Jehovah schenkt volledige sterkte in overvloed
„Wie op Jehovah hopen, zullen nieuwe kracht verkrijgen. Zij zullen opvaren met vleugelen als arenden. Zij zullen rennen en niet mat worden; zij zullen wandelen en niet moe worden.” — Jes. 40:31, NW.
1. Welke aangrijpende geschiedenis wordt hier besproken, en waar staat deze nauwkeurig opgetekend?
TOT de vele indrukwekkende geschiedenissen die in Jehovah’s Woord staan opgetekend, behoort die betreffende Simson. Door de eeuwen heen hebben de aangrijpende gebeurtenissen in Simsons veelbewogen leven de aandacht van jong en oud geboeid. De affaire van Simson en Delila is een van de grote „liefdesgeschiedenissen” der historie geworden en in variërende maten van nauwkeurigheid in lied en spel verteld en nog eens verteld. In de hoofdstukken 13 tot 16 van het bijbelboek Richteren lezen wij echter in nauwkeurige details het ware levensbericht van de sterkste man in de menselijke geschiedenis. En als wij dit met actie geladen verslag lezen, vragen wij ons wellicht af: Wat was de bron van Simsons grote kracht? Hoe trekken wij thans nut uit deze levensgeschiedenis?
2. Waarom werd de geschiedenis op schrift gesteld, en wat kunnen wij daaruit leren?
2 Sprekend over historische gebeurtenissen in het Israël uit de oudheid, verzekert Romeinen 15:4 ons: „Want alle dingen die eertijds werden geschreven, werden tot ons onderricht geschreven, opdat wij door middel van onze volharding en door middel van de vertroosting uit de Schriften hoop zouden hebben.” En daar wij onze hoop op God vestigen, zullen wij, evenals Simson, gaan beseffen dat het geheim van ware kracht alleen in Jehovah gevonden kan worden. „Hij geeft de vermoeide kracht, en degene zonder dynamische energie schenkt hij volledige sterkte in overvloed.” — Jes. 40:29, NW.
EXCLUSIEVE TOEWIJDING
3. Hoe zijn de betekenissen van Simsons naam toepasselijk?
3 Aan de naam Simson wordt doorgaans de volgende betekenis gegeven: „Zonnig; met de zon te vergelijken; zon-man”, maar anderen hechten er de betekenis aan van „Verwoester, vernietiger”. Beide betekenissen zijn zeer toepasselijk. Gedurende Simsons twintigjarige loopbaan als rechter in Israël, waarschijnlijk kort voor het begin van Sauls regering in 1117 v.G.T., bewees hij niet alleen als een „met de zon te vergelijken” redder in Israël maar ook als een verschrikkelijke verwoester van de onderdrukkende Filistijnen exclusief aan Jehovah toegewijd te zijn (Richt. 13:5; 16:30). Zijn werk was „irenisch” (vredelievend), omdat het Israël verkwikkende bevrijding bracht, en „polemisch” (strijdend), wat het voltrekken van Gods oordelen over zijn vijanden betreft.
4. Welk patroon zien wij in Jezus’ aardse bediening?
4 Dit patroon van een irenisch en polemisch werk is ook te zien in de toegewijde bediening van Jezus Christus toen hij op aarde was. Tot de zachtmoedigen zei Jezus: „Komt allen tot mij die zwoegt en zwaar beladen zijt, en ik zal u verkwikken.” En dat deed hij ook! Maar tot de goddeloze religieuze onderdrukkers van het volk riep hij uit: „Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars! want gij gelijkt op witgekalkte graven, die van buiten weliswaar mooi schijnen, maar van binnen vol doodsbeenderen en allerlei onreinheid zijn. Zo schijnt ook gij, van buiten weliswaar, rechtvaardig voor de mensen, maar van binnen zijt gij vol huichelarij en wetteloosheid. . . . Slangen, adderengebroed, hoe zult gij het oordeel van Gehenna ontvlieden?” — Matth. 11:28; 23:27-33.
