’Van een zwakke toestand krachtig gemaakt’
1. Waarvan is Jehovah de Bron?
JEHOVAH is de ware Bron van leven en sterkte: „De HERE, die den hemel schiep en hem uitspande; die de aarde uitbreidde met alles wat daaruit ontsproot; die aan de mensen die daarop wonen, den adem gaf en den geest aan hen die daarop wandelen” (Jes. 42:5). En door zijn geest, ofte wel zijn werkzame kracht, sterkt Jehovah zijn dienstknechten op aarde als zij in tijd van nood tot hem roepen om leiding en hulp. — Ps. 34:9, 16 8, 15.
2. Wat wordt door het tot bezinning komen van Simson afgebeeld?
2 Ook in Simsons geval was dit zo. Nauwelijks hadden zijn vijanden hem van zijn kracht beroofd of hij kwam tot bezinning. Zijn fout beseffend, had hij berouw jegens zijn God en maakte hij zich gereed hem wederom als een toegewijde nazireeër te dienen. Dit gebeurde zonder uitstel. Zodra „zijn hoofdhaar afgeschoren was, begon het weer aan te groeien”. Terwijl zijn kracht terugkeerde, zocht hij opnieuw „een voorwendsel tegen de Filistijnen” (Richt. 16:22; 14:4). Op dezelfde wijze ervoer Gods „slaaf” vanaf 1919, vol berouw en vastbesloten Jehovah tot de dood te dienen, dat zijn kracht terugkeerde. De „levensgeest van God [voer] in hen, en zij gingen op hun voeten staan”, gereed voor duchtige activiteit in de „eindtijd”. — Openb. 11:8-12; Dan. 12:1-4.
3. Hoe werd thans een „volk . . . dat blind is” voortgebracht, en voor welk doel?
3 De tijd was aangebroken voor de vervulling van Jesaja 43:8, 10, 11: „Doet het volk uitgaan, dat blind is, al heeft het ook ogen . . . Gij zijt, luidt het woord des HEREN, mijn getuigen, en mijn knecht, dien Ik verkoren heb, opdat gij het weet en in Mij gelooft en inziet, dat Ik dezelfde ben; vóór Mij is er geen God geformeerd en na Mij zal er geen zijn. Ik, Ik ben de HERE, en buiten Mij is er geen Verlosser.” Hoewel Jehovah’s volk gedurende de jaren van de Eerste Wereldoorlog onder invloed van de valse godsdienstaanhangers tijdelijk was verblind, moest het thans uit de gevangenschap worden geleid ten einde op ondubbelzinnige wijze als Zijn getuigen te dienen. Als er al enige blindheid bleef bestaan, dan waren zij nu blind voor iets anders dan het doen van de wil van de Almachtige God. Zij waren besloten ’de dingen die achter hen lagen te vergeten’. — Fil. 3:13, 14.
4. Waarvoor loofden de feestvierende Filistijnen hun god?
4 De vorsten der Filistijnen kwamen bijeen om een groot offer aan hun visgod, Dagon, te brengen. Het zou een religieus feest zijn, zoals het feest dat ongeveer 600 jaar later door Belsazar in Babylon op touw werd gezet, toen hij de spot dreef met de heilige vaten uit Jehovah’s tempel (Dan. 5:1-4, 30). Maar bij het feestvieren van de Filistijnen werd Jehovah’s toegewijde dienstknecht, Simson, het middelpunt van spot en beschimping. „Zij zeiden: Onze God gaf Simson onzen vijand in onze macht. En toen het volk hem zag, loofden zij hun god, terwijl zij riepen: Onze god gaf onzen vijand in onze macht, den verwoester van ons land, die velen van ons gedood heeft.” — Richt. 16:23, 24.
5. Waarin verenigden zich de met Filistijnen te vergelijken geestelijken van thans?
5 O, de geestelijken der christenheid waren verrukt over de gevangenschap van Jehovah’s getuigen tijdens de laatste dagen van de Eerste Wereldoorlog! In de mening dat zij de Getuigen voorgoed tot zwijgen hadden gebracht, deden de geestelijken precies wat in Openbaring 11:10 was voorzegd: ’Zij verheugden zich over hen en waren vrolijk, en zonden elkaar geschenken.’ Zij gingen zich vermaken met Jehovah’s vertrapte „slaaf”. En sedertdien hebben de geestelijken der christenheid, en trouwens het hele wereldrijk van valse aanbidding, terwijl zij ermee voortgaan Jehovah’s getuigen met spot te overladen, zich in hun huis van valse aanbidding verzameld, komen in hun intergeloofbewegingen dichter tot elkaar en identificeren zich als anti-God en tegen Jehovah’s opgerichte koninkrijk onder Christus Jezus. Steeds zijn zij in hun gezamenlijke tegenstand tegen Jehovah’s getuigen verenigd.
