunnen wij thans aan de opgevoerde activiteit van de „zevende dag” een aandeel hebben?
24 Grootse instrumenten om gedurende deze laatste mars ’op de horen te blazen’, zijn de tijdschriften De Wachttoren en Ontwaakt!, die nu een gecombineerde oplage hebben van ruim 11.700.000 exemplaren per uitgave, terwijl ze twee maal per maand in alle belangrijke talen van de aarde worden gepubliceerd. Kunt u uw aandeel in het verspreiden van deze tijdschriften vergroten naarmate het einde naderbij komt? En kunt u net zo ijverig als Rachab zijn door uw studiewerk uit te breiden, waarbij u een goed gebruik maakt van het boek De Waarheid die tot eeuwig leven leidt en andere studielectuur, te zamen met de bijbel, als het belangrijkste leerboek? Rachab heeft ongetwijfeld onmiddellijk opgemerkt dat de Israëlieten op de zevende dag hun marsactiviteiten opvoerden, als gevolg waarvan zij haar krachtsinspanningen om haar hele familie binnen te nodigen, zal hebben verdubbeld. Nu wij in deze tijd zo duidelijk de tekenen van de naderende vernietiging van de valse religie zien, dienen wij onze krachtsinspanningen eveneens te verdubbelen om zowel al onze familieleden als anderen die nog een deel van Gods aardse gezin kunnen worden, bijeen te brengen. — Ef. 3:14-16.
25. Wat vormde de climax van de overwinningsmars, en waarvan kunnen wij thans zeker zijn?
25 Rachabs familie was bijeengebracht. Toen de Israëlieten voor de zevende maal rond de stad trokken en hun mars bijna voltooid was, zwol het horengeschal tot het laatste crescendo aan. Nu gaf Jozua het bevel: „Schreeuwt, want Jehovah heeft u de stad gegeven” (Joz. 6:16). Toen het volk „een luide strijdkreet” aanhief, stortte de muur met donderend geraas tegen de vlakte, waarna Israël regelrecht de stad instormde om mens en dier aan de vernietiging prijs te geven. Alleen Rachab en haar familieleden kwamen levend door de slachting heen! Welke vorm de laatste overwinningskreet in de vervulling zal aannemen, weten wij nog niet. Ook weten wij niet wanneer deze zal worden aangeheven (Matth. 24:36-39). Wij kunnen er echter zeker van zijn dat het werk dat erin bestaat Gods oordelen bekend te maken en de bijbelse waarheid aan de zachtmoedigen te onderwijzen, voorspoedig zal zijn en tot de uiteindelijke climax zal toenemen. Wat een voorrecht zal het dan voor Gods volk zijn in die grootse overwinningsroep te delen en te zien hoe de hedendaagse citadel van valse religie instort en ten onder gaat, om nooit meer te voorschijn te komen! Evenals Jericho zal ze voor altijd vervloekt zijn. — Joz. 6:20, 26; 1 Kon. 16:34.
26. Welk vooruitzicht heeft de „grote schare” thans, en hoe werd dit afgebeeld?
26 Evenals degenen die uit Jericho’s vernietiging te voorschijn kwamen door geloof te oefenen in het „koord van scharlaken draad”, kunnen de overlevenden evenwel uitzien naar rijke zegeningen van eeuwig leven krachtens Christus’ loskoopoffer. Zij zullen als Gods begunstigde volk blijven ’wonen’, zoals door Rachab en haar huisgezin in de oudheid werd afgebeeld: „En Rachab, de prostituée, en het huisgezin van haar vader en allen die bij haar hoorden, heeft Jozua in het leven gehouden; en tot op deze dag woont zij in het midden van Israël, omdat zij de boden die Jozua had uitgezonden om Jericho te verspieden, had schuilgehouden.” Alle leden van de „grote schare” die samen met het overblijfsel van Christus’ broeders aan het grootse predikings- en onderwijzingswerk in deze hedendaagse oordeelsperiode deelnemen, kunnen eveneens verwachten Jehovah’s gunst te ontvangen. — Joz. 6:25.
27. Welke hoedanigheden dienen wij thans aan de dag te leggen, en in welke zegeningen als die van Rachab kan de „grote schare” zich verheugen?
27 O, mogen wij altijd dezelfde onvervalste hoedanigheid van geloof ten toon spreiden waardoor Jozua, geheel Israël en Rachab en haar gezinsleden in die veelbewogen tijd gekenmerkt werden! Een krachtig geloof, gepaard met gehoorzaamheid, had zijn beloning: „Door geloof stortten de muren van Jericho in nadat men er zeven dagen lang omheen getrokken was. Door geloof is Rachab, de hoer, niet vergaan met hen die ongehoorzaam handelden, omdat zij de verspieders in vrede had ontvangen” (Hebr. 11:30, 31). En Rachab ontving nóg een grootse beloning doordat Salmon — mogelijk een van de twee verspieders — haar tot vrouw nam, zodat zij hem Boaz baarde, iemand die tot de geslachtslijn behoorde welke tot het Beloofde Zaad leidde. Degenen die thans met een geloof als dat van Rachab dienst verrichten, genieten eveneens grootse voorrechten als gevolg van hun geestelijke omgang met degenen die zijn geroepen om door middel van „geloof in Christus Jezus” deel van het „zaad” uit te maken. — Gal. 3:26-29.
28. In welk met dringendheid gepaard gaande voorrecht kunnen ware christenen zich thans verheugen, en met welk vooruitzicht?
28 „Zo bewees Jehovah met Jozua te zijn, en zijn faam werd ruchtbaar over heel de aarde” (Joz. 6:27). Jehovah zal eveneens met het „Zaad”, Christus Jezus, zijn als hij strijdt om „Babylon de Grote”, met inbegrip van de christenheid en vervolgens de rest van het met Kanaän te vergelijken „zaad” ofte wel de organisatie van Satan, tot rechtvaardiging van Jehovah’s heilige naam omver te werpen. De ware christenen die thans op aarde leven, kunnen zich erover verheugen dat zij het met dringendheid gepaard gaande voorrecht genieten de stellige ondergang van Satans menigte bekend te maken en mensen met een eerlijk hart teder op de weg tot bescherming en redding te leiden. Moge Jehovah u sterken wanneer u gedurende de laatste „zeven maal” dat er rond het hedendaagse Jericho wordt getrokken, aan dit grootse werk deelneemt!
[Illustratie op blz. 53]
Jericho’s muren stortten in puin. Alleen Rachab en haar huisgezin bleven in leven door hun geloof in het „scharlaken koord”. Legt u thans net zo’n levenreddend geloof aan de dag?