5. Welke groep organiseerde Jezus op aarde, en voor welk doel?
5 De Heer Jezus Christus begon een machtig werk, bestaande in het geven van Koninkrijksgetuigenis. Juist voor dit doel organiseerde hij de christelijke gemeente op aarde als een „getrouwe en beleidvolle slaaf”, samengesteld uit toegewijde, gezalfde getuigen, en deze dient tot op heden als een door de Meester aangestelde „slaaf” om „diens huisknechten . . . te rechter tijd hun [geestelijk] voedsel te geven” (Matth. 24:45). Deze „slaaf”-organisatie van ware, toegewijde christenen, in het bijzonder het overblijfsel daarvan in de tegenwoordige tijd, werd goed voorgesteld door Simson uit de oudheid. Hoe dan wel?
6, 7. (a) Welke instructie gaf Jehovah aan Simsons moeder, en wat was daarbij betrokken? (b) Welk soortgelijke vereiste heeft Jehovah ware christenen opgelegd, en in welke omgeving zijn dezen opgegroeid?
6 Jehovah instrueerde Simsons moeder, nog voordat hij regelingen voor haar zwangerschap had getroffen, dat het kind dat geboren zou worden, vanaf zijn geboorte „tot den dag van zijn dood” een gewijde nazireeër moest zijn (Richt. 13:2-7). Dit vereiste dat Simson geheelonthouder was, zijn haar lang droeg en zich niet verontreinigde door een dood lichaam aan te raken (Num. 6:1-21). Toen Jehovah’s zo lang onvruchtbaar gebleven „vrouw” — zijn hemelse, universele organisatie — ten slotte geestelijke zonen voortbracht, werd van deze „slaaf”-klasse eveneens exclusieve toewijding geëist.
7 De Meester, Jezus Christus, verklaarde dat hij bij „het besluit van het samenstel van dingen” zijn toegewijde „slaaf” over „al zijn bezittingen”, zijn Koninkrijksbelangen op aarde, zou aanstellen (Matth. 24:47). Maar hij sprak ook over een namaakorganisatie van afvallige christenen — „onkruid” — dat door de Duivel zou worden gezaaid, en zei dat het zou trachten de ware, met tarwe te vergelijken christenen te verstikken. Zulk een gewas ziet men thans heel duidelijk in de ontwikkeling van de katholieke en protestantse religieuze stelsels van de christenheid, die Christus’ bijbelse onderwijzingen hebben vervangen door heidense filosofieën van het oude Babylon, Griekenland en Rome. Dit stelsel is op dezelfde wijze het rijk van Gods reine aanbidding binnengevallen als de Filistijnen het rijk van Gods volk in Simsons tijd binnenvielen. — Matth. 13:24-30.
8. Wat wordt erdoor afgebeeld dat Jehovah’s geest met Simson was?
8 Doch door de eeuwen heen groeiden er ook „tarwe”-christenen van de „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse op. Dezen waren net als de jonge Simson, over wie het verslag zegt: „Jehovah zegende hem voortdurend.” En, toen Simson de volwassen leeftijd bereikte, „begon Jehovah’s geest hem aan te drijven” (Richt. 13:24, 25, NW). Zo begon Jehovah ook in de tegenwoordige tijd weer „tarwe”-christenen bijeen te vergaderen en te organiseren als de „getrouwe en beleidvolle slaaf” onder hun Meester, Christus Jezus, om zijn wil in de „tijd van het einde” op aarde te laten geschieden. Nadat hij deze christenen op hun loyaliteit ten aanzien van fundamentele bijbelse waarheid had getoetst, legde hij zijn geest op hen waardoor zij ertoe werden aangezet een getuigeniswerk te verrichten dat een Simson-achtige geestelijke oorlogvoering tegen de goddeloze Filistijn-achtige organisatie van valse christenen met zich heeft gebracht.
9. Welke tijd kwam naderbij, en wat stond de „Simson”-klasse te wachten?
9 De tijd waarop de „Zoon des mensen”, Jezus Christus, alle wettelozen uit zijn koninkrijk zou bijeenzamelen om te worden vernietigd, en waarop de rechtvaardigen „helder . . . als de zon in het koninkrijk van hun Vader” zouden gaan schijnen, kwam snel naderbij (Matth. 13:36-43). Als voorbereiding hiervan had de „Simson”-klasse een werk te doen!
„TEGEN DE FILISTIJNEN”
10. (a) Waarom toonde Simson belangstelling voor de vrouw van Timna? (b) Hoe is dit heden ten dage in vervulling gegaan?