6, 7. (a) Waarom werd Simson uit de gevangenis gehaald? (b) Welke regeling trof Jehovah in verband met zijn hedendaagse „slaaf”?
6 Toen de Filistijnen in hun afgodendienst voor Dagon zwelgden, en „in een vrolijke stemming gekomen waren, zeiden zij: Roept Simson om ons te vermaken. En zij lieten Simson uit de gevangenis halen en hij vermaakte hen”. — Richt. 16:25.
7 Jehovah leidde destijds, in Simsons dagen, de loop der gebeurtenissen. En eveneens door Jehovah’s regeling werd in 1919 zijn toegewijde „slaaf” uit religieuze gevangenschap geleid. De hedendaagse Filistijnen hadden, hoewel zij dit wellicht niet onmiddellijk beseft hebben, geen macht meer over Jehovah’s getuigen. Dezen kwamen te voorschijn om te dienen en te werken. Met ’weelderig groeiend’ symbolisch haar zijn zij de beschimpingen en schande waarmee zij door de geestelijke leiders overladen werden, blijven verdragen. Tot op dit jaar 1967 heeft de „getrouwe en beleidvolle slaaf”, het gezalfde overblijfsel van Jehovah’s getuigen, in Jehovah’s kracht trouw gediend en van zijn soevereiniteit getuigd, terwijl zij terzelfder tijd „zoals in een theater zowel aan smaadheden als verdrukkingen [werden] blootgesteld”. — Hebr. 10:33.
„TUSSEN DE ZUILEN”
8, 9. Wat wordt erdoor afgebeeld dat zij Simson tussen de zuilen plaatsten?
8 „Men gaf hem een plaats tussen de zuilen” — de voornaamste steunpilaren van het huis van Dagon. Dit moesten wel reusachtige pilaren zijn geweest dat er zo’n groot huis op kon rusten, en inderdaad hebben archeologische opgravingen in Gaza in recente jaren enorme stenen bases blootgelegd, die naast elkaar waren geplaatst en waarop de middenpilaren van juist zulk een Dagonhuis gerust kunnen hebben. — Richt. 16:25.
9 Sinds 1919 hebben de valse godsdienstaanhangers hun pogingen om met Jehovah’s getuigen de spot te drijven in verband met het feit dat zij hun rechtschapenheid jegens God handhaven, voortgezet. Zij trachtten hen vast te zetten tussen de voornaamste steunpilaren waarop het wereldrijk van valse religie, en speciaal de christenheid, hun hoop hebben gebouwd. Maar wat zijn de pilaren waarop de religieuze leiders voor steun van hun huis van valse religie vertrouwen?
10, 11. (a) Wat is de voornaamste kwestie die er sinds 1914 op aarde is gerezen? (b) Wat zijn enkele voorbeelden die aantonen dat dit zo is?
10 Speciaal sinds het jaar 1914, toen de christenheid de Eerste Wereldoorlog ontketende, is het nationalisme de voornaamste factor in de menselijke betrekkingen geworden. Over de gehele aarde heeft zich een onredelijk patriottisme, een fanatieke loyaliteit aan het land waarin men toevallig geboren is, verbreid. De grote religies hebben de vlammen van het nationalisme bereidwillig aangewakkerd en loyaliteit aan de natie boven loyaliteit aan de God en Schepper van de gehele mensheid gesteld. Zij hebben zelfs de wapens gezegend die voor de moedwillige afslachting van hun medereligieaanhangers in andere landen werden gebruikt. Zij hebben erop vertrouwd dat de politieke leiders, als tegenprestatie, hun religieuze huis op zijn plaats van macht over het volk zouden ondersteunen.