10 Simsons eerste heldendaden werden in verband met „een vrouw [te Timna], uit de dochters der Filistijnen”, verricht. Toen hij haar tot vrouw vroeg, kwamen zijn ouders hier terecht tegenop. Wat! Een Kanaänitische trouwen — een vrouw die onder Gods vloek van vernietiging stond? Maar Simson had niet werkelijk een huwelijk in gedachten. Veeleer was „dit van Jehovah . . ., dat hij een gelegenheid zocht tegen de Filistijnen” (Richt. 14:1-4, NW; Deut. 7:3, 4). Het schijnt ook „van Jehovah” te zijn geweest dat in de jaren 1879 tot 1919 „tarwe”-christenen zich vrij in de heidense kerkstelsels van de christenheid mengden, met de bedoeling oprechte personen die daarin verstrikt waren te zoeken en te bevrijden; net als Elía die zich onder de Baälsaanbidders van zijn tijd begaf om een gelegenheid te vinden Jehovah’s naam te rechtvaardigen (1 Kon. 18:17-40). The Watch Tower van 1894, bladzijde 140 en 141, moedigde hiertoe aan. En evenals Simsons ouders ten slotte met hem mee naar Timna gingen, schijnen ook Jehovah en zijn heilige engelen steun te hebben verleend aan zulk getuigeniswerk van de hedendaagse „getrouwe en beleidvolle slaaf”.
11. Wat wordt afgebeeld door de „jonge leeuw”, en in welk opzicht?
11 Wat volgde er? „Toen [Simson en zijn ouders] bij de wijnbergen van Timna gekomen waren, zie, een jonge leeuw kwam hem brullend tegemoet” (Richt. 14:5). In bijbelse symboliek wordt de leeuw gebruikt om zowel gerechtigheid als moed af te beelden (Ezech. 1:10; Openb. 4:6, 7; 5:5). Hier schijnt de „jonge leeuw” het protestantisme af te beelden, dat in het begin moedig opkwam tegen enkele misbruiken die door het katholicisme in naam van het christendom werden bedreven. Zo waren er bijvoorbeeld de vijfennegentig stellingen die Luther in 1517 G.T. aan de kerkdeur van Wittenberg spijkerde en die door The Encyclopædia Britannicaa werden beschreven als „vijfennegentig slagen met een voorhamer, gericht tegen het schandelijkste kerkelijke misbruik van die eeuw . . . de verkoop van aflaten”. Het protestantisme bleef echter in gebreke op leerstellig gebied schoon schip te maken en bleef vasthouden aan vele valse, babylonische leerstellingen die door het katholicisme in het afvallige christendom waren opgenomen. Het bleef zich schuilhouden in de wijnbergen van zijn eigen smaak, diep in „Filistijns” gebied.
12, 13. Welke hedendaagse parallel is er met Simsons strijd met de leeuw? Geef een voorbeeld.
12 Vanaf de tijd dat in 1879 de Watch Tower werd uitgegeven, betoonde de door de geest gedreven „getrouwe en beleidvolle slaaf” zich onomwonden een ondersteuner van de bijbelse waarheid. Dit bleek te veel voor de geestelijken van het protestantisme, die voldoende moed verzamelden om vanuit hun „schuilplaats” van valse leerstellingen toe te springen en luid tegen Jehovah’s getuigen te brullen en zelfs tot het verbranden van hun bijbelse lectuur aan te moedigen. Hoe verging het deze protestantse „leeuw” echter? „De Geest des HEREN greep [Simson] aan, zodat hij dien uiteenscheurde, zoals men een bokje uiteenscheurt — zonder dat hij iets in de hand had” (Richt. 14:6). De zegepraal van Jehovah’s „slaaf” over het protestantisme was vóór de Eerste Wereldoorlog net zo beslissend. Dit geschiedde door Gods geest.
13 Een krachtig voorbeeld hiervan was een serie debatten die in 1903 tussen de toenmalige president van het Wachttorengenootschap, C.T. Russell, en een geestelijke van Pittsburgh, Dr. E.L. Eaton, werd gehouden. Het resultaat was, dat niet alleen velen van Dr. Eatons gemeente hem verlieten en Jehovah’s getuigen werden, maar ook dat een aantal geestelijken de juistheid van het standpunt van The Watch Tower ten aanzien van fundamentele punten erkenden. Na het laatste debat, waarin broeder Russell duidelijk aantoonde dat „eeuwige pijniging” onschriftuurlijk is, zei zelfs een van deze geestelijken tot hem: „Ik ben blij te zien dat u de brandslang op de hel richt en het vuur uitblust.”
14. Hoe werd Simson verkwikt, en hoe is dit thans in vervulling gegaan?
14 Geestelijke oorlogvoering ten gunste van Gods waarheid en rechtvaardigheid heeft de hedendaagse Simsonklasse altijd grote vreugde bezorgd. Het doen van Gods wil is voedsel voor hen, en speciaal het deelnemen aan de rechtvaardiging van Jehovah’s naam tegenover zijn vijanden (Joh. 4:34). Toen Simson langs het leger van de leeuw terugkeerde en „van den weg afweek om naar den doden leeuw te zien, was er een bijenzwerm in het lichaam van den leeuw en ook honing. Hij haalde dien er uit, nam dien in zijn hand en ging al etende verder” (Richt. 14:8, 9). Tot op deze dag vindt de Simsonklasse zoet voedsel als zij overdenken hoe Jehovah hen in de theocratische oorlogvoering heeft gebruikt, zelfs om met zijn Woord der waarheid de protestantse „leeuw” aan de kaak te stellen en te verslaan. — Ef. 6:17; Ps. 77:12, 13 11, 12.
15, 16. (a) Wat gebeurde er in verband met Simsons raadsel? (b) Wat voorschaduwde dit?
15 Juist deze ’zoetigheid’ werd het brandpunt van Simsons eerste krachtmeting met de Filistijnen, die het gevolg was van het feit dat Simson het volgende raadsel opgaf: „Spijze ging uit van den eter, en zoetigheid van den sterke.” Niet in staat het antwoord binnen de voorgeschreven tijd te vinden, troggelden de Filistijnen dit op slinkse wijze, door tussenkomst van Simsons verloofde, af. Zij gaven hem dus het juiste antwoord door te zeggen: „Wat is zoeter dan honing, wat is sterker dan een leeuw?” Simson betaalde zijn schuld in verband met dit raadsel op de wijze die de Filistijnen verdienden, namelijk door er dertig van hen te doden en hun klederen aan hen „die het raadsel hadden opgelost” te overhandigen. — Richt. 14:10-20.
16 In de jaren 1879-1919 waren de godsdienstaanhangers van de christenheid niet in staat het geheim van de kracht van de kleine groep toegewijde getuigen van Jehovah te peilen. Zij konden de ’zoetigheid’ die Gods „slaaf” in het doen van zijn wil vond, niet doorgronden, en evenmin konden zij begrijpen hoe God door zijn geest in overvloedige mate volledige sterkte schenkt. Het geestelijk doden en aan de kaak stellen van valse godsdienstaanhangers duurde voort. En de geestelijken die in hun tegenstand tegen de Simsonklasse volhardden, ontvingen als het ware, extra „Filistijnse” klederen, die hen als „door de wol geverfde” aanhangers der valse religie identificeerden. „Simsons” gerechtvaardigde toorn „was ontbrand” en bereikte in 1917 een climax in de publicatie van het polemische boek: The Finished Mystery.
17. Wat beelden Simsons verdere heldendaden af?
17 Hoe staat het met Simsons verdere heldendaden? Zo was er zijn bovenmenselijke prestatie, driehonderd jakhalzen te vangen en met fakkels tussen hun staarten weg te zenden — om het staande koren, de geoogste garven, de wijngaarden en de olijfbossen van de Filistijnen te verbranden. Zo werd ook door de activiteit die Jehovah’s „slaaf” vóór de Eerste Wereldoorlog ontplooide, het zogenaamde „geestelijke” voedsel van de religies der christenheid ernstig verschroeid. Doordat het ’in brand werd gestoken’ en — door miljoenen vurige traktaten, brochures en boeken — werd verbrand, bewees het waardeloos te zijn. Er braken voor de christenheid dagen van honger aan, een „honger . . . om de woorden des HEREN te horen” (Amos 8:11). De Simsonklasse „sloeg” nu in Jehovah’s kracht de valse religieaanhangers „de ruggegraat stuk; een zware slag” en ontmaskerde hen. Het was een tijd voor agressieve geestelijke oorlogvoering. — Richt. 15:1-8.