11 Een voorbeeld hiervan kan men vinden in het samengaan van de katholieke kerk met de dictator Mussolini, als gevolg waarvan het Vaticaan heel wat macht en autoriteit terugkreeg. Zo sloot het katholicisme ook een concordaat met Hitler en steunde zijn kruistocht ter verkrijging van de wereldheerschappij, zoals toen prelaten tijdens de conferentie van Duitse bisschoppen te Fulda, in augustus 1940, hun dank aan Hitler uitbrachten voor de „zegevierende voortgang en verdediging van het Duitse vaderland” door de Duitse troepen.a Ook de protestantse kerken hebben in het steunen van de twee wereldoorlogen en het beschikbaar stellen van veldpredikers om het moreel van de vechtende mannen aan weerszijden op te bouwen, helemaal dezelfde weg als de katholieke kerk bewandeld.
12, 13. (a) Op welke andere pilaar probeert het „huis” van de religie te steunen? (b) Welke bewijzen tonen aan dat het wereldrijk van valse religie op deze steun vertrouwt?
12 Maar is het nationalisme de enige steunpilaar waarin de valse religieaanhangers hun vertrouwen hebben gesteld? Behalve dit, en in rechtstreeks verzet tegen Gods koninkrijk onder Christus — Zijn instrument om de mensheid werkelijke vrede en voorspoed te brengen — heeft Satan een supranationaal lichaam voortgebracht. Het wordt in Openbaring 17:8, 11 beschreven als het ’vredesbeest’ dat voor het eerst tussen de twee wereldoorlogen verschijnt, tijdens de Tweede Wereldoorlog van het toneel verdwijnt, en daarna voor een tijd weer tot activiteit komt. Het is de thans niet meer bestaande Volkenbond, en zijn opvolger, de Verenigde Naties.
13 Bij de oprichting van de Volkenbond beschreef de protestantse tak van het wereldrijk van valse religie hem als „de politieke uitdrukking van Gods Koninkrijk op aarde”.b En hebben de hedendaagse religieaanhangers niet naar de opvolger van de Volkenbond, de Verenigde Naties, opgezien als een pilaar van hun hoop op het brengen van vrede en welvaart op deze aarde? Ter gelegenheid van het twintigste verjaarfeest van de Verenigde Naties werd door Associated Press van 27 juni 1965, uit San Francisco gemeld:
Zeven internationale leiders van religieuze geloofsovertuigingen met meer dan 2.000 miljoen leden over de gehele wereld sloegen heden onder één dak de handen gebedsvol ineen om het verzoek van de V.N. om wereldvrede te steunen. Paus Paulus VI zond vanuit Rome zijn zegen. Ze werd door een Syrische aartsbisschop naar de vergadering voor katholieken, protestanten, joden, hindoes, boeddhisten, moslims en oosters- (Grieks-) orthodoxe christenen overgebracht. . . . Rabbijn L. Jacobs . . . beschreef „de V.N. als de enige hoop voor duurzame vrede in een wereld die voor haar voortbestaan hiervan afhankelijk is”.
Het blijkt derhalve duidelijk dat de religieuze organisaties der wereld de Verenigde Naties als een pilaar van hun hoop op ’s mensen vooruitgang, ja zelfs van hun hoop op ’s mensen voortbestaan beschouwen.
14. Hoe beschouwt de paus van Rome de V.N.?
14 Dit werd onderstreept door de opmerkingen van Paus Paulus VI tijdens zijn bezoek aan de Verenigde Staten op 4 oktober 1965, toen hij de Verenigde Naties beschreef als „die grootste van alle internationale organisaties”. Vervolgens verklaarde hij:
De volkeren der aarde wenden zich tot de Verenigde Naties als de laatste hoop op vrede en eendracht. . . . Het gebouw dat gij hebt geconstrueerd moet nimmer falen; het moet vervolmaakt worden.
15, 16. Wat zegt Gods woord betreffende de toekomst van het nationalisme en van het V.N.-’vredesbeest’?