18, 19. Wat wordt voorschaduwd doordat (a) Simson een schuilplaats zocht in de rotsspleet van Etam? (b) hij de Filistijnen met een kaakbeen doodde? en (c) hij bij de „Bron van den roepende” verkwikt werd?
18 Toen hij onder vijandelijke druk kwam, zocht Simson een schuilplaats in de rotsspleet van Etam. Zo heeft ook thans de Simsonklasse haar schuilplaats en troost gevonden in Jehovah, ’de rots van redding’. (Ps. 89:27 26; 144:1, 2). In Etam trachtten laffe mede-Israëlieten, judeeërs, Simson in de val te laten lopen en hem aan de vijand over te leveren. Maar toen zij dachten dat zij hem gebonden hadden, „greep de Geest des HEREN hem aan” zodat hij zijn banden stuk scheurde, en hij nam „een nog verse ezelskaak”, en sloeg duizend Filistijnen neer. Door een wonder van Jehovah doorstond die broze kaak het verpletteren van duizend dikke Filistijnse schedels! In de huidige tijd heeft Jehovah zijn getuigen eveneens geschraagd en kracht gegeven als zij zachtmoedig hun kaken gebruiken om zich tegen de valse religieaanhangers uit te spreken en andere zachtmoedigen te vertroosten. — Jes. 61:1, 2; 50:4.
19 Daar hij dorst had, riep Simson nu Jehovah aan, en God verschafte door een wonder een bron van stromend water. Daarom noemde men de plaats de „Bron van den roepende. Zij bevindt zich te Lechi tot op den huidigen dag”. Op dezelfde wijze heeft Jehovah thans, door middel van De Wachttoren en andere hulpmiddelen voor bijbelstudie, alsook door middel van gemeentevergaderingen, een overvloedige en nimmer falende voorziening getroffen, zodat zijn getuigen, die zich altijd „bewust zijn van hun geestelijke nood”, voortdurend tot verdere theocratische oorlogvoering aangespoord mogen worden. Wij doen er goed aan, steeds in ruime mate van deze voorziening gebruik te maken. — Richt. 15:9-19; Matth. 5:3, 6; Jes. 41:17, 18.
VAN GAZA NAAR HEBRON
20. Welke prestatie verrichtte Simson te Gaza, en door wiens kracht?
20 Eens ging Simson naar Gaza, een Filistijnse stad, en overnachtte in het huis van een prostituée. Gebeurde dit met een immorele bedoeling? Neen, want hij zocht wederom „een voorwendsel tegen de Filistijnen”. Dezen omsingelden hem nu en lagen bij de stadspoort op de loer. Gaza was vermaard om zijn dikke muren, die in latere jaren een uitdaging voor veroveraars vormden, zelfs voor een Alexander de Grote. Wat moeten de posten van de poort zwaar zijn geweest! Maar wonder boven wonder! „Te middernacht stond [Simson] op, greep de deuren van de stadspoort en de beide posten, rukte ze met grendel en al los, legde ze op zijn schouders en bracht ze naar den top van den berg, die tegenover Hebron ligt” (Richt. 16:1-3). Dat was een volle vierenzestig kilometer — uit vijandelijk gebied helemaal naar een bergtop in Juda, het land van Jehovah’s lofprijzing! Alleen Jehovah’s sterkende macht kon Simson voor zo’n geweldige prestatie sterken!
21. Hoe verwachtten de geestelijken Gods „slaaf” in de val te krijgen, maar waarmee hielden zij geen rekening?
21 Deze vernederende klap voor de Filistijnse trots heeft een parallel in onze tijd. Vanaf het eerste jaar dat in 1879 Zion’s Watch Towerb, het officiële tijdschrift van de „getrouwe en beleidvolle slaaf”, werd uitgegeven, heeft het constant het jaar 1914 aangekondigd als het tijdstip voor het einde van „de tijden der heidenen” en de oprichting van Gods koninkrijk door Christus (Luk. 21:24, SV). ’Laat ons tot 1914 op de loer liggen’, verklaarden de Filistijnse religieaanhangers, ’en als de voorspellingen van deze „bijbelonderzoekers” verkeerd blijken te zijn, hebben wij hen in de val!’ Maar zij rekenden buiten Jehovah’s vastberadenheid om de profetieën die hij lang van tevoren in zijn Woord had laten optekenen, te vervullen. — Jes. 46:9-11.