15 Hoe beschouwt Jehovah God echter de opkomst van het nationalisme en van de supranationale Verenigde Naties, die door de religieuze leiders van deze twintigste eeuw zo vurig is geprezen? Sprekend over de politieke „koningen” die de aarde in deze „tijd van het einde” regeren, verklaart Jehovah’s profeet: „Maar in de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten, dat in eeuwigheid niet zal te gronde gaan, en waarvan de heerschappij op geen ander volk meer zal overgaan: het zal al die koninkrijken verbrijzelen en daaraan een einde maken, maar zelf zal het bestaan in eeuwigheid” (Dan. 2:44). De nationalistische regeringen waarop de verschillende religieuze stelsels zich zozeer voor steun verlaten, zijn dus bestemd om door Gods hemelse koninkrijk verbrijzeld te worden.
16 Wat het V.N.-’vredesbeest’ betreft, Openbaring 17:5, 14-17 beschrijft hoe het door het Lam, Christus Jezus, overwonnen zal worden, nadat het het stelsel van wereldreligie, dat momenteel zo vurig zijn liefde eraan betuigt, heeft afgeworpen. Ja, de profetie geeft te kennen dat radicale machten binnen dat wereldlichaam, zijn „tien horens”, zich zowaar tegen het wereldrijk van valse religie, het ontuchtige „Babylon de Grote”, zullen keren. „Die zullen de hoer haten en zullen haar woest en naakt maken, en zij zullen haar vleesdelen opeten en zullen haar geheel met vuur verbranden. Want God heeft het hun in het hart gegeven zijn gedachte uit te voeren.” Tevergeefs stelt de wereldreligie haar vertrouwen in de Verenigde Naties als een steunpilaar voor haar voortbestaan.
„GEEF MIJ ALSTUBLIEFT NOG VOOR DEZE ENE KEER KRACHT”
17. Wat wordt erdoor voorschaduwd dat Simson zijn plaats innam?
17 Welk standpunt nemen Jehovah’s getuigen met betrekking tot deze geschilpunten in de wereld in? Laat ons naar het profetische drama terugkeren: „Toen zeide Simson tot den jongen die hem bij de hand hield: Laat mij los en laat mij de pilaren tasten, waarop het gebouw rust, om daartegen te kunnen leunen” (Richt. 16:26). Simson zocht wederom een voorwendsel tegen de Filistijnen. Evenzo hebben Jehovah’s getuigen van tegenwoordig middenin het geschil en in openlijke ondersteuning van Gods koninkrijk en Zijn soevereiniteit duidelijk hun standpunt ingenomen. Zij hebben het vertrouwen van de wereldse religieaanhangers in de nationalistische politiek en oorlogen, en in de onmachtige Volkenbond en Verenigde Naties aan de kaak gesteld.
18. Hoe begon de hedendaagse Simson tegen de „pilaren” te drukken?
18 Reeds op hun internationale congres in Cedar Point, in de Amerikaanse staat Ohio, in 1922, verklaarde Jehovah’s „slaaf”:
Dat alle thans bestaande organisaties der wereld het zichtbare deel van Satans rijk of organisatie vormen, en dat Satans rijk het nu moet verliezen tegen de opmars van de Koning der heerlijkheid; . . . Dat alle internationale conferenties en alle overeenkomsten of verdragen die eruit voortvloeien, met inbegrip van het Volkenbondsverdrag en alle soortgelijke verdragen, moeten falen, omdat God het zo heeft verordend; . . . Dat alle pogingen van de sektarische kerkorganisaties, hun geestelijken, hun leiders en hun bondgenoten om de orde der dingen op de aarde te bewaren en te herstellen en om vrede en welvaart te brengen, noodzakelijkerwijs moeten falen, omdat ze geen enkel deel vormen van het koninkrijk van de Messias. . . .
De huidige „Simson” begon in feite dus een polemische boodschap bekend te maken, waardoor „hij” zwaar tegen de „pilaren” aandrukte waarop Satans afgodische huis van religie steunde.
19. Wat beeldt de vergadering van de Filistijnen af?
19 Het bijbelverslag vervolgt: „Het gebouw nu was vol mannen en vrouwen; alle stadsvorsten der Filistijnen waren daar, en op het dak bevonden zich ongeveer drieduizend mannen en vrouwen, die naar het spel van Simson keken” (Richt. 16:27). Het was een compleet appel, waarop niemand ontbrak. En aldus maken tegenwoordig de wereldse religieuze leiders op volle getalsterkte — de geestelijken der christenheid vooraan — zich in hun „huis” van religie vrolijk over Jehovah’s getrouwe „slaaf”, het overblijfsel van zijn gezalfde getuigen. Hoe handelen dezen echter, terwijl zij tegenover de steeds toenemende smaadheden worden gesteld?