22. Wat gebeurde er in 1914, en hoe maakte een Newyorks nieuwsblad hiervan melding?
22 Precies op tijd, in de herfst van 1914, begon „het koninkrijk van onze God” onder zijn Christus in de hemel te regeren. Als zichtbaar bewijs daarvan ’ontstaken de natiën’ in hun eerste wereldoorlog „in gramschap” en begonnen andere smarten die „het besluit van het samenstel van dingen” kenmerken, de mensheid te kwellen, precies zoals Jehovah’s geest zijn toegewijde „slaaf” van tevoren had laten waarschuwen (Openb. 11:18). Een toonaangevend Newyorks nieuwsblad, The World, erkende dit in een lang artikel in zijn uitgave van 30 augustus 1914, waarin onder andere het volgende stond:
Het uitbreken van een verschrikkelijke oorlog in Europa heeft een buitengewone profetie in vervulling doen gaan. De afgelopen vijfentwintig jaar hebben de ’Internationale Bijbelonderzoekers’ [Jehovah’s getuigen] . . . de wereld . . . bekendgemaakt dat de Dag der Gramschap, waarover in de bijbel wordt geprofeteerd, in 1914 zou aanbreken. ’Ziet uit naar 1914!’ is de roep geweest van de honderden reizende evangelisten die als vertegenwoordigers van deze vreemde geloofsovertuiging het gehele land zijn doorgetrokken, de leer verkondigend dat ’het Koninkrijk Gods is nabijgekomen’. . . . En in 1914 breekt de oorlog uit, de oorlog die een ieder vreesde maar waarvan niemand had gedacht dat hij werkelijk zou kunnen komen.
23. Hoe werd de Simsonklasse gerechtvaardigd, en met welke lofprijzing tot Jehovah?
23 Aldus heeft de „getrouwe en beleidvolle slaaf” in Jehovah’s kracht de met een val te vergelijken poort van de vijand met stijlen en al uit haar funderingen gerukt en ver omhoog in het land van Jehovah’s lofprijzing gedragen. De Simsonklasse werd in het hooghouden van Jehovah’s Woord der profetie werkelijk gerechtvaardigd, en tot op deze dag wordt Jehovah, naarmate de bewijzen zich blijven opstapelen dat zijn koninkrijk door Christus in 1914 inderdaad werd opgericht en voor altijd zal blijven bestaan, steeds meer lof toegebracht! — Openb. 12:10, 12.
SIMSON EN DELILA
24. Wat werd door Simsons lange haar afgebeeld?
24 Bedenk dat Simson een nazireeër was. Zijn van God verkregen kracht hing af van zijn voortdurende onwankelbare toewijding aan Jehovah, en zijn lange haar was hiervan een symbool. Zijn kracht school in wat dat ongeschoren haar afbeeldde. Zo berust de kracht van Jehovah’s „slaaf” ook thans op zijn onwrikbare toewijding aan Jehovah. Zoals „lang haar” een man „tot oneer strekt”, moeten de leden van de Simsonklasse onbevreesd en zonder compromissen te sluiten, de smaad van de wereld blijven verduren terwijl zij hun rechtschapenheid jegens God handhaven. — 1 Kor. 11:14.
25, 26. (a) Wie was Delila en wie voorafschaduwde zij? (b) Hoe trachtte deze klasse Simson te beïnvloeden, maar met welk resultaat?
25 „Daarna vatte hij liefde op voor een vrouw in het dal Sorek, Delila genaamd” (Richt. 16:4). Wie was Delila? Haar naam betekent „Kwijnend” en het schijnt dat zij een Israëlitische was. De moderne geschiedenis van Jehovah’s getuigen openbaart een door de geest verwekte klasse als Delila. Dezen werden gekrenkt omdat zij in 1914 niet onmiddellijk werden weggerukt naar het koninkrijk der hemelen, en hun ijver verslapte. In de jaren 1917-1918 trachtten zij zich van de leiding van het Wachttorengenootschap meester te maken en met de moderne Filistijnen een compromis te forceren dat neerkwam op gematigdheid. Hoewel zij geen echte liefde voor de toegewijde Simsonklasse hadden, betuigde de Simsonklasse wél oprechte liefde jegens deze metgezellen, van wie de ’lampen bijna uitgingen’ (Matth. 25:8). Zij trachtten hen terug te winnen. Hiervan voordeel trekkend, probeerde de Delilaklasse door een reeks van toenaderingen de Simsonklasse met koorden van compromissen te binden, zodat zij aan de godsdienstaanhangers van de christenheid overgeleverd konden worden.