20. Welk gebed zond Simson op, en wat beeldde dit af?
20 „Nu riep Simson tot Jehovah en zei: ’Heer Jehovah, gedenk mij alstublieft, en geef mij alstublieft nog voor deze ene keer kracht, o gij de ware God, en laat mij wraak nemen op de Filistijnen met wraak voor een van mijn beide ogen’” (Richt. 16:28, NW). Simson zette het verlies van een van zijn ogen dus op rekening van zijn eigen gebrek aan waakzaamheid in de aangelegenheid met Delila. Wegens zijn oprechte berouw had Jehovah hem nu echter vergeving geschonken. Het verlies van zijn andere oog bracht hij de Filistijnen in rekening. En evenals Simson sprak het gezalfde overblijfsel van Jehovah’s getuigen, toen zij in 1919 van hun gevangenisboeien bevrijd werden, een vurig gebed tot Jehovah uit. Zij vroegen Jehovah om op machtige wijze door hem gebruikt te mogen worden in verband met de wraak die hij op de hedendaagse „Filistijnen” wegens hun aandeel aan het afschuwelijk verblinden van het onderscheidingsvermogen van Gods slaaf en de daaruit voortvloeiende smaad op Jehovah’s heilige naam, zou uitoefenen. Verhoorde Jehovah dat gebed? Op welk een wonderbaarlijke wijze heeft hij volledige sterkte overvloedig doen zijn!
21. Hoe vond Simson de dood?
21 „Daarop greep Simson de beide middelste zuilen, waarop het gebouw rustte, met zijn rechterhand tegen de ene steunende en met zijn linkerhand tegen de andere. En Simson zeide: Dat ik met de Filistijnen sterve. Toen boog hij zich met kracht, en het gebouw stortte in boven de stadsvorsten en boven al het volk, dat daarin was. De doden die hij in zijn sterven gedood heeft, waren talrijker dan die hij in zijn leven gedood had.” — Richt. 16:29, 30.
22. (a) Welke zekerheid heeft Jehovah zijn toegewijde „slaaf” aldus gegeven? (b) Voor het bekendmaken van welke boodschap geeft hij hen thans de kracht?
22 Wat een prachtige zekerheid wordt hierdoor gegeven dat Jehovah zijn toegewijde „slaaf” zal sterken, tot en met het einde van dit werk van vrede en strijd, dit irenische en polemische werk dat hij thans op aarde laat verrichten! Terwijl Satans demonische propaganda voortduurt en alle volken verzamelt om het fanatieke nationalisme en het V.N.-’vredesbeest’ te steunen, rust Jehovah’s geest op zijn „slaaf”, ten einde hem te machtigen het „jaar van het welbehagen des HEREN en een dag der wrake van onze God” bekend te maken (Jes. 61:2). Juist zulk een bekendmaking werd gedaan tijdens de „Rond-de-Wereld”-vergaderingen van Jehovah’s getuigen in 1963, toen in een resolutie, die door 454.977 personen in vierentwintig ver uiteenliggende steden werd aangenomen, onomwonden werd verklaard dat Satans organisatie „met een aardbeving van wereldberoering [wordt geconfronteerd] zoals ze nog nooit heeft gekend, en al haar politieke instellingen en haar religieuze Babylon tot verbrijzeling [zullen] worden geschokt”.
23. Op welke wijze hebben velen van het overblijfsel op Simson geleken?
23 Vele personen van het gezalfde overblijfsel beëindigen thans hun aardse loopbaan in getrouwheid. Evenals Simson uit de oudheid zijn zij tot het einde toe strijders voor Gods rechtvaardigheid en delen volledig in de rechtvaardiging van Jehovah’s grote naam. Zij verlangen niet naar hun pensioen, zoals de geestelijken der christenheid. In plaats daarvan bewijzen zij „getrouw . . . zelfs tot de dood” te zijn en daarom is voor hen de belofte zeker: „Gelukkig zijn de doden die van nu af aan in eendracht met de Heer sterven . . . want de dingen die zij gedaan hebben, gaan tegelijk met hen.” — Openb. 2:10; 14:13.
24. Hoe zal er een einde aan het „Simson”-werk komen, maar met welke zegen?
24 Als klasse verwacht Gods „slaaf” evenwel het einde van Satans samenstel te overleven. Doch er zal een einde aan hun werk van het bekendmaken van Jehovah’s oordelen komen als het huis van valse religie en alle andere delen van Satans organisatie „verwoest zijn” (Jes. 6:11). Even zeker als Simson in de betekenis die zijn naam suggereert — „Verwoester” — werd gerechtvaardigd, zo zal ook Jehovah zijn vernietigende oordelen die thans door zijn „slaaf” worden bekendgemaakt, over deze aarde brengen. En even zeker als Simsons rechterschap Israël redding bracht, zal ook de regering van Gods koninkrijk onder Christus „met de zon te vergelijken” zijn als de gehoorzame mensheid hierdoor algehele verlichting en eeuwige zegeningen ontvangt.c
VERTROUW OP JEHOVAH’S GEEST
25. Welke voortreffelijke aanmoediging vinden wij in het verslag van Simson?
25 Hoe prachtig Simsons lichaamsbouw ook moet zijn geweest, de ware bron van zijn sterkte lag niet in menselijke kracht, maar in de alles overwinnende geest van Jehovah God. Hebt u ooit gemeend dat de weg lang was en dat u het wel een poosje kalm aan zou kunnen doen, of zelfs ermee zou kunnen ophouden? Bedenk dat zelfs de ijverigste dienstknechten van Jehovah ontmoedigingen ondervinden, zoals Simson toen hij ontdekte dat zijn haar was afgeknipt, en toen hij blind werd gemaakt. Maar als wij in gebed tot Jehovah gaan, blijkt dan niet steeds weer dat hij ons doet overvloeien van nieuwe energie? De waarheid is zozeer een deel van onszelf geworden dat wij haar nimmer kunnen laten varen! En zo blijven wij dus jaar in, jaar uit „kracht verwerven in de eer en in de macht van zijn sterkte”. — Ef. 6:10.
26. Welke zegeningen zijn thans het gevolg van een toewijding zoals Simson had?
26 In Nieuw-Zeeland is een broeder die op zevenentachtigjarige leeftijd nog steeds als pionier dient, en zijn vrouw, een getrouwe pionierster, is zelfs nog een paar jaar ouder. In 1914 verkocht hij zijn zaak om zich ten minste nog enkele maanden in de „colporteur”-pioniersdienst te kunnen verheugen, voordat in de herfst van dat jaar de te verwachten ineenstorting zou komen. Hij vindt het prachtig om Jeremia 20:7 (KB) aan te halen: „Gij hebt mij misleid, Jahve, en ik heb mij laten misleiden.” Want hoewel hij had verwacht dat zijn pioniersdienst op aarde slechts van korte duur zou zijn, heeft deze zich meer dan vijftig lonende jaren, met beproevingen en beschimpingen, uitgestrekt. En volgens de laatste berichten heeft hij nog steeds de nodige „kracht”, evenals Simson. Zou hij het anders gewild hebben? Neen! Bovendien moedigt hij jonge mensen aan er dezelfde zienswijze op na te houden die hij destijds in 1914 had. Buit de schitterende gelegenheid om het goede nieuws als pionier te prediken NU uit! En of de resterende tijd nu lang of kort is, Jehovah’s versterkende geest zal stellig talloze zegeningen met zich brengen.
27. Welke onweerstaanbare kracht oefent Jehovah’s Woord uit?
27 Evenals velen van Gods volk thans, maakte ook de profeet Jeremia met het verstrijken der jaren zware beproevingen mee en werd zelfs „tot een bespotting . . . den gansen dag”. Vindt u na verloop van jaren uw gebied soms ook onverschillig? Jeremia probeerde er zelfs mee op te houden in Jehovah’s naam te spreken, maar toen oefende „het woord des HEREN” onweerstaanbare kracht uit doordat het hem tot verdere moedige activiteit bewoog. „Dan werd het in mijn hart als brandend vuur, opgesloten in mijn gebeente; wel matte ik mij af om het in te houden, maar ik kon het niet” (Jer. 20:7-9). Voor Jehovah’s naam en de rechtvaardiging daarvan bleef hij ijverig en in rechtschapenheid dienen.