26 Deze voormalige geliefden wilden dat de toegewijde „Simson” de polemische uitspraken tegen de valse religie verzachtten. Zij wilden dat de godvrezende „bijbelonderzoekers” naar het pijpen dansten van de vaderlandslievende gevoelens met betrekking tot de Eerste Wereldoorlog, die thans door de godsdienstaanhangers van de christenheid aan beide zijden van de strijd fanatiek werd gesteund. „Simson” viel echter niet onmiddellijk aan de verlokkingen van „Delila” ten prooi. In haar uitgave van 15 april 1917 verklaarde The Watch Tower onomwonden: „Er is voor een christen geen middenweg. Hij kan de Heer trouw zijn . . . door slechts één handelwijze te volgen, namelijk te weigeren aan de oorlog deel te nemen.”
27. Hoe werd de rechtschapenheid van de Simsonklasse in gevaar gebracht, en in welke val liepen zij ten slotte?
27 De pogingen die Gods „slaaf” in het werk stelde om deze „minnares”-opstandelingen met zich te verzoenen, kunnen vergeleken worden met het feit dat Simson Delila toestond zijn haarvlechten — zo kostbaar als symbool van zijn toewijding — met de scheringdraad samen te weven. Zijn rechtschapenheid was in gevaar! En net als Simson op de knieën van de verraderlijke Delila sliep, heeft ook de verzoenende houding van de Simsonklasse jegens de kwijnende afvalligen ten slotte verzwakking en een begin van het sluiten van compromissen veroorzaakt. Dat de opgedragen getuigen in 1918 juist in zulk een val liepen, wordt aangetoond door een artikel dat in The Watch Tower van 1 juni van dat jaar verscheen. Dit sprak zich uit voor de „dag van gebed en smeking” die door de president van de Verenigde Staten voor 30 mei 1918 was afgekondigd, en hierin stond: „Laat er lofprijzing en dankzegging zijn aan God voor het beloofde glorierijke resultaat van de oorlog . . . en het veilig maken van de wereld voor de gewone mensen.”
28, 29. (a) Wat was het gevolg van het compromis dat de „slaaf” aanging? (b) Welke vragen worden er derhalve gesteld?
28 Wereldse compromissen hadden het verlies van Jehovah’s geest tot gevolg. Het haar van de Simsonklasse werd op symbolische wijze afgeschoren, en hun „kracht week” van hen. De Filistijnse godsdienstaanhangers slaagden erin Gods „slaaf” te grijpen. Zijn ogen waarmee hij Gods wil onderscheidde, staken zij uit, en „hij moest in de gevangenis den molen draaien”, ginds in Filistijns gebied. Voor korte tijd hield het moedig getuigenis afleggen door de „slaaf” omtrent Gods koninkrijk op. Religieuze druk bracht ook teweeg dat de tweede president van het Wachttorengenootschap en zeven andere verantwoordelijke broeders, op valse aanklachten gevangen werden genomen en tot straffen van maar liefst tachtig jaar ieder werden veroordeeld. De vijand zorgde dat het hoofdkwartier van het Genootschap in Brooklyn, New York, werd gesloten. Gedurende deze donkerste dagen van „Simsons” gevangenschap bleef The Watch Tower evenwel vanuit Pittsburgh, Pennsylvania, uitkomen en verspreidde, zij het zwak, een straaltje van troost en hoop. — Richt. 16:5-21.
29 Zou Jehovah zijn „slaaf” in deze gevangen toestand laten? Zou de Simsonklasse zich bewust worden van de reden van zijn toestand? Zou Jehovah zijn dienstknecht wederom met kracht bekleden voor theocratische activiteit? Dit zal uit het volgende artikel blijken.
[Voetnoten]
a Deel 17, onder „Luther”.
b Thans De Wachttoren.