28. Zal de Simsonklasse nog weer zwak worden? Waarom?
28 Evenzo is Jehovah’s volk thans „een theatraal schouwspel geworden voor de wereld” (1 Kor. 4:9). Ogen, die gereed zijn om te kritiseren, slaan Jehovah’s „slaaf” voortdurend gade om te zien of er sprake is van enige verzwakking, of „kreupelheid”, om maar een aanleiding tegen hen te kunnen vinden. Zullen zij echter ooit weer succes hebben tegen Jehovah’s getuigen? Sedert 1919 heeft de „getrouwe en beleidvolle slaaf” met een nadrukkelijk Nooit! geantwoord. Vergezeld van een miljoen medeaanbidders, kan de „slaaf” dezelfde vurige verklaring afleggen als Jeremia deed: „Maar de HERE is met mij als een geweldig held; daarom zullen mijn vervolgers struikelen en niets vermogen. . . . Ja, de HERE der heerscharen is een rechtvaardige toetser, die nieren en hart doorziet; ik zal uw wraak op hen zien, want op U heb ik mijn rechtszaak gewenteld” (Jer. 20:11, 12). Met hetzelfde vertrouwen als dat van Jeremia, Simson en andere getrouwe mannen uit de oudheid wentelen Jehovah’s getuigen thans hun rechtszaak op Jehovah.
29. In welk verslag is Simson opgenomen, en welke aanmoediging vinden wij hierin?
29 Simson staat in Hebreeën hoofdstuk elf vermeld onder die mannen van geloof uit de oudheid, die „rechtvaardigheid bewerkten, beloften verkregen, de muilen van leeuwen toestopten, de kracht van het vuur stuitten, aan de scherpte van het zwaard ontkwamen, van een zwakke toestand krachtig werden gemaakt” (11 Verzen 32-34). Hij is daarom inbegrepen bij die „grote wolk van getuigen” wier dappere daden zijn opgetekend als aanmoediging voor ons om „met volharding de ons voorgestelde wedloop [te] lopen”. — Hebr. 12:1.
30. (a) Waarom dienen wij te blijven volharden? (b) Voor welk werk zullen wij toewijding tonen?
30 Laten wij dus volharden in het bekendmaken van Gods koninkrijk onder Christus als ’s mensen zekere hoop op vrede, en op eeuwig leven. De dag waarop men de nationalistische politieke machten en dat supranationale lichaam, de Verenigde Naties, met de „Filistijnse” religie in botsing zal zien, komt snel naderbij. De steunpilaren van het „huis” van valse religie zullen het begeven, precies zoals Jehovah zijn „slaaf” de jaren door heeft laten bekendmaken. Satans grote organisatie op aarde zal ineenstorten en vernietigd worden, eerst haar religieuze „bouwwerk” en dan de politieke machten ervan. Hoewel wij te midden van de stijgende crisis, waarbij alle volken der aarde betrokken zijn, aan smaadheden blootgesteld zullen blijven, zullen wij alles in het werk stellen om Jehovah’s polemische oordelen bekend te maken en het irenische werk te verrichten dat de redding van ’zowel onszelf als hen die naar ons luisteren’ tot gevolg zal hebben. — 1 Tim. 4:16.
31. Welk vertrouwen hebben wij en wat zullen wij tot het einde toe vastbesloten zijn te doen?
31 Mogen wij dus voorwaarts dringen naar de prijs van eeuwig leven in Jehovah’s nieuwe ordening, erop vertrouwend dat zijn geest de „getrouwe en beleidvolle slaaf”, alsmede de honderdduizenden leden van de „grote schare” die in steeds groter getale naar voren komen om aan dit grootse werk deel te nemen, zal blijven ondersteunen! En mogen wij, terwijl wij allen de actuele boodschap van het profetische drama van Simson ter harte nemen, ook vastbesloten zijn nauwgezet Paulus’ raad op te volgen: „Blijft wakker, staat vast in het geloof, gedraagt u als mannen, wordt machtig.” — 1 Kor. 16:13.
[Voetnoten]
a Philadelphia Record van 28 augustus 1940.
b Verklaring door de Federale Raad van Kerken van Christus in Amerika op 12 december 1918.
c Zie voor verdere passende details betreffende de geschiedenis van Simson de serie hoofdartikelen hierover in de uitgaven van De Wachttoren van februari tot en met mei 1